Onbelast deblokkeren spaarloonrekening werknemer voor door echtgenoot verschuldigde lijfrentepremies toegestaan (t/m belastingjaar 2000)

UITSPRAAK BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
Belastingkamer : Tweede meervoudige
Zaaknummer : BK 99/00032
Datum uitspraak : 17 februari 2000
Belastingmiddel : Loonbelasting
 
Arrest Hoge Raad : Klik hier voor het arrest
Zaaknummer : 36.005
Datum arrest : 28 februari 2001 ??

U I T S P R A A K

van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, tweede meervoudige Belastingkamer, van 17 februari 2000, nr. 99/00032 is NIET opgenomen, daar deze niet digitaal beschikbaar is. Hieronder is opgenomen de samenvatting uit het Infobulletin van 13 september 2000 (deel II), volgnummer 2000/584.

SAMENVATTING INFOBULLETIN

B (belanghebbende) drijft een eenmanszaak. Mevrouw M is bij hem als werkneemster in dienst. Zij neemt als zodanig deel aan de spaarloonregeling van B.
E (de echtgenoot van mevrouw M) heeft als verzekeringnemer een overeenkomst van lijfrenteverzekering gesloten. E is de eerste begunstigde, daarna volgt zijn weduwe.
Om de premies voor de lijfrenteverzekering van E te voldoen, heeft M in 1995 en in 1996 haar spaarloonrekening gedeblokkeerd.
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd.

In geschil is of M haar spaarloonrekening onbelast mag deblokkeren voor de storting van de premies voor de lijfrentepolis van haar echtgenoot E.
Volgens B moet sprake zijn van een lijfrente waarvan de premie aftrekbaar is (geen zuivere nabestaandenlijfrente). Daarnaast moet de polis onbezwaard deel uitmaken van het vermogen van de werknemer of dat van zijn echtgenoot. Dan kan het saldo van de rekening onbelast worden gedeblokkeerd.
Subsidiair stelt B dat hij aan uitlatingen van de Staatssecretaris het vertrouwen kan ontlenen dat onbelast deblokkeren hier mogelijk is.

Hof
Een werknemer mag beschikken over zijn spaarloon om premies te voldoen die hij is verschuldigd ingevolge een overeenkomst van levensverzekering. Het in de premie begrepen bedrag aan ingehouden spaargelden mag worden gelijkgesteld met ingehouden gelden op de premiespaarrekening, zolang de polis onbezwaard deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of zijn echtgenoot. De termijnen van lijfrente mogen daarbij -behalve bij overlijden- niet eerder ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan.
Deze bepaling biedt de mogelijkheid ingehouden spaargelden aan te wenden voor een lijfrente-overeenkomst, waarvoor aftrek mogelijk is in de inkomstenbelasting. Dit kan redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan aldus, dat onbelast deblokkeren slechts mogelijk is voor de werknemer die deelneemt aan de premiespaarregeling en als belastingplichtige voor de inkomstenbelasting de premies voor de lijfrente als persoonlijke verplichtingen in aanmerking kan nemen.
In art. 45, lid 1, onderdeel g IB handelt het (m.u.v. het meerderjarige invalide kind) om lijfrenten waarvan de termijnen toekomen aan de belastingplichtige. Aangezien de verzekeringnemer (E) als eerste begunstigde is opgenomen in de polis, kan niet worden gezegd dat sprake is van een lijfrente waarvan de termijnen toekomen aan M, de werkneemster die haar spaarloonrekening heeft gedeblokkeerd.
Het subsidiaire standpunt van B baat evenmin. De enkele omstandigheid dat ook in de ogen van de Staatssecretaris meer dan één standpunt verdedigbaar is, is onvoldoende om te oordelen dat sprake is van opgewekt vertrouwen.
Het gelijk is aan de inspecteur.

B heeft beroep in cassatie ingesteld.

Bron: www.minfin.nl

Infobulletinnummer: 2000/584