Aanvullende premiestortingen en wijziging risico bij lijfrenteverzekeringen

Beleidsmededeling Staatssecretaris van Financiën van 30 november 1994, nr. DB94/4306M

De staatssecretaris deelt het volgende mee.

1. Algemeen

Mij is gebleken dat in de volgende situaties onduidelijkheid bestaat omtrent de fiscale gevolgen van aanvullende premiestortingen op lijfrenteverzekeringen die dateren van vóór de inwerkingtreding van de Brede Herwaardering op 1 januari 1992. Deze lijfrenteverzekeringen hebben veelal de vorm van kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule. Het komt voor dat dergelijke lijfrenteverzekeringen optieclausules kennen die recht geven op een nader omschreven verhoging van de te betalen premies. In verband met de administratieve verwerking bij de maatschappij van die aanvullende premiestortingen, wordt door de maatschappij voor de aanvullende storting een afzonderlijk polisblad afgegeven. Onzekerheid bestaat of de op deze wijze verwerkte aanvullende storting een verhoging van de verzekerde rechten binnen de bestaande verzekeringsovereenkomst belichaamt, dan wel een storting ten behoeve van een nieuwe verzekeringsovereenkomst. In dat laatste geval zou aftrek van de aanvullende premie slechts mogelijk zijn als de verzekeringsovereenkomst in overeenstemming is met de vereisten zoals die met ingang van 1 januari 1992 gelden voor lijfrenteverzekeringen.

Hieromtrent deel ik het volgende mede.

2. Behandeling aanvullende premiestortingen

Het ontmoet dezerzijds geen bezwaar dat de maatschappij een aanvullende polis – eventueel met een afzonderlijk polisnummer – afgeeft voor aanvullende premiestortingen op lijfrenteverzekeringen die in beginsel vallen onder de eerbiedigende werking van artikel 75 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, indien is voldaan aan de navolgende voorwaarden.

1. Op de aanvullende polis is uitdrukkelijk vermeld dat de daarop opgenomen rechten onverbrekelijk zijn verbonden met en onderdeel uitmaken van de rechten van de oorspronkelijke verzekeringsovereenkomst waarnaar expliciet wordt verwezen.

2. De rechten welke zijn opgenomen op de aanvullende polis zien op dezelfde verzekeringsvorm als de oorspronkelijke verzekeringsovereenkomst, zoals onder meer met betrekking tot verzekeringsnemer, verzekerd lijf, verzekerd risico, begunstiging en einddatum. Het ontmoet echter geen bezwaar als de aanvullende verzekerde rechten in een andere valuta luiden of in fracties dan wel eenheden in een beleggingsfonds in plaats van in (nominale) guldensbedragen.

3. Goedkeuring

In een beperkt aantal gevallen komt het voor dat op grond van aanvullende premiestortingen op verzekeringsovereenkomsten als hiervoor bedoeld een afwijkend risico (bijvoorbeeld uitkering bij in leven zijn en premierestitutie bij overlijden in tegenstelling tot een gemengde verzekering op de oorspronkelijke overeenkomst) is verzekerd. Ik keur goed dat indien dergelijke polissen vóór 1 april 1995 zodanig worden aangepast dat het verzekerde risico op de aanvullende polis overeenkomt met het verzekerde risico op de oorspronkelijke verzekeringsovereenkomst, de verzekeringsovereenkomst wordt geacht vanaf het begin de juiste vorm te hebben gehad. Aanvullende premiestortingen die zijn gedaan in de jaren 1992 tot en met 1994 komen alsdan in aanmerking voor aftrek indien overigens aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan.

Aanvullende stortingen in de jaren 1995 en volgende zijn slechts aftrekbaar indien is voldaan aan de voorwaarden onder punt 2 hiervóór.