Overdracht lijfrenteverplichting zonder toepassing van de sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, Wet IB 2001               VERVALLEN

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen

Besluit van 29 november 2000, nr. CPP2000/1941M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964, besluit 15 september 1999, nr. DB99/2381M.

Inleiding

Ingevolge artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, van de Wet IB 2001, worden negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking genomen indien een lijfrenteverplichting geheel of gedeeltelijk overgaat op een andere verzekeraar dan bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 1º of onderdeel b, van de Wet IB 2001.

Het moet dan gaan om de overgang van een lijfrenteverplichting als bedoeld in artikel 3.124 van de Wet IB 2001 waarvan de premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn gekomen.

Artikel 3.134, vijfde lid, van de Wet IB 2001 geeft de Minister de bevoegdheid onder door hem te stellen voorwaarden te bepalen dat artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, van de Wet IB 2001 niet van toepassing is indien de lijfrenteverplichting overgaat in verband met de overdracht van de onderneming van een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2º of artikel 3.131, tweede lid, van de Wet IB 2001. Gedacht kan dan worden aan de situatie waarin een natuurlijk persoon een onderneming overneemt waarbij de overdrager als tegenprestatie, onder meer, een lijfrente heeft bedongen. Vervolgens draagt de overnemende ondernemer de verkregen onderneming - inclusief de lijfrenteverplichting - over aan een door hem opgerichte vennootschap. In dit besluit stel ik de voorwaarden vast waaronder de overdracht van de lijfrenteverplichting aan een lichaam kan plaatsvinden zonder toepassing van de sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, van de Wet IB 2001

Voorwaarden

1. De overdracht van de lijfrenteverplichting vindt plaats op zakelijke basis, zulks ter beoordeling van de bevoegde inspecteur.

2. De (soort) lijfrente ondergaat geen wijziging.

3. De overdracht van de lijfrenteverplichting vindt plaats in het kader van de overdracht van de gehele onderneming.

4. De overdracht vindt plaats aan een in Nederland gevestigd lichaam dat de lijfrenteverplichting tot het binnenlandse ondernemingsvermogen rekent.

5. Het overnemende lichaam verklaart schriftelijk binnen twee maanden na de overdracht tegenover de bevoegde inspecteur ermee akkoord te gaan te worden beschouwd als de verzekeraar in de zin van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel a, onder 2º, van de Wet IB 2001.


Verzoeken

Verzoeken om toepassing van deze goedkeuring kunnen worden voorgelegd aan de bevoegde inspecteur; dat is de inspecteur die bevoegd is tot vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van degene bij wie de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningenin aanmerking zouden dienen te worden genomen met toepassing van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, van de Wet IB 2001De inspecteur is gemachtigd - onder de hiervoor genoemde voorwaarden - goed te keuren dat terzake van de overdracht van de lijfrenteverplichting de sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, van de Wet IB 2001 achterwege blijft.

Verzoeken waarbij wordt gevraagd de sanctie van artikel 3.133, tweede lid, onderdeel i, van de Wet IB 2001 achterwege te laten terwijl geen sprake is van de overdracht van de gehele onderneming, dan wel waarbij sprake is van wijziging van de (soort) lijfrente, kunnen worden voorgelegd aan het Ministerie.

Dit besluit treedt in werking met ingang van het belastingjaar 2001.