Aan BV betaalde premie arbeidsongeschiktheidsverzekering niet aftrekbaar
UITSPRAAK BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE | |
Belastingkamer : | Eerste meervoudige |
Zaaknummer : | BK 03/03812 |
Datum uitspraak : | 10 mei 2005 |
Belastingmiddel : | Inkomstenbelasting |
UITSPRAAK
op het beroep van X te Den Haag tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/P, betreffende na te noemen aanslag.
1. Aanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende
is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 46.855.
1.2. Het tegen de
aanslag gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak afgewezen.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende
is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband
daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 31. De Inspecteur
heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge
behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het Gerechtshof
van 29 maart 2005, gehouden te Den Haag.
2.3. Ter zitting is
gelijktijdig behandeld het beroep van belanghebbende respectievelijk zijn echtgenote
inzake de aan hen opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
voor het jaar 1998, kenmerk BK-04/00225 onderscheidenlijk de aanslag inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen voor het jaar 1999 BK-03/03813. Van het verhandelde ter zitting
in deze zaak en de beide voormelde zaken is door de griffier één
proces-verbaal opgemaakt.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken
van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in
geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpatij niet of onvoldoende
weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende
is op 15 oktober 1946 geboren en is als directeur werkzaam bij de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid A (hierna: de Vennootschap). Belanghebbende houdt
tezamen met zijn echtgenote alle aandelen in de Vennootschap. De Vennootschap
houdt op haar beurt vijfenzeventig percent van de aandelen in de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid B. De overige aandelen worden (middellijk) gehouden
door de heren C (twee en een half percent), D (twee en een half percent) en
E (tien percent).
3.2. In zijn aangifte
voor de inkomstenbelasting heeft belanghebbende een bedrag van ƒ 80.710 in aftrek
gebracht als premies voor particuliere verzekeringen, niet zijnde een premie
voor lijfrente. Een bedrag van ƒ 74.005 betreft een aan de Vennootschap in één
keer vooruitbetaalde premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna:
AOV) en ƒ 6.705 voor een bij een verzekeringsmaatschappij afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Belanghebbende is in 1999 verzekerde ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen.
3.3. Het kantoor van
de gemachtigde van belanghebbende (F) heeft zich op 22 december 1999 ongevraagd
met een brief tot zijn cliëntèle gewend aangaande "de aftrekmogelijkheid
in de inkomstenbelasting in verband met vooruitbetaling van premies arbeidsongeschiktheidsverzekering".
In deze ongevraagde dienstaanbieding is onder meer vermeld:
"1. Aftrekpost in inkomstenbelasting
Betaalde premies arbeidsongeschiktheid zijn aftrekbaar in de inkomstenbelasting
als persoonlijke verplichtingen indien zij betrekking hebben op periodieke uitkeringen
wegens ziekte of invaliditeit. Indien jij een arbeidsongeschiktheidsverzekering
bij een derde afsluit, betaal jij (daadwerkelijk) premies en zijn deze aftrekbaar
in de inkomstenbelasting.
De aftrekpost is wenselijk, echter niet de daadwerkelijke betalingen. Derhalve
stellen wij voor dit via je eigen holding te laten lopen.
2. Verzekerd bij eigen
B.V.
De bedoeling is dat jij in privé een arbeidsongeschiktheidsverzekering
afsluit bij de eigen holding en de premies voor deze verzekering zoveel mogelijk
contant (bank) aan de B.V. betaalt. De premies zijn aftrekbaar in het jaar van
betaling. De premie ontvangsten door de B.V. kan de B.V. als een vooruitbetaling
boeken, waardoor de premies vooralsnog niet belast zullen zijn in de vennootschap.
De holding is niet verplicht om de arbeidsongeschiktheidsverzekering extern
af te sluiten. Indien er voldoende vermogen in de B.V. zit lijkt het mij ook
niet zinvol. Echter indien er reeds in privé een verzekering is afgesloten
dient deze te worden omgezet op naam van de B.V.
Indien het niet mogelijk is om het bedrag daadwerkelijk te storten, kan geleend
worden van de B.V. (een soort kasrondje met de groep). Rentedragend schuldig
blijven aan de B.V. (verzekeraar) roept de stelling van de fiscus op dat de
premie eerst wordt geacht te zijn voldaan bij aflossing van de schuld. Dus zal
een kasrondje de voorkeur krijgen. Als geleend wordt van de groep is het beter
dat de geldgever een andere B.V. is dan de verzekeraar. Het stellen van adequate
zekerheden (anders dan de rechten uit de AOV) voor de geldlening versterkt de
positie.
3. Vooruitbetaling
van de premies
Indien jij de premies voor deze verzekering vooruitbetaalt in 1999 voor bijvoorbeeld
de periode van 2005 tot aan pensioendatum, betekent dit dat de aftrek naar voren
wordt gehaald en wel naar 1999. De totaal te betalen premie wordt berekend op
basis van officieel bij verzekeringsmaatschappijen gehanteerde premietabellen,
is leeftijdsafhankelijk en wordt contant gemaakt tegen 5 %. De contante waarde
voor de vooruitbetaalde premies voor de periode van 2005 tot aan pensioendatum
bedraagt voor jullie ƒ en ƒ
4. Verliesverrekening
Door de aftrekpost van de vooruitbetaalde premies te nemen in 1999 zal het belastbaar
inkomen wellicht negatief uitkomen. Indien dit zo is komt ook de mogelijkheid
tot verliesverrekening met het belastbaar inkomen van de drie voorgaande jaren
naar voren en kan de betaalde belasting van die drie jaren (bij genoeg compensabel
verlies) worden teruggevorderd.
5. Discussiepunten
Het is wellicht te overwegen om de verzekering direct in te laten gaan. Echter
dit kan discussiepunten opleveren voor de aftrekmogelijkheid, aangezien er al
een arbeidsongeschiktheidspensioen in de pensioenbrief is afgesloten, waardoor
er dubbele rechten ontstaan, hetgeen ongebruikelijk is. De rechten in de pensioenbrief
kunnen om andere redenen pas vanaf 1 juni 2004 opgezegd worden.
Het voordeel van het direct in laten gaan is dat er geen uitgestelde rechten
zijn, hetgeen tot discussie kan leiden. Het nadeel van direct ingaan is dat
er dubbele rechten zijn (zowel AOV als AOP), hetgeen eveneens tot discussie
kan leiden. Derhalve is gekozen voor de uitgestelde verzekering.
6. Conclusie en stappenplan
Door vooruitbetaling van de premies arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt
naar onze mening een aftrekpost gecreëerd in 1999, welke ertoe zal leiden
dat het belastbaar inkomen over 1999 negatief zal zijn en er geen inkomstenbelasting
wordt betaald in 1999. Tevens kan inkomstenbelasting over voorgaande jaren worden
teruggevorderd op basis van verliesverrekening.
De volgende acties dienen te worden genomen:
. ƒ en ƒ (in 1999) overmaken naar de B.V. met omschrijving AOV-premies vanaf
2005;
. eventuele privé verzekeringen omzetten op naam van de B.V.
De benodigde overeenkomsten
zijn bij dit advies meegezonden. Indien jullie hiermee akkoord gaan, verzoek
ik jullie de overeenkomst voor 31 december 1999 te dateren, ondertekenen en
één exemplaar te retourneren, zodat dit advies in de aangifte
en jaarrekening van 1999 kan worden uitgevoerd."
3.4. Belanghebbende is op grond van voormeld advies met de Vennootschap een zogenoemde "Overeenkomst betreffende arbeidsongeschiktheidsverzekering" aangegaan, gedateerd 24 december 1999. In deze overeenkomst zijn de volgende bepalingen opgenomen:
"1. De Vennootschap
verbindt zich aan Verzekerde een arbeidsongeschiktheidsuitkering te betalen,
ingaande op het tijdstip waarop Verzekerde recht verkrijgt op een uitkering
ingevolge de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) doch
niet eerder dan 1 januari 2005.
2. De uitkering duurt
voort zo lang de WAZ-uitkering wordt genoten, doch uiterlijk tot de dag waarop
Verzekerde de 60-jarige leeftijd bereikt (de Einddatum).
3. De verzekering
heeft een looptijd die ingaat per 1 januari 2005 en eindigt op de Einddatum.
4. Bij volledige arbeidsongeschiktheid
(WAO 80 - 100 %) bedraagt de verzekerde uitkering in het eerste jaar ƒ 300.000.
Per 1 januari van elk jaar, voor het eerst per 1 januari 2000, wordt genoemde
uitkering verhoogd met 5%. Als grondslag voor de verhoging dient de verzekerde
uitkering in het voorafgaande jaar.
5. Na ingangsdatum
wordt de uitkering zolang deze voortduurt per 1 januari van elk jaar verhoogd
met 5%. Als grondslag voor deze verhoging dient de uitkering in het voorafgaande
jaar.
6. Indien de arbeidsongeschiktheid
minder bedraagt dan 80% wordt de jaarlijkse uitkering naar evenredigheid verlaagd,
overeenkomstig de systematiek van de WAZ en de daarbij gehanteerde percentages.
7. In geval de WAZ-uitkering
slechts gedurende een gedeelte van het jaar wordt genoten, dan vindt de arbeidsongeschiktheidsuitkering
naar tijdsgelang plaats.
8. De arbeidsongeschiktheidsuitkering
wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen.
9. Verzekerde verbindt
zich eenmalig een zakelijk te achten premie te voldoen aan de Vennootschap.
Deze premie wordt voor de gehele looptijd van de verzekering vooralsnog gesteld
op een bedrag van ƒ 74.005.
Indien blijkt dat de vooralsnog vastgestelde premie afwijkt van de zakelijk
te achten premie dan geldt het volgende:
Indien de vooralsnog vastgestelde premie lager respectievelijk hoger is dan
de zakelijk te achten premie dan wordt de verzekerde uitkering dienovereenkomstig
naar evenredigheid verlaagd respectievelijk verhoogd.
10. De eenmalige premie
is per heden verschuldigd en dient uiterlijk op 31 december 1999 per bank aan
de Vennootschap te zijn voldaan. Als Verzekerde daarbij in gebreke blijft, dan
wordt het verschuldigde op genoemde datum indien en voorzover mogelijk verrekend
met een credit-saldo dat Verzekerde op dat tijdstip heeft in de rekening courant
met de Vennootschap, terwijl het restant tegen een rente van 4% per jaar schuldig
wordt gebleven. De rente vervalt jaarlijks per 31 december, voor het eerst op
31 december 1999. De schuld dient uiterlijk op 31 december 2004 in zijn geheel
te zijn afgelost.
11. Verzekerde is
de premie slechts verschuldigd indien en voorzover deze als persoonlijke verplichting
bij Verzekerde in 1999 aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. Indien op grond
van het in de voorgaande zin bepaalde de verschuldigde premie lager is dan de
vooralsnog vastgestelde premie, dan wordt de verzekerde uitkering dienovereenkomstig
naar evenredigheid verlaagd".
3.5. Verschillende belastingadviseurs
die zijn of waren verbonden aan het kantoor van gemachtigde (F, kantoor G),
hebben zich op het standpunt gesteld dat de in artikel 11 van de hiervoor onder
3.4 opgenomen overeenkomst opgenomen glijclausule aldus moet worden uitgelegd,
dat de overeenkomst eerst tot stand komt nadat onherroepelijk is vast komen
te staan dat de premie aftrekbaar is.
3.6. Een belastingplichtige
X, die eveneens is geadviseerd door gemachtigde, heeft een AOV afgesloten met
zijn B.V. voor een koopsom van ƒ 517.186. De aftrek is bij het opleggen van
de aanslag en na gemaakt bezwaar afgewezen. Daarop heeft H (F, kantoor G) geantwoord
bij brief van 7 november 2003, kenmerk JPB/MSL/179299.757:
"De heer X heeft aangegeven niet in beroep te willen gaan. Tevens verleent hij geen medewerking aan F om beroep aan te tekenen namens hem. De heer X wenst dat zijn aangiftes inkomstenbelasting 1999 en 2000 (. . .) zo spoedig mogelijk worden afgehandeld. (. . .) Nu het bezwaar is afgewezen en geen beroep wordt ingesteld, treedt artikel 11 van de overeenkomst in werking. De in de aangiftes inkomstenbelasting 1999 en 2000 opgenomen aftrekposten zijn al door de belastingdienst gecorrigeerd. Voor de jaren 2001 en volgende zal gelden dat de rekening-courantschuld van de heer X verminderd moet worden, met de opgerente premiebetaling."
3.7. De Inspecteur heeft als bijlage bij zijn pleitnota een kopie overgelegd van een standaardbrief van het kantoor van gemachtigde aan cliënten met dagtekening G, 18 augustus 2000, waarvan de inhoud als volgt luidt:
"Betreft: arbeidsongeschiktheidsverzekering
<>,
Hierbij ontvang je de akte van cessie met betrekking tot de AOV-verzekering die is afgesloten eind december 1999.
De AOV is afgesloten met de holding. Om de premie te betalen is eind december 1999 een lening aangegaan bij de werkmaatschappij (dit mag namelijk niet bij dezelfde B.V. als waar de AOV is afgesloten). Vervolgens is door middel van cessie de AOV aan de holding betaald, zodat alleen een schuld aan de werkmaatschappij resteert. De laatste akte (de cessie) was nog niet vastgelegd, hetgeen hierbij wordt geregeld. De vennootschap waar de verzekering wordt/is afgesloten dient overigens uiteraard het risico te kunnen dragen dat zij aangaat. Is er twijfel of de vennootschap het risico kan dragen, dan dient een AOV door de B.V. te worden afgesloten bij een externe verzekeringsmaatschappij om het risico af te dekken. Deze hoeft maar enige jaren te worden aangehouden.
Uit de voorlopige reacties van de
Belastingdienst blijkt dat men zich zal kunnen richten op de zakelijkheid (is
er een medische keuring geweest, c.q. is vastgesteld dat dit niet nodig was)
en op de betaling (is de koopsom voldaan). Als de schuld aan de werkmaatschappij
kan worden voldaan in 2000 door het geld bijvoorbeeld bij de bank te lenen of
een belegging over te dragen aan de B.V., versterkt dat de haalbaarheid van
de aftrek. De aftrek is vanaf 1 januari 2001 niet meer mogelijk. Wij verzoeken
je vriendelijk hier zelf in 2000 aandacht aan te besteden.
Het vragenformulier van I is bijgevoegd, evenals een aanvullende overeenkomst
waarin wordt bevestigd dat in december 1999 het uitgangspunt van de overeenkomst
een medische goedkeuring was.
Wij verzoeken je vriendelijk het vragenformulier in te vullen en in de bijgevoegde antwoordenvelop aan ons te retourneren. De antwoordenvelop is gemerkt, zodat wij weten wie de gesloten envelop retour heeft gezonden. Vervolgens worden de enveloppen voor cliënten waar dit speelt verzameld en in één pakket nar I gezonden die vervolgens aangeeft of een keuring vereist is om een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten of dat acceptatie voor een AOV-polis zonder verdere keuring kan plaatsvinden. Als een keuring nodig is, moeten we even overleggen of deze uitgevoerd zal worden of dat de polis ongedaan wordt gemaakt.
Wij vertrouwen erop je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zien je reactie graag tegemoet.
Met vriendelijke groet,
J
Bijlage: akte van cessie
vragenformulier I
antwoordenvelop"
Tevens is een annex toegevoegd getiteld: AOV-verzekering aug. 2000, waarop naast de code 35100, de naam van de Vennootschap en de naam, adres, postcode en woonplaats van belanghebbende staan vermeld alsmede de woorden: Beste K. Tevens zijn andere codenummers vermeld welke betrekking hebben op geanonimiseerde andere belastingplichtigen en door hen beheerste vennootschappen.
3.8. De Inspecteur heeft
diverse malen om toezending van een gezondheidsverklaring dan wel het verslag
van de medische keuring door I verzocht. Deze is door belanghebbende niet overgelegd.
Bij de tariefstelling is ervan uitgegaan dat geen bijzondere gezondheidsrisico's
aanwezig zijn.
3.9. Belanghebbende
heeft de koopsom van ƒ 74.005, die is gebaseerd op tarieftabellen van Nationale
Nederlanden, gevarenklasse 2, aanvankelijk via een rentedragende lening met
B gefinancierd. Deze lening is in het jaar 2000 afgelost.
3.10. Twee andere
middellijke aandeelhouders in B, de heren C en D, hebben eveneens leningen afgesloten
met deze B.V. Deze leningen zijn aangewend ter voldoening van de koopsom van
de door beide medeaandeelhouders op gelijke wijze gesloten arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
met hun persoonlijke houdstermaatschappijen K respectievelijk L.
3.11. Bij de onder
3.10 vermelde medeaandeelhouders in B is bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over het jaar 1999 de aftrek van de koopsom eveneens geweigerd.
Deze hebben tegen deze correcties geen bezwaar gemaakt.
3.12. Belanghebbende
heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van negatief ƒ 81.150. Bij
het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur geen aftrek verleend inzake
vooruitbetaalde onderhoudskosten groot ƒ 60.000, een extra giftenaftrek verleend
voor een bedrag van ƒ 6.000 in verband met een wijziging van het onzuiver inkomen,
en geen aftrek toegelaten van de koopsom van de arbeidsongeschiktheidsverzekering
groot ƒ 74.005 die belanghebbende met de Vennootschap heeft gesloten. Het belastbaar
inkomen is vastgesteld op (positief) ƒ 46.855.
3.13. Belanghebbende
heeft zich in de bezwaarfase in zijn brief van 16 juli 2003 nader op het standpunt
gesteld dat het belastbaar inkomen op negatief ƒ 24.823 dient te worden gesteld,
zulks ten gevolge van een lagere aftrek van buitengewone lasten groot ƒ 2.327.
4. Omschrijving geschil
en standpunten van partijen
4.1.1. In geschil
is of belanghebbende een reële arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV)
met de vennootschap heeft afgesloten en of de daarvoor door hem betaalde koopsom
van ƒ 74.005 van het inkomen van belanghebbende over 1999 aftrekbaar is.
4.1.2. Voorts is in geschil of de onderwerpelijke aanslag moet worden vernietigd
op de grond dat de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag zonder een voorafgaande
inhoudelijke beoordeling en zonder motivering is afgeweken van de ingediende
aangifte.
4.2.1. Belanghebbende
heeft in beroep, kort weergegeven en voor zover te dezen van belang, de volgende
standpunten ingenomen:
Door belanghebbende is een reële AOV afgesloten. Deze verzekering is in
een duidelijke schriftelijke overeenkomst vastgelegd. De premie is betaald en
belanghebbende is medisch gekeurd. Hoewel deze gegevens niet door I noch door
belanghebbende kunnen worden overgelegd, wordt staande gehouden dat een vragenlijst
is ingevuld en een verklaring is afgegeven. De in artikel 11 van de AOV-overeenkomst
opgenomen glijclausule bevat naar zijn aard een ontbindende voorwaarde. De premie
is berekend aan de hand van een door een professionele verzekeraar gehanteerde
tarieven. Ook een professionele verzekeringsmaatschappij sluit tegen een koopsom
arbeidsongeschiktheidsovereenkomsten af. De Vennootschap heeft de verplichting
uit hoofde van deze verzekering in haar balans opgenomen. De premie dient daarom
op de voet van artikel 45, eerste lid, onderdeel g, sub 6, van de Wet op de
inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) op het inkomen van belanghebbende in
aftrek te worden toegelaten. Er is geen sprake van een schijnhandeling. De AOV-overeenkomst
is afgesloten, betaling van de koopsom heeft plaatsgevonden door middel van
verrekening in rekening courant en bij arbeidsongeschiktheid zal ook daadwerkelijk
een uitkering volgen.
4.2.2. De handelwijze van de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag is in
strijd met het bepaalde in de artikelen 3:47 en 3:48 van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: de AWB). Deze gebreken zijn niet te helen zodat vernietiging van de
bestreden aanslag dient te volgen.
4.3.1. De Inspecteur
heeft hiertegen, eveneens kort weergegeven en voor zover te dezen van belang,
het volgende verweer gevoerd:
a. Bij de beoordeling van de AOV is onder meer het volgende van belang:
- De polisvoorwaarden zijn minimaal en bevatten diverse onzekerheden en onduidelijkheden,
zoals de dubbele glijclausule (artikel 9 en 11).
- Het moment waarop de aanspraak ontstaat, is niet duidelijk: direct of kort
na een eventuele ziekte of na een wachttijd, wanneer een WAZ-uitkering ingaat.
- De AOV laat de mogelijkheid open dat partijen tussentijds de AOV ontbinden,
met terugbetaling van de koopsom.
- Professionele verzekeraars bieden om verschillende redenen
- waaronder het risico van autoselectie - geen gelijksoortige verzekeringen
aan.
b. Een arbeidsongeschiktheidsverzekering onder deze voorwaarden die veel onzekerheden
bevatten, is alleen mogelijk als partijen gelieerd zijn. Geen enkele zakelijk
handelende partij zal op deze wijze en in deze omvang een arbeidsongeschiktheidsverzekering
met vooruitbetaling van premie met een derde aangaan.
c. De AOV is een nietszeggend stuk papier, dat niet de wil van partijen weerspiegelt.
Belanghebbende wil enkel een aftrekpost. De Vennootschap wil niets, maar volgt
willoos haar aandeelhouder. Aan de betrokken handelingen ontbreekt elk reëel
zakelijk belang. Mocht de beoogde aftrekpost niet worden toegestaan, dan zorgt
de glijclausule voor een fiscaal en financieel zorgeloze aftocht. De door belanghebbende
gepresenteerde overeenkomst kan daarom niet als een reële arbeidsongeschiktheidsverzekering
worden aangemerkt en moet als een schijnhandeling worden gezien.
d. De AOV is niet totstandgekomen omdat sprake is van twee opschortende voorwaarden,
namelijk de glijclausule van artikel 11 van de AOV-overeenkomst en de medische
goedkeuring. Een kopie van de aanvraag, de beoordeling en verklaring zijn nimmer
overgelegd zodat het er voor moet worden gehouden dat geen medische keuring
heeft plaatsgevonden.
e. Vóór het tijdstip waarop de AOV-overeenkomst ingaat, kan belanghebbende
te allen tijde de koopsom terugvorderen.
f. De zakelijkheid van de premie is niet aannemelijk gemaakt nu bij het inwinnen
van informatie bij drie grote verzekeringsmaatschappijen - goed voor 50 tot
70 percent van de Nederlandse verzekeringsmarkt - is meegedeeld dat deze een
dergelijke verzekering niet aanbieden.
4.3.2. Belanghebbende is reeds voorafgaande aan het opleggen van de aanslag
in den brede op de hoogte gesteld van het standpunt van de Belastingdienst dat
de onderwerpelijke AOV-overeenkomst als standaardproduct van gemachtigde zou
worden bestreden. Bij brief van 31 oktober 2002 is de afwijking van belanghebbendes
aangifte aangekondigd.
4.4. Voor een nadere
uiteenzetting van de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen, wordt
verwezen naar de gedingstukken.
5. Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende
concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering
van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van negatief ƒ 4.823.
5.2. De Inspecteur
concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
6. Overwegingen omtrent
het geschil
Vernietiging wegens
strijd met de artikelen 3:47 en 3:48 AWB
6.1.1. Naar 's Hofs
oordeel heeft de Inspecteur met hetgeen hij aan feiten en omstandigheden heeft
aangevoerd, aannemelijk gemaakt dat belanghebbende reeds voorafgaande aan het
opleggen van de onderwerpelijke aanslag in voldoende mate is geïnformeerd
omtrent het niet in aftrek toelaten van de koopsom van de AOV.
6.1.2. Voor zover belanghebbende heeft beoogd te stellen dat deze motivering
tekort zou schieten, wijst het Hof erop dat de Inspecteur er op heeft gewezen
dat de onderwerpelijke AOV-overeenkomst, die als standaardproduct aan belanghebbende
en aan een groot aantal andere cliënten van de gemachtigde is aangeboden,
naast andere louter met het oog op belastingbesparing opgezette overeenkomsten
welke in totaliteit bekend staan onder de naam "Haaglandenconstructies",
onderdeel heeft gevormd van een uitvoerig overleg door gemachtigde en enige
van zijn kantoorgenoten met vertegenwoordigers van de Belastingdienst. Ook in
verband hiermee moet belanghebbende worden geacht tijdig en in voldoende mate
op de hoogte te zijn gesteld van de redenen de gevraagde aftrek te weigeren.
6.1.3. Nu belanghebbende ook overigens geen omstandigheden heeft aangevoerd
op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat hij in zijn belangen is geschaad,
verwerpt het Hof de stelling van belanghebbende.
Aftrek van de koopsom AOV
6.2. Anders dan belanghebbende
heeft gesteld acht het Hof het niet aannemelijk dat belanghebbende vóór
dan wel korte tijd na het tijdstip waarop hij met de Vennootschap de AOV-overeenkomst
heeft gesloten, een verklaring omtrent zijn medische gezondheid heeft aangevraagd
onderscheidenlijk heeft ontvangen. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld dat
hij een zodanige aanvraag aan I heeft gezonden maar in het licht van de vaststaande
feiten, in het bijzonder die welke in 3.7 zijn weergegeven, acht het Hof dat
niet geloofwaardig. Ondanks herhaaldelijk verzoeken respectievelijk vorderen
door de Inspecteur, die daarbij heeft verwezen naar de ter zake relevante bepalingen
uit de Algemene wet inzake rijksbelastingen, heeft belanghebbende dienaangaande
geen gegevens overgelegd. Ook nadien heeft belanghebbende, op wiens weg zulks
ligt, dergelijke gegevens niet in het geding gebracht. Het Hof houdt het er
dan ook voor dat deze gezondheidsverklaring nimmer is aangevraagd noch is verkregen.
6.3.1. Uit de in 3.7
opgenomen brief van het kantoor van de gemachtigde van 18 augustus 2000 leidt
het Hof af dat het voor een verzekering als de onderhavige noodzakelijk is dat
een verklaring van een medische instantie, in dit geval I, wordt verkregen waaruit
blijkt dat geen aanleiding bestaat voor een nadere medische keuring dan wel,
indien wel een keuring is vereist, dat de verzekeraar aan de hand van de uitslag
daarvan kan bepalen of hij het risico aanvaardt of slechts tegen bijzondere
voorwaarden zoals een verhoogde premie of een uitsluiting van bepaalde oorzaken
van arbeidsongeschiktheid.
6.3.2. In het onderhavige geval heeft de Vennootschap het risico geaccepteerd
zonder zulk een verklaring. Deze handelwijze stemt derhalve niet overeen met
hetgeen in niet van elkaar afhankelijke verhoudingen zou geschieden.
6.4.1. Naar de Inspecteur
heeft gesteld en belanghebbende niet of niet voldoende heeft weersproken, bevatten
de voorwaarden van de AOV vele onzekerheden en onduidelijkheden en is in deze
overeenkomst een aantal bepalingen opgenomen die zeer ongebruikelijk zijn. In
de eerste plaats wordt gewezen op de glijclausules (artikel 9 en 11) die in
de AOV zijn opgenomen. Dergelijke clausules zijn naar 's Hofs oordeel strijdig
met het doel van de arbeidsongeschiktheidsverzekering, te weten het bieden van
een deugdelijke dekking voor de financiële risico's welke voortvloeien
uit het arbeidsongeschikt raken. Ook strijdt hiermee dat, bij gebreke van een
verklaring inzake belanghebbendes gezondheid, onzekerheid bestaat met betrekking
tot de hoogte van de premie en mitsdien de hoogte van een toekomstige uitkering.
Voorts acht het Hof de stelling van de Inspecteur aannemelijk dat een uitgestelde
arbeidsongeschiktheidsverzekering, die pas ingaat enige tijd na het aangaan
daarvan - in dit geval vijf jaar -, ongebruikelijk is, aangezien bij overlijden
vóór de ingangsdatum de betaalde premie niet wordt gerestitueerd.
Tevens staat vast dat belanghebbende, indien hij arbeidsongeschikt wordt vóór
deze ingangsdatum, geen uitkering geniet. In dit verband is tot slot van belang
dat belanghebbende het kennelijk in eigen hand heeft of de verzekering tussentijds
wordt beëindigd. Het Hof verwijst hiervoor naar het slot van de in 3.7
genoemde brief van het kantoor van de gemachtigde waarin staat opgenomen: "Als
een keuring nodig is, moeten wij even overleggen of deze uitgevoerd zal worden
of dat de polis ongedaan wordt gemaakt."
6.4.2. Belanghebbende heeft in dit verband nog aangevoerd dat de verzekeringsmaatschappij
N identieke dan wel (nagenoeg) gelijke arbeidsongeschiktheidsverzekeringen afsluit
en dat zulke overeenkomsten in de markt gangbaar zijn. De Inspecteur heeft deze
stelling gemotiveerd betwist en heeft daartoe onder meer verwezen naar bij drie
grote verzekeringsmaatschappijen ingewonnen informatie waaruit het tegendeel
is gebleken. Dit laatste is door belanghebbende niet weersproken.
6.5 Op grond van hetgeen
in 6.3 en 6.4 is overwogen, afzonderlijk en in onderling verband beschouwd,
is het Hof van oordeel dat de door belanghebbende en de Vennootschap gesloten
overeenkomst geen aanspraken op periodieke uitkeringen verschaft als bedoeld
in artikel 45, eerste lid, onderdeel g, ten zesde, van de Wet.
6.6. Voorts laten,
anders dan belanghebbende verdedigt, de bewoordingen van artikel 11 van de AOV-overeenkomst
geen andere lezing toe dan dat daarin sprake is van een opschortende voorwaarde
voor het verschuldigd worden van de premie. Nu geen aftrek is verleend, is niet
sprake van een verplichting tot het betalen van de premie, zodat ook op deze
grond de betaling door belanghebbende aan de Vennootschap een wettelijke grondslag
ontbeert voor het verlenen van de gevraagde aftrek.
6.7 Het beroep van
belanghebbende is derhalve ongegrond. De overige stellingen die de Inspecteur
heeft aangevoerd, behoeven geen behandeling.
7. Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht geen
termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel
8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart
het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Savelbergh, Van Walderveen en Engel, in tegenwoordigheid van de gerechtsauditeur mr. Postema. De beslissing is op 10 mei 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
Bron: www.rechtspraak.nl
LJN-nummer: AT8273