Geen sprake van een overdracht in de zin van artikel 45, lid 7, onderdeel a, sub 2, Wet IB 1964; geen sprake van een reëel geval
UITSPRAAK BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH | |
Belastingkamer : | Derde meervoudige |
Zaaknummer : | BK 03/01181 |
Datum uitspraak : | 6 oktober 2004 |
Belastingmiddel : | Inkomstenbelasting |
U I T S P R A A K
van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst Z (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de
inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar
inkomen van fl. 523.227,=, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij
uitspraak van de Inspecteur is verlaagd tot een opgelegd naar een belastbaar
inkomen van fl. 458.851,=.
1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht
geheven van € 31,=.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 20 augustus 2004 te
's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer mr. M, verbonden aan B B.V. te Z,
als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer drs.
S en mevrouw H.
1.4. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als
tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de
wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
2.1. Belanghebbende is registeraccountant. Tot 1 januari 1997 oefende hij zijn
beroep uit als vennoot in de maatschap C Groep. Met ingang van 1 januari 1997
hebben de vennoten van deze maatschap hun activiteiten ondergebracht in even
zovele besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (hierna: de
persoonlijke houdstermaatschappijen). Voor belanghebbende was dat X B.V.
(hierna: de B.V.).
2.2. Per dezelfde datum hebben de persoonlijke houdstermaatschappijen de in
maatschapverband uitgeoefende praktijk inclusief de cliëntenportefeuille
overgedragen aan Kantoor B Accountants B.V. (hierna: Accountants B.V.). De
aandelen in Accountants B.V. worden gehouden door V B.V.. De aandelen in V B.V.
zijn in handen van de Stichting administratiekantoor B B.V. (hierna: de
Stichting).
2.3. In het kader van de samenwerking tussen
de vennoten van Accountants B.V. en de vennoten van de C Groep, heeft de
Stichting, C Groep B.V. opgericht, waarin de Stichting alle aandelen houdt. C
Groep B.V. ontvangt een winstaandeel van Accountants B.V.. Dat winstaandeel
bedraagt 25% van de omzet die wordt behaald uit de door de persoonlijke
houdstermaatschappijen aan Accountants B.V. overgedragen praktijken.
2.4. Door de Stichting zijn twee soorten certificaten van aandelen in C Groep B.V.
uitgegeven. De eerste soort is uitgegeven aan de voormalige aandeelhouders van
Accountants B.V.. De tweede soort is uitgegeven aan de persoonlijke
houdstermaatschappijen, waaronder de B.V.. De B.V. bezat in het onderhavige jaar
geen certificaten van de eerste soort.
2.5. De persoonlijke houdstermaatschappijen hebben recht op een management-fee
die bij het aangaan van de samenwerking fl. 200.000,= exclusief BTW per jaar
bedroeg. Winsten van C Groep B.V. die na uitbetaling van de management-fees
overblijven, worden aan de persoonlijke houdstermaatschappijen uitgekeerd in
verhouding tot de omvang van het certificatenbezit.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van
partijen
3.1. Belanghebbende heeft ter zitting het eerste geschilpunt met betrekking tot
de correctie privé-gebruik auto uitdrukkelijk laten vallen. Het nog resterende
geschil betreft de vraag of de B.V. kwalificeert als verzekeraar als bedoeld in
artikel 45, zevende lid, onderdeel a, sub 2, van de Wet op de Inkomstenbelasting
1964 (tekst 1997; hierna: de Wet IB 1964)
Belanghebbende is primair van oordeel dat de B.V. de onderneming van
belanghebbende niet aan een derde heeft overgedragen, omdat de B.V. de
onderneming van belanghebbende heeft voortgezet;
Subsidiair is belanghebbende van mening dat voldaan is aan de voorwaarden van
(de voorganger van) het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 3
december 1999, nr. DB99/474, opnieuw uitgebracht op 21 maart 2001, CPP2001/794M
(hierna: het Besluit).
De Inspecteur is bij zowel het primair als het subsidiair gestelde, de
tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen
zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud
als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan,
zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd:
Belanghebbende
Van staking van de praktijk is geen sprake. Belanghebbende oefent nog steeds het
zelfstandig beroep van registeraccountant uit. In juridische zin hebben de
vroegere leden van de maatschap C Groep evenwel geen zeggenschap over
Accountants B.V., de vennootschap waaraan de onderneming uiteindelijk is
overgedragen. In economische zin is de overdracht door de B.V. aan Accountants
B.V. geen overdracht aan een derde.
De Inspecteur
Er is geen aandeelhoudersband tussen belanghebbende en de onderneming. De
onderneming is overgedragen aan Accountants B.V.. Belanghebbende is daarvan geen
aandeelhouder. Zijn persoonlijke houdstermaatschappij is dat evenmin. Ook aan de
ratio van de lijfrentepremieaftrek wordt niet voldaan. De aftrek is bedoeld voor
gevallen waarin de overnemer de koopprijs van de onderneming niet kon
financieren. Daarvan was hier geen sprake.
3.3. Belanghebbende concludeert tot
gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en
vermindering van de aanslag tot een opgelegd naar een belastbaar inkomen van fl.
125.125,=.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Niet in geschil is dat belanghebbende zijn onderneming heeft overgedragen
aan de B.V.. De Inspecteur maakt met overlegging van de 'Overeenkomst tot
regeling van de samenwerking met de vennoten van de voormalige C Groep binnen
Kantoor B' voldoende aannemelijk dat de onderneming vervolgens is overgedragen
aan Accountants B.V.. Dat belanghebbende dan wel zijn B.V. als
registeraccountant werkzaam is gebleven, doet hieraan niet af. Die werkzaamheid
vindt na de overdracht immers plaats voor rekening van Accountants B.V., zijnde
de B.V. waaraan de praktijk is overgedragen.
4.2. Nu de aandelen van Accountants B.V. worden gehouden door een stichting,
geldt Accountants B.V. voor belanghebbende en voor de B.V. als een derde.
Gesteld noch gebleken is dat de Stichting met belanghebbende dan wel de B.V.
vereenzelvigd kan worden. Het bezit van certificaten in de Stichting doet aan
het vorenstaande niet af.
4.3. Het staat vast dat de overdracht van de onderneming door de B.V. aan
Accountants B.V. reeds was overeengekomen toen belanghebbende zijn onderneming
in de B.V. inbracht.
4.4. Alsdan is ingevolge het gestelde in het arrest van de Hoge Raad van 8
november 2000, BNB 2001/188, geen sprake van een overdracht als bedoeld is in
artikel 45, zevende lid, onderdeel a, sub 2, van de Wet IB 1964.
4.5. De omstandigheid dat de B.V. via een management-fee en uitkeringen op één
van de twee soorten certificaten gerechtigd blijft tot een deel van de
opbrengsten van de aan Accountants B.V. overgedragen onderneming is onvoldoende
om te kunnen spreken van een 'reëel geval' als bedoeld in het Besluit.
4.6. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil
zijnde vraag aan de zijde van de Inspecteur, zodat het beroep ongegrond dient te
worden verklaard.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als
bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door N. van Beelen, voorzitter, J.W. Zwemmer en A.J. van Soelen, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.H.W.N. Lammers, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 6 oktober 2004.
Bron: www.rechtspraak.nl
LJN-nummer: AS4025