Premie lijfrente. Lijfrente op twee levens VERVALLEN M.I.V. CPP2005/2728M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 8 december 2000, nr. CPP2000/2847M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964, besluit van 17 november 1995, nr. DB95/3520M. Opgemerkt wordt dat onderdeel 5 van genoemd besluit niet meer is opgenomen; in de Wet IB 2001 is thans opgenomen dat "uitstel" van een nabestaandenlijfrente niet is toegestaan (artikel 3.133, tweede lid, onderdeel b Wet IB 2001).

1. Inleiding

Mij hebben vragen bereikt inzake de kwalificatie van een lijfrente op twee levens waarbij de termijnen ingaan bij in leven zijn van de verzekeringnemer/verzekerde én van diens echtgenoot/partner op een vooraf bepaalde datum (oudedagslijfrente). Bij eerder overlijden van de verzekeringnemer dan wel diens echtgenoot of partner gaat een lijfrente in op het leven van de overblijvende echtgenoot/partner (nabestaandenlijfrente). De rechten op de oudedagslijfrente vervallen bij het ingaan van de nabestaandenlijfrente.

2. Beoordeling

Een oudedagslijfrente is een lijfrente die beoogt te voorzien in een uitkering ingeval belanghebbende "oud" wordt. Naar mijn oordeel valt een oudedagsverzekering die mogelijk uiteindelijk niet tot uitkeringen leidt ondanks de omstandigheid dat de belanghebbende in de omstandigheden komt te verkeren waarvoor de verzekering is afgesloten, niet onder de categorie verzekeringen waarvoor de wetgever een faciliteit heeft willen creëren. In een geval als bedoeld in paragraaf 1 is sprake van een oudedagslijfrente waarbij een ander dan de verzekeringnemer (mede) verzekerd lijf is in de periode dat de lijfrente nog niet is ingegaan. Bij overlijden van de echtgenoot of partner van de verzekeringnemer vóór de geplande ingangsdatum van de oudedagslijfrente volgt er geen oudedagslijfrente.

3. Goedkeuring

In situaties als in paragraaf 1 beschreven volgt bij vooroverlijden van de echtgenoot of partner van de verzekeringnemer er weliswaar geen oudedagslijfrente, maar er gaat op dat moment wel een nabestaandenlijfrente lopen. Het is mij gebleken dat dergelijke verzekeringen een maatschappelijke functie vervullen. Hierin heb ik aanleiding gevonden goed te keuren dat een combinatie van lijfrenten als bedoeld in paragraaf 1 wordt aangemerkt als een combinatie van lijfrenten als bedoeld in artikel 3.125 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

4. Ingangsdatum

Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Terug naar indexpagina Terug naar besluitenpagina 2001 Terug naar overzicht Besluiten IB 2001 (niet winst) Naar volgende besluit