Lijfrentepolis niet vrijgesteld voor de vermogensbelasting

BEROEPSCHRIFT IN CASSATIE TEGEN HOFUITSPRAAK
Uitspraak Hof Den Bosch : Klik hier voor de uitspraak
Zaaknummer : BK 98/01079
Datum uitspraak : 9 januari 2001
Belastingmiddel : Vermogensbelasting
 
Arrest van de Hoge Raad : Klik hier voor het arrest
Zaaknummer : 36.872
Datum arrest : 9 augustus 2002 CL

BEROEPSCHRIFT IN CASSATIE

Hierbij doen wij u de motivering toekomen van het pro forma beroepschrift in cassatie, gedateerd 5 februari 2001, gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, d.d. 9 januari 2001, nummer 98/01079, op het beroepschrift inzake de aanslag vermogensbelasting 1996, aanslagnummer 001.

Reden van het beroepschrift in cassatie is gelegen in het feit dat gemachtigde namens belastingplichtige van mening is dat er sprake van schending van het recht, in casu artikel 8, tweede lid, letter c van de Wet op de vermogensbelasting 1964.
Artikel 8, tweede lid, letter c van de Wet op de vermogensbelasting 1964 geeft onder voorwaarden een vrijstelling voor "polissen van levensverzekeringen".

In haar overwegingen (punt 4.1) omtrent het overweegt het Hof dat er een onduidelijke verhouding zou ontstaat tussen de litigieuze vrijstelling en de vrijstelling van periodieke uitkeringen in het eerste lid, onderdeel b, van liet onderhavige artikel. Het hof stelt dan ook dat er in dit opzicht geen sprake is van een duidelijke wetstekst

Gemachtigde is van mening dat de door belastingplichtige gesloten polis van levensverzekering, op grond van grammaticale interpretatie van artikel 8, tweede lid, letter c van de Wet op de vermogensbelasting 1964, vrijgesteld is voor de heffing van vermogensbelasting. 

In haar overweging omtrent het geschil tot slot (punt 4.3) is het Hof van mening dat een redelijke wetstoepassing meebrengt dat voor de bepaling van de hoogte van de premie in verband met de vrijstelling, het bedrag van de jaarlijkse premie wordt verminderd met het bedrag van de uitkeringen in dat jaar uit hoofde van deze verzekering. 

Het hof concludeert dat aldus niet is voldaan aan de voorwaarden in de zin van artikel 8, tweede lid, onderdeel c van de Wet op de vermogensbelasting 1964. 

Gemachtigde is echter van mening dat het een polis van levensverzekering betreft waarbij tegen premiebetaling een jaarlijkse uitkering wordt verkregen.

De premies welke belastingplichtige dient te voldoen, gedurende de jaren 1996 tot en met 2000, behoeven met te worden voldaan uit de uitkeringen.

Feitelijk is hier ook geen sprake van daar de premie jaarlijks in eenmaal wordt voldaan en de uitkering maandelijks wordt uitbetaald. Derhalve bestaat er geen verband tussen de premiebetaling en de uit de polis van levensverzekering te ontvangen uitkeringen. 

Op basis van het bovenstaande verzoeken wij u de uitspraak van het Hof te vernietigen en het vermogen conform de ingediende aangifte vast te stellen op f 941.803. Het belastbaar bedrag dient dan, rekening houdend met een belastingvrij bedrag af f 163.000 vastgesteld te worden op f 778.000. 

Wij verzoeken u de belastingdienst te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Bron: www.rechtspraak.nl

LJN-nummer: ??????