Voorkoming van dubbele belasting. Uitvoering arrest van het Europese Hof van Justitie inzake De Groot; lijst persoonlijke fiscale tegemoetkomingen

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken

Directie Internationale Fiscale Zaken

Besluit van 25 oktober 2004 nr. IFZ2004/728M

De directeur-generaal voor Fiscale Zaken heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Het Europese Hof van Justitie heeft in het arrest van 12 december 2002, C-385/00 (De Groot), beslist dat de door Nederland bij de voorkoming van dubbele belasting gehanteerde voorkomingsbreuk onverenigbaar is met het EU-recht. In het besluit van 28 februari 2003, nr. IFZ2003/189M, V-N 2003/15.11, is vermeld dat daartoe het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 zal worden aangepast en dat daarnaast een beleidsbesluit zal worden uitgevaardigd over de gevolgen van de voorkomingsmethode onder de belastingverdragen die een zelfstandige regeling van de vrijstellingsmethode bevatten. In het besluit is tevens beschreven welke gevallen de Belastingdienst, vooruitlopend op definitieve oordeelsvorming naar aanleiding van het door de Hoge Raad in deze zaak te wijzen arrest, alvast kan afhandelen.

Op 7 mei 2004, nr. 34.782, V-N 2004/28.10, heeft de Hoge Raad arrest gewezen in de (vervolg)procedure De Groot. Belangrijkste uitkomst hiervan is dat de berekeningswijze van de voorkoming van dubbele belasting - via een aangepaste evenredigheidsbreuk - die ook tot uitgangspunt is genomen in het besluit van 28 februari 2003, door de Raad is bevestigd. Verder heeft de Hoge Raad in het eveneens op 7 mei 2004, nr. 38.067, V-N 2004/28.11, gewezen arrest nadere duidelijkheid gegeven over de betekenis van het noemerinkomen in de evenredigheidsbreuk. Volgens de Hoge Raad moet een voorkomingsbreuk worden gehanteerd waarvan het noemerinkomen is verminderd met de belastingvrije som en met de persoonlijke verplichtingen, buitengewone lasten en aftrekbare giften als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, behoudens voorzover in de werkstaat persoonlijke fiscale tegemoetkomingen zijn verleend.

De arresten van de Hoge Raad zullen uiteraard betrokken worden bij de verdere aanpassing van de nationale regelgeving. Daarnaast zijn deze aanleiding om de lijst van persoonlijke fiscale tegemoetkomingen voor welke de aanpassing van het noemerinkomen geldt, uit te breiden. Daartoe dient dit besluit. Voor het overige blijft het besluit van 28 februari 2003 vooralsnog onverkort van toepassing.

In voorkomende gevallen kan op verzoek ambtshalve vermindering worden verleend met inachtneming van paragraaf 9.3 van het besluit van 25 maart 1991, nr. DB89/735, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 december 2001, nr. CPP2001/3435M.

In aanmerking te nemen persoonlijke fiscale tegemoetkomingen (aftrekposten)

Indien aan alle overige vereisten van het besluit van 28 februari 2003 wordt voldaan, kan het noemerinkomen bij de berekening van de voorkoming van dubbele belasting, vooruitlopend op aanpassing van de nationale regelgeving, worden verminderd met de volgende persoonlijke fiscale tegemoetkomingen c.q. aftrekposten.

Over jaren vóór 1 januari 2001

- de persoonlijke verplichtingen, behalve voor de in het jaar aftrekbare premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 45a, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 voorzover deze betrekking hebben op een buitenlandse onderneming
- de buitengewone lasten
- de aftrekbare giften, en
- de belastingvrije som.

Het noemerinkomen wordt vermeerderd met de in aanmerking genomen negatieve persoonlijke verplichtingen voorzover deze betrekking hebben op persoonlijke verplichtingen die in mindering zijn gebracht op het noemerinkomen.

Over jaren vanaf 1 januari 2001

Voor wat betreft het noemerinkomen bij de voorkoming van dubbele belasting in box 1:

- de uitgaven voor inkomensvoorzieningen, behalve voor de in het jaar in aftrek gebrachte premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.129 van de Wet IB 2001 voorzover deze betrekking hebben op een buitenlandse onderneming
- de uitgaven voor kinderopvang, en
- de persoonsgebonden aftrek.

Voor wat betreft het noemerinkomen (gemiddelde van de rendementsgrondslag aan het begin en het einde van het jaar) bij de voorkoming van dubbele belasting in box 3:

- het heffingvrije vermogen (inclusief verhoging voor minderjarige kinderen en de ouderentoeslag)
- de persoonsgebonden aftrek (nadat het bedrag is vermenigvuldigd met 25 1)), en
- de schuldendrempel voorzover deze bij de berekening van de rendementsgrondslag in aanmerking is genomen.

.....

1) In verband met het forfaitaire rendement van 4% wordt de persoonsgebonden aftrek als aftrekpost op het inkomen herleid tot een aftrekpost op de rendementsgrondslag door deze te vermenigvuldigen met 25.

Bij de verrekening van buitenlandse bronbelasting in box 1 kan bij de toepassing van de tweede limiet eveneens worden uitgegaan van het noemerinkomen uit dit besluit.

Premies voor lijfrenten

De Hoge Raad heeft in het arrest van 7 mei 2004, nr. 38.067, V-N 2004/28.11, bepaald dat een voorkomingsbreuk moet worden gehanteerd waarvan het noemerinkomen is verminderd met de belastingvrije som en met de persoonlijke verplichtingen, buitengewone lasten en aftrekbare giften. Het is echter niet vanzelfsprekend dat premies voor lijfrenten in alle gevallen volledig ten laste moeten komen van het Nederlandse deel van het inkomen. Achtergrond van de mogelijkheid tot het aftrekken van lijfrentepremies is immers het uitstellen van de belastingheffing over een deel van het actieve inkomen. In dat opzicht kan worden gezegd dat premies voor lijfrenten een band hebben met de actieve inkomsten en met het land dat die actieve inkomsten mag belasten. Zo verleent Nederland onder bepaalde voorwaarden aan buitenlandse belastingplichtigen aftrek van lijfrentepremies over hun Nederlandse inkomen. In dit licht bezien ligt het niet voor de hand om bij binnenlandse belastingplichtigen de aftrek van premies voor lijfrenten die worden opgeroepen door buitenlands inkomen ook volledig aan het Nederlandse deel van het inkomen toe te rekenen, terwijl Nederland voor de actieve inkomsten die hiermee verband houden voorkoming van dubbele belasting verleent. Om praktische redenen is er evenwel voor gekozen om het arrest van de Hoge Raad, behoudens één uitzondering, vooralsnog te volgen. Dit betekent dat premies voor lijfrenten in mindering kunnen worden gebracht op het noemerinkomen. De uitzondering betreft, vanwege de daarmee gemoeide bedragen, de omzetting van de stakingswinst van een buitenlandse onderneming. In een voorkomend geval zal een tegen de behandeling van een dergelijke lijfrente gericht bezwaar worden afgewezen, zodat de kwestie (opnieuw) expliciet aan de Hoge Raad kan worden voorgelegd. Bij de aanpassing van de nationale regelgeving zal de behandeling van premies voor lijfrenten verder ten principale opnieuw worden bezien.

Uitgaven voor kinderopvang

Voor uitgaven voor kinderopvang gelden in beginsel soortgelijke overwegingen als voor de aftrek van premies voor lijfrenten. Ook deze uitgaven zijn opgenomen onder de buitenlandse belastingplicht. Voor deze uitgaven geldt echter dat hoewel de aanwezigheid van actief inkomen van belang is, er geen duidelijke link is tussen de uitgaven en bepaalde verworven inkomsten. Om praktische redenen is er daarom voor gekozen om de uitgaven voor kinderopvang gelijk te stellen met een persoonlijke fiscale tegemoetkoming met als gevolg steeds toerekening aan het Nederlandse inkomen.

Versoepeling voor heffingvrij vermogen

In het besluit van 28 februari 2003 is als één van de vereisten opgenomen dat de belastingplichtige aannemelijk kan maken dat in het buitenland geen recht bestaat op aftrek van de desbetreffende persoonlijke fiscale tegemoetkomingen. Voor het heffingvrije vermogen zou dit betekenen dat aannemelijk moet worden gemaakt dat bij bijvoorbeeld de heffing in het buitenland over daar gelegen onroerende zaken niet een soortgelijke tegemoetkoming wordt genoten. In de praktijk zal dit problemen opleveren, bijvoorbeeld in hoeverre een (algemene) belastingvrije som, een heffingvrije som voor (bepaalde) vermogensinkomsten of tax credit als tegemoetkoming vergelijkbaar is met het heffingvrije vermogen. Om praktische redenen kan deze eis daarom bij het heffingvrije vermogen achterwege blijven.