Directie Directe Belastingen 

 

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
 
 

 

   

Datum
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
15 mei 2008
24 april 2008
DB 2008-00256 M
   
Onderwerp
Vragen van het lid Koser Kaya (D66) over het aftrekken van premies voor verzekeringen die bij buitenlandse verzekeraars worden afgesloten

 

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Koser Kaya (D66) over het aftrekken van premies voor verzekeringen die bij buitenlandse verzekeraars worden afgesloten.

De staatssecretaris van Financiën,

 

mr.drs. J.C. de Jager

Antwoorden naar aanleiding van schriftelijke vragen van het lid Koser Kaya (D66) over het aftrekken van premies voor verzekeringen die bij buitenlandse verzekeraars worden afgesloten (ingezonden 24 april 2008).

1 Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechtbank in Breda van 12 maart 2008 [1]?

2 Deelt u het oordeel van de rechtbank dat Nederlanders op basis van de artikelen 124 en 126 van de Wet inkomstenbelasting 2001 geen premies mogen aftrekken voor bepaalde verzekeringen die bij buitenlandse verzekeraars worden afgesloten terwijl die premies wel aftrekbaar zijn als het gaat om verzekeringen die bij een Nederlandse verzekeraar worden afgesloten?

3 Deelt u het oordeel van de rechtbank dat deze aftrekbeperking in strijd is met het EU-recht omdat inwoners van Nederland ervan worden weerhouden om verzekeringen af te sluiten bij verzekeraars die niet in Nederland zijn gevestigd en niet-Nederlandse verzekeraars ervan worden weerhouden om hun diensten op de Nederlandse markt aan te bieden?

4 Bent u bereid de Wet inkomstenbelasting 2001 op dit punt aan te passen? Zo neen, waarom niet?

Vragen 1 tot en met 4
Gevraagd wordt om een reactie op de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 maart 2008, LJN: BC9159. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigering om premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering die zijn betaald aan een in een andere EU-lidstaat gevestigde verzekeraar in aftrek toe te laten, strijdig is met de in artikel 49 van het EU-verdrag neergelegde vrijheid van dienstenverkeer.
Ik wil in dit verband wijzen op artikel 3.126, eerste lid, aanhef en onderdeel d, Wet inkomstenbelasting 2001, op grond waarvan ook niet in Nederland gevestigde pensioenfondsen of lichamen die bevoegd het verzekeringsbedrijf uitoefenen, door de minister van Financiën als toegelaten aanbieder kunnen worden aangewezen. De inspecteur heeft tegen genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld. Ik wacht de uitkomst van die procedure verder af.

-----------------------------------
[1] LJ-Nummer BC9159.