Inkomstenbelasting. Vragen en antwoorden inzake Hoofdstuk 2, artikel I, onderdelen AK, AKa en AKaa van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. Overgangsrecht rente-inkomsten. Lopende termijnen

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 23 oktober 2003, nr. CPP2003/2146M

De directeur–generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.


Inleiding

Aan mij zijn vragen voorgelegd over de toepassing van Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AK, AKa en AKaa van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. De vragen en antwoorden zijn hierna opgenomen.


Onderdeel 1: Rente uit bepaalde erfrechtelijke overbedelingsvorderingen

Vraag 1.1
De erflater is in 1998 overleden. Hij heeft in zijn (ouderlijke boedelverdeling) testament zowel zijn achtergelaten echtgenote als zijn kinderen aangewezen als erfgenaam. Bij de verdeling van de nalatenschap zijn alle goederen van de nalatenschap toebedeeld aan de achtergelaten echtgenote onder de verplichting alle schulden van de nalatenschap voor haar rekening te nemen. Daartegenover hebben de kinderen een vordering op haar verkregen wegens overbedeling. Deze overbedelingsvordering is opeisbaar bij overlijden van de achtergelaten echtgenote of bij overige in het wettelijke erfrecht geregelde opeisbaarheidsgronden (zoals hertrouwen). De achtergelaten echtgenote is enkelvoudige rente verschuldigd over de overbedelingsvordering. De rente is ook pas opeisbaar in de hiervoor genoemde situaties.

Op peildatum 1 januari 2001 bestond de vordering van de kinderen uit een hoofdsom en een bedrag aan enkelvoudige rente. Het bedrag aan enkelvoudige rente heeft betrekking op de jaren 1998 tot en met 2000.

De achtergelaten echtgenote is in december 2001 hertrouwd. Om die reden heeft zij in 2001 de overbedelingsvordering en de daarover verschuldigde rente aan de kinderen afgelost.

Is het door de kinderen in 2001 ontvangen bedrag aan enkelvoudige rente over de jaren 1998 tot en met 2000 belast als inkomen uit werk en woning in box 1 (Artikel I, onderdeel AKa, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001)?

Antwoord 1.1
Ja, het door de kinderen in 2001 ontvangen bedrag aan enkelvoudige rente over de jaren 1998 tot en met 2000 is belast als inkomen uit werk en woning in box 1.

Op 31 december 2000 gerijpte maar nog niet genoten rente wordt belast als inkomen uit werk en woning in box 1 in het jaar waarin de rente wordt genoten volgens de bepalingen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKa, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001).

Deze regeling geldt niet voor (lopende) rentetermijnen van bepaalde erfrechtelijke overbedelingsvorderingen (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKa, derde lid juncto onderdeel AK, vierde lid). Bij deze overbedelingsvorderingen is namelijk vaak sprake van rente die pas opeisbaar is (gelijktijdig met de hoofdsom) bij overlijden van de achtergelaten echtgenoot.

De genoten rente is niet belast als inkomen uit werk en woning in box 1 voorzover aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de (lopende) rentetermijn is ontstaan door de verdeling van de nalatenschap,
- de (lopende) rentetermijn is ontstaan door een overbedeling,
- de rente pas na het overlijden van de schuldenaar door verrekening met de rente van de corresponderende schuld, in aanmerking wordt genomen,
- de rente niet tot vermindering van het inkomen uit werk en woning dan wel inkomen uit aanmerkelijk belang heeft geleid,
- zowel de schuldeiser als schuldenaar binnenlands belastingplichtige is.

Uit deze voorwaarden volgt onder meer dat op het moment van verrekening de genieter van de rente zowel schuldeiser als schuldenaar moet zijn van de geldvordering. Dit is niet het geval als de rente, zoals hier, vóór het overlijden van de overgebleven echtgenoot wordt betaald. Deze rentebetalingen vallen dus niet onder de uitzondering van het vierde lid, onderdeel AK en derde lid, onderdeel AKa van Hoofdstuk 2, artikel I van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001.

Vraag 1.2
Bij het overlijden van hun ouder in 1998 zijn de twee kinderen krachtens testament als erfgenaam benoemd, ieder voor gelijke delen. Aan de langstlevende ouder is krachtens testament een keuzelegaat tegen inbreng van de waarde toegekend. Op basis daarvan heeft de langstlevende ouder vervolgens alle goederen uit de nalatenschap verkregen. De langstlevende ouder was daarbij verplicht om de waarde van die goederen weer in te brengen in de nalatenschap. Het bedrag van de waarde is de langstlevende ouder schuldig gebleven aan de nalatenschap. Over de inbrengschuld is enkelvoudige rente verschuldigd die pas opeisbaar is bij overlijden van de langstlevende ouder.

In 2002 is de langstlevende ouder overleden. Ook de langstlevende ouder heeft de twee kinderen krachtens testament als enig erfgenaam benoemd voor gelijke delen. Daardoor zijn de kinderen zowel schuldeiser als schuldenaar geworden van de door de uitoefening van het keuzelegaat ontstane inbrengschuld en de opeisbaar geworden rente. De rentevordering en renteschuld zijn vervolgens door verrekening teniet gegaan.

Is de in 2002 verrekende rente voorzover deze betrekking heeft op de periode tot en met 31 december 2000, bij de kinderen van de overleden ouders belast als inkomen uit werk en woning?

Antwoord 1.2
Ja, de in 2002 verrekende rente voorzover deze betrekking heeft op de periode tot en met 31 december 2000, is bij de kinderen van de overleden ouders belast als inkomen uit werk en woning.

Op 31 december 2000 gerijpte maar nog niet genoten rente wordt belast als inkomen uit werk en woning in box 1 in het jaar waarin de rente wordt genoten volgens de bepalingen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKa, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001).

Deze overgangsbepaling geldt niet voor (lopende) rentetermijnen van bepaalde erfrechtelijke overbedelingsvorderingen (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKa, derde lid juncto onderdeel AK, vierde lid). Bij deze overbedelingsvorderingen is namelijk vaak sprake van rente die pas opeisbaar is (gelijktijdig met de hoofdsom) bij overlijden van de achtergelaten echtgenoot c.q. langstlevende ouder.

De genoten rente is niet belast als inkomen uit werk en woning in box 1 voorzover aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden zijn hiervoor bij antwoord 1.1 opgenomen.

Uit deze voorwaarden volgt onder meer dat de rentetermijn moet zijn ontstaan door de verdeling van de nalatenschap. In de hier beschreven situatie is de rentetermijn echter niet ontstaan door een verdeling van de nalatenschap, maar door de uitoefening van een keuzelegaat. Door de uitoefening van het keuzelegaat is de nalatenschap in stand gebleven, alleen bestond deze dan niet meer uit alle goederen maar uit de inbrengschuld. Er zijn dus ook geen overbedeling c.q. onderverdelingsschulden ontstaan.

Rente die samenhangt met inbrengschulden uit een keuzelegaat valt dus niet onder de hiervoor genoemde uitzondering.


Onderdeel 2: Rente uit een kapitaalverzekering

Vraag 2.1
Belastingplichtige A heeft een kapitaalverzekering die in 2001 wordt afgekocht. In de uitkering die hij terzake van de afkoop ontvangt zit een rentebestanddeel dat betrekking heeft op de periode tot en met 31 december 2000.

Is het rentebestanddeel in de uitkering uit de kapitaalverzekering in 2001 op grond van artikel AK van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 belast als inkomen uit werk en woning in box 1?

Antwoord 2.1
Nee, het rentebestanddeel in de uitkering uit de kapitaalverzekering is in 2001 niet op grond van artikel AK van de Invoeringswet inkomstenbelasting 2001 belast als inkomen uit werk en woning in box 1.

Onderdeel AK van Hoofdstuk 2, artikel I van de Invoeringswet inkomstenbelasting 2001 is van toepassing op “renten van schuldvorderingen”. Een kapitaalverzekering is niet aan te merken als een schuldvordering in de zin van die bepaling. Voor de belastingheffing over het rentebestanddeel in een uitkering uit een kapitaalverzekering, zijn de onderdelen AL en AM van Hoofdstuk 2, artikel I van de Invoeringswet inkomstenbelasting 2001 van belang.


Onderdeel 3: Moratoire interest en heffingsrente

Vraag 3.1
Een werknemer heeft in november 2001 een nabetaling van salaris ontvangen vanwege een te lage functie-inschaling in 1997 en 1998. In de nabetaling zat een bedrag van Euro 1.110 aan wettelijke rente (zogenoemde moratoire interest).

De nabetaling vloeit voort uit een uitspraak van de rechter die in april 2001 is gewezen. Op 31 december 2000 stond het bestaan van de loonvordering dus nog niet vast.

Is een deel van de rente belast als inkomen uit werk en woning (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdelen AK en AKa Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001)?

Antwoord 3.1
Nee, de ontvangen rente is niet belast als inkomen uit werk en woning in 2001.

Als op 31 december 2000 het bestaan van de loonvordering nog niet vast staat, kan op die datum geen sprake zijn van een gerijpte rentetermijn in de zin van onderdeel AKa Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. In dat geval is evenmin sprake van een lopende rentetermijn in de zin van onderdeel AK Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001.
Alleen wanneer de uitspraak van de rechter waaruit de loonvordering en de rente voortvloeien vóór 1 januari 2001 vast staat, is een deel van de rente belast als inkomen uit werk en woning. In dat geval is namelijk wel sprake van een rentetermijn die op 31 december 2000 gerijpt is, maar nog niet genoten. De rente die betrekking heeft op tijdvakken die op of vóór 31 december 2000 zijn geëindigd, is dan in 2001 belast als inkomen uit werk en woning (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKa Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001).

Vraag 3.2
Een belastingplichtige ontvangt in 2001 heffingsrente. Een deel van die rente heeft betrekking op de periode tot 1 januari 2001.

De aanslag waaruit de heffingsrente voortvloeit, is opgelegd na 31 december 2000. Op 31 december 2000 stond de aanslag dus nog niet onherroepelijk vast.

Is een deel van de heffingsrente in 2001 belast als inkomen uit werk en woning (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AK en AKa Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001)?

Antwoord 3.2
Nee, de heffingsrente is in 2001 niet belast als inkomen uit werk en woning.

Als op 31 december 2000 de aanslag nog niet onherroepelijk vast staat, kan op die datum geen sprake zijn van een gerijpte rentetermijn in de zin van Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKa Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001. In dat geval is evenmin sprake van een lopende rentetermijn in de zin van onderdeel AK Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001.

Alleen wanneer de aanslag waaruit de heffingsrente voortvloeit vóór 1 januari 2001 is opgelegd, is een deel van de heffingsrente belast. In dat geval is namelijk sprake van een rentetermijn die op 31 december 2000 is gerijpt maar nog niet genoten. De rente die betrekking heeft op tijdvakken die op of vóór 31 december 2000 zijn geëindigd, is dan belast als inkomen uit werk en woning (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AKa Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001).