Loonheffingen. Werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven en beleidsbesluiten
Besluit van 28-10-2005, nr. CPP2005/1795M, Stcrt. nr. 228
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van besluiten over de werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen. Een nieuw element is dat een werknemer kan blijven deelnemen aan een spaarloonregeling als hij een andere werkgever krijgt als gevolg van een fusie, overname, splitsing of rechtsvormwijziging.
1. Inleiding
Dit besluit is een actualisering van het gepubliceerde beleid – voor zover nog van belang - op het gebied van de werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen aan de wet- en regelgeving per 1 januari 2006. Het betreft de besluiten van:
- 17 maart 1992, nr. DB92/1518;
- 18 maart 1992, nr.
DB92/1519;
- 8 april 1994, nr.
DB94/1119M;
- 21 juni 1996, nr.
DON-LB6/72;
- 11 augustus 1997,
nr. DON-LB7/455;
- 13 januari 2000,
nr. DB99/3213;
- 7 september 2001,
nr. CPP2001/923M;
- 10 oktober 2003,
nr. CPP2003/906M;
- 23 oktober 2003,
nr. CPP2003/2058M;
- 3 februari 2005,
nr. CPP2005/197M.
De onderdelen die hun belang hebben verloren zijn niet meer opgenomen, zoals het beleid over de premiespaarregeling die met ingang van 2003 is vervallen. Ook de onderdelen die inmiddels wettelijk zijn geregeld zijn vervallen. Dit besluit bevat als nieuw element dat een werknemer kan blijven deelnemen aan een spaarloonregeling als hij een andere werkgever krijgt als gevolg van een fusie, overname, splitsing of rechtsvormwijziging. Dit geldt niet voor overige wisselingen van werkgever (zie onderdeel 7).
De Voorzitter Raad van Bestuur Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft mij gelet op de inwerkingtreding per 1 januari 2005 van onderdeel 7 van dit besluit meegedeeld dat dit onderdeel ook van toepassing is voor de premieheffing werknemersverzekeringen.
Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen
loonheffing: loonbelasting/premie
volksverzekeringen
loonheffingen: loonheffing, premies werknemersverzekeringen en (met ingang van
1 januari 2006) de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet
werkgever: inhoudingsplichtige voor de loonheffingen
Wet LB: Wet op de loonbelasting 1964
URWW: Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Dienstbetrekking
2.1. Afrekening na beëindiging dienstbetrekking
3. Het 75%-criterium
3.1. Onderscheid tussen categorieën werknemers
3.2. Min of meer incidentele werkzaamheden
4. Spaarloon vergeten
4.1. Werkgever stort het spaarloon in een volgend jaar op de spaarloonrekening
5. Eigen woning
5.1. Aankoop eigen woning en overlijden werknemer
5.2. Termijn opnemen spaarloon
5.3. Maximale bedrag waarvoor de werknemer het spaarloon kan besteden ter verwerving
van de eigen woning
5.4. Begrip verwerving eigen woning
5.5. Boedelscheiding
6. Effecten
6.1. Fonds voor gemene rekening
7. Wettelijke peildatum per 1 januari 2005
7.1. Wisseling van inhoudingsplichtige door fusie, overname van een onderneming,
een splitsing of een rechtsvormwijziging
7.2. Wisseling van inhoudingsplichtige in overige gevallen
8. Inwerkingtreding en intrekking besluiten
2. Dienstbetrekking
2.1. Afrekening na beëindiging dienstbetrekking
Vraag
Een
werknemer beëindigt zijn arbeidsovereenkomst per 1 juni. Hij geniet op
17 juli zijn eindafrekening. Hierop komen onder andere de volgende elementen
voor: vakantiegeld, niet opgenomen vrije dagen en provisie. Kunnen deze looncomponenten
nog worden aangemerkt als spaarloon?
Antwoord
Ja. Artikel 14, tweede lid, van de URWW bepaalt dat deelname aan
een spaarloonregeling slechts open mag staan voor werknemers die tot de werkgever
in dienstbetrekking staan of geacht worden te staan. Het ontmoet echter geen
bezwaar als gewezen werknemers nog deelnemen aan een spaarloonregeling als de
werkgever nog loon uit tegenwoordige dienstbetrekking betaalt.
3. Het 75%-criterium
3.1. Onderscheid tussen categorieën werknemers
Vraag
Een spaar-
of winstdelingsregeling maakt onderscheid tussen (categorieën) werknemers.
Is dat toegestaan?
Antwoord
Indien de regeling
al te zeer onderscheid tussen (categorieën) werknemers maakt, kan in feite
sprake zijn van verschillende regelingen, ook indien de verschillende regelingen
in één reglement zijn opgenomen. In dat geval dient per regeling
te worden bezien of deze (feitelijk) openstaat voor ten minste driekwart van
het personeel.
Als de werkgever differentiatie wenst kan hij bijvoorbeeld objectieve normen hanteren, waarbij hij niet meer dan 25% van het personeel uitsluit.
Voorbeelden
- Het spaarloon stijgt
naarmate een afdeling bepaalde productienormen haalt.
- Het spaarloon is
afhankelijk van de hoogte van het salaris of van de hoogte van een winstuitkering.
In alle gevallen moet de mogelijkheid tot deelname aan de regeling reëel aanwezig zijn. Indien de regeling een inbreuk maakt op de reële deelnamemogelijkheid voldoet deze niet aan het 75%-criterium.
Voorbeelden
- Een spaarloonregeling
stelt als voorwaarde voor deelname dat de werknemer uit het normale salaris
het maximale spaarloon spaart; dit kan een feitelijke belemmering vormen voor
lagergesalarieerde werknemers.
- Een spaarloonregeling
koppelt de mogelijkheid van deelname aan prestaties of andere criteria waaraan
slechts een beperkt deel van het personeel feitelijk zal voldoen.
3.2. Min of meer incidentele werkzaamheden
Vraag
Moet een regeling ook openstaan voor driekwart van het personeel
indien een groot deel van de werknemers min of meer incidenteel werkt?
Antwoord
Ja, in beginsel moet
de regeling ook dan aan deze voorwaarde voldoen. Het is in deze gevallen wel
mogelijk het spaarloon of de winstdeling naargelang van de tijd vast te stellen.
Voorbeeld
Bij Hotel X zijn gedurende het gehele kalenderjaar 10 vaste werknemers in dienst.
In de maanden april tot en met september komen daar 5 tot 20 tijdelijke krachten
bij. Hotel X biedt haar vaste werknemers de mogelijkheid deel te nemen aan een
spaarloonregeling. De tijdelijke krachten krijgen die mogelijkheid niet. De
spaarloonregeling van Hotel X regelt dat de werknemers sparen in de maanden
oktober tot en met maart. In de maanden waarin de werknemers van Hotel X sparen
in het kader van de spaarloonregeling zijn er bij Hotel X 10 werknemers in dienst.
Deelname aan de spaarloonregeling staat open voor al die werknemers.
Het is ook mogelijk dat een regeling als ondergrens bepaalt dat werknemers die doorgaans gedurende minder dan 8 uren per week of gedurende minder dan 1 maand per jaar werkzaam zijn niet kunnen deelnemen. De beoordeling van het 75%-criterium geschiedt in dat geval voor alle werknemers die niet aldus zijn uitgesloten.
4. Spaarloon vergeten
4.1. Werkgever stort het spaarloon in een volgend jaar op de spaarloonrekening
Vraag
Een werknemer spreekt
met zijn werkgever af jaarlijks € 500 van zijn in december uit te keren
13e maand als spaarloon aan te merken. In december 2005 houdt de werkgever volgens
deze afspraak € 500 spaarloon in op de 13e maand. De inhoudingsplichtige
verzuimt echter deze € 500 op de spaarloonrekening van de werknemer te
storten. In januari 2006 maakt hij dat verzuim goed. Is deze € 500 spaarloon
dat is gespaard in 2005?
Antwoord
Ja. Zowel de toezegging als het moment waarop de werkgever het spaarloon van
de werknemer inhoudt ligt in 2005. Het moment van inhouding is in dit geval
bepalend en niet het moment waarop de werkgever het verzuim herstelt. De inhoudingsplichtige
moet in de aangifte loonheffing over december 2005 25% eindheffing opnemen.
5. Eigen woning
5.1. Aankoop eigen woning en overlijden werknemer
Vraag
Een werknemer
heeft een bouwvergunning voor een woning gekregen. De werknemer zal de nieuwbouw
als hoofdverblijf gebruiken. De aannemer is begonnen met de werkzaamheden. Voordat
de woning gereed is, overlijdt de werknemer. De overleden werknemer nam deel
aan een spaarloonregeling die de mogelijkheid bood spaarloon te besteden ter
zake van de verwerving van een eigen woning. Kunnen de erfgenamen belastingvrij
over het spaarloon van de overleden werknemer beschikken, in verband met de
betaling van de aannemerskosten die zijn ontstaan vóór het overlijden
van de werknemer?
Antwoord
Ja. De kosten van
de aannemer waren voor de overleden werknemer aan te merken als kosten ter verwerving
van een eigen woning.
5.2. Termijn opnemen spaarloon
Vraag
Welke termijn
mag er verstrijken tussen de aankoop van een eigen woning en de opname van spaartegoeden,
om nog te kunnen spreken van een opname van spaartegoeden ter zake van de aankoop
van een eigen woning?
Antwoord
Als de werknemer spaarloon
binnen zes maanden na de verwerving van de eigen woning opneemt dan wordt voor
toepassing van artikel 19a, eerste lid, onderdeel a, van de URWW, aangenomen
dat de opname plaatsvindt ter zake van de verwerving van de eigen woning. Bij
een langer tijdsverloop dan zes maanden zal de werknemer het verband tussen
de opname van de gelden van de spaarloonrekening en de verwerving van de eigen
woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet IB 2001, aannemelijk
moeten maken.
5.3. Maximale bedrag waarvoor de werknemer het spaarloon kan besteden ter verwerving van de eigen woning
Vraag
Tot welk bedrag mag
de werknemer het spaarloon besteden ter verwerving van de eigen woning?
Antwoord
In alle gevallen van
verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van
de Wet IB 2001, mag de werknemer spaarloon opnemen tot ten hoogste het bedrag
van de koopprijs inclusief bijkomende kosten en ten hoogste tot het bedrag dat
ten tijde van de verwerving op de spaarrekening aanwezig was. Daarbij is het
niet van belang of de werknemer de koopprijs uit andere middelen heeft voldaan.
Ook als de werknemer de verwerving van de eigen woning volledig financiert met
een hypothecaire geldlening mag de werknemer in verband met deze verwerving
beschikken over zijn spaarloon.
5.4. Begrip verwerving eigen woning
Vraag
Een spaarloonregeling
biedt de mogelijkheid dat de werknemer bedragen van zijn spaartegoed opneemt
ter verwerving van een eigen woning. Een dergelijke opname mag plaatsvinden
tot ten hoogste het bedrag dat ten tijde van de verwerving aanwezig is op de
spaarrekening. In het algemeen begint de verwerving van een nieuw te bouwen
eigen woning op het moment waarop de werknemer de grond aankoopt met het doel
daarop een eigen woning te bouwen en eindigt de verwerving bij de eerste oplevering.
Is gedurende deze gehele periode sprake van de verwerving van een eigen woning
in de zin van de URWW?
Antwoord
Ja. Daarbij zal belanghebbende
zonodig aannemelijk moeten maken dat de grond is aangekocht met het doel daarop
een eigen woning te bouwen. Dit is zonder meer aannemelijk als binnen zes maanden
na aankoop van de grond:
- de bouw van de woning
aanvangt;
- de werknemer een
bouwvergunning voor de bouw van de woning verkrijgt; of
- de werknemer een
koop/aanneemovereenkomst afsluit met betrekking tot de woning.
Ook ná zes maanden kan de werknemer het spaartegoed zonder gevolgen voor de loonheffingen opnemen, maar dan moet de werknemer aannemelijk maken dat de grond is aangekocht met als doel daarop een eigen woning te bouwen.
5.5. Boedelscheiding
Vraag
Is de toebedeling van een eigen woning, in het kader van een boedelscheiding
te beschouwen als de verwerving van een eigen woning?
Antwoord
Ja, indien de woning
nog niet geheel in eigendom aan de werknemer toebehoorde. Het besteden van spaarloon
ter zake van die verwerving kan evenwel slechts aan de orde zijn indien de werknemer
een schuld wegens overbedeling moet voldoen.
6. Effecten
6.1. Fonds voor gemene rekening
Vraag
Een werkgever stelt zijn werknemers in de gelegenheid om rechten
op aandelen in het kapitaal van zijn onderneming te verkrijgen. De aandelen
worden gehouden door een rechtspersoon en de werknemers krijgen bij deelname
een bewijs van eigendom voor het deel waarvoor zij gerechtigd zijn. Kan dit
eigendomsbewijs worden aangemerkt als een effect in de zin van artikel 16 van
de URWW?
Antwoord
Ja. Het eigendomsbewijs is vergelijkbaar met een fonds voor gemene
rekening. Bewijzen van deelgerechtigdheid in een zodanig fonds kunnen worden
aangemerkt als effecten in de zin van artikel 16 van de URWW.
7. Wettelijke peildatum per 1 januari 2005
Met ingang van 1 januari 2005 kan een werknemer slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling tot het in de Wet LB vastgelegd maximum. De werknemer kan bij zijn werkgever alleen sparen indien hij voldoet aan twee voorwaarden. De werknemer moet sinds 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar in dienst zijn bij de werkgever en deze werkgever moet sinds die datum de algemene heffingskorting toepassen. Dit betekent dat de werknemer niet deel kan nemen aan een spaarloonregeling van een andere werkgever als hij daar in de loop van het desbetreffende kalenderjaar in dienst treedt.
7.1. Wisseling van inhoudingsplichtige door fusie, overname van een onderneming, een splitsing of een rechtsvormwijziging
Vraag
Kan een werknemer
die als gevolg van een fusie, overname van een onderneming, een splitsing of
een rechtsvormwijziging (hierna: fusie e.d) een andere werkgever krijgt blijven
deelnemen aan de spaarloonregeling?
Antwoord
Bij een fusie e.d.
krijgt de werknemer formeel een andere werkgever. In het jaar van fusie e.d.
voldoet de werknemer na deze gebeurtenis niet meer aan de voorwaarden voor deelname
aan zijn spaarloonregeling. In deze gevallen treedt de opvolgende werkgever
in de plaats van de eerdere werkgever. Als hierbij sprake is van een voortzetting
van de arbeidsvoorwaarden met alle rechten en plichten brengt een redelijke
wetstoepassing echter met zich mee dat de werknemer in het desbetreffende jaar
kan blijven deelnemen aan de spaarloonregeling. Uiteraard moet de opvolgende
werkgever ook in deze gevallen voldoen aan de overige wettelijke voorwaarden
van de spaarloonregeling. Desgevraagd moet de opvolgende werkgever aannemelijk
kunnen maken dat:
- de werknemer op
1 januari in dienst was van de opgevolgde werkgever;
- de opgevolgde werkgever
sinds die datum de algemene heffingskorting toepaste op het loon van de werknemer;
en
- de werknemer in
het desbetreffende jaar niet meer spaart dan het wettelijke maximum van de spaarloonregeling.
7.2. Wisseling van inhoudingsplichtige in overige gevallen
Vraag
Kan een werknemer
die een andere werkgever krijgt, dan wel werkloos wordt of arbeidsongeschikt
raakt in de loop van een jaar, in dat jaar gebruik blijven maken van de spaarloonregeling.
Antwoord
Nee, een werknemer
kan slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling.
Dit betekent dat bepaalde groepen werknemers niet langer (volledig) gebruik
kunnen maken van de spaarloonregeling. Dit is bij de invoering van de wettelijke
peildatum aan de orde geweest. Vanwege de druk op de administratieve lasten
van de werkgever is dit effect nadrukkelijk door de wetgever aanvaard. Hierom
is er in dit soort gevallen geen ruimte voor het inwilligen van verzoeken om
toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule (artikel 63 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen).
8. Inwerkingtreding en intrekking besluiten
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2006. Onderdeel 7 treedt evenwel in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005.
De volgende besluiten zijn
ingetrokken met ingang van 1 januari 2006:
- besluit van 17 maart
1992, nr. DB92/1518;
- besluit van 18 maart
1992, nr. DB92/1519;
- besluit van 8 april
1994, nr. DB94/1119M;
- besluit van 21 juni
1996, nr. DON-LB6/72;
- besluit van 11 augustus
1997, nr. DON-LB7/455;
- besluit van 13 januari
2000, nr. DB99/3213;
- besluit van 7 september
2001, nr. CPP2001/923M;
- besluit van 10 oktober
2003, nr. CPP2003/906M;
- besluit van 23 oktober
2003, nr. CPP2003/2058M;
- besluit van 3 februari
2005, nr. CPP2005/197M.