Selectie wetteksten Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (tekst 2006)

Index  
Artikel 1e. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake lijfrenteaanspraken
Artikel 1f. Kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake lijfrenteaanspraken
Artikel 1g. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering eigen woning


Artikel 1e. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake lijfrenteaanspraken     Naar index
1. De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid is gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger nader te stellen voorwaarden.
2. Voor het verlenen van uitstel van betaling als bedoeld in het eerste lid is geen schriftelijk verzoek nodig en blijft zekerheidstelling achterwege voorzover de verschuldigde belasting betrekking heeft op:
a. aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die zijn ondergebracht bij een in Nederland gevestigde verzekeraar die bevoegd is het directe verzekeringsbedrijf, bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, uit te oefenen en die de lijfrente of pensioenverplichting rekent tot het binnenlandse ondernemingsvermogen, dan wel zijn ondergebracht bij een in Nederland gevestigd lichaam dat ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vrijgesteld van de vennootschapsbelasting;
b. aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die zijn ondergebracht bij een verzekeraar die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie en die in die lidstaat bevoegd is tot het uitoefenen van het directe verzekeringsbedrijf.
3. Het uitstel eindigt uiterlijk op de eerste dag van het tiende jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.
4. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, derde volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
5. De ontvanger beëindigt het uitstel voorzover zich met betrekking tot aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarop de verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van de wet betrekking heeft, een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, derde volzin, van de wet.
Naar index

Artikel 1f. Kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake lijfrenteaanspraken     Naar index
1. Indien de ontvanger het op de voet van artikel 1e verleende uitstel van betaling beëindigt omdat zich een in artikel 26, derde lid, van de wet bedoelde omstandigheid voordoet, verleent hij op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kwijtschelding van inkomstenbelasting tot een omvang als in genoemd derde lid bedoeld.
2. In de gevallen waarin op de voet van artikel 1e het uitstel van betaling tien jaar heeft gelopen, verleent de ontvanger de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek kwijtschelding van belasting tot een bedrag gelijk aan het dan nog openstaande bedrag. De termijn van tien jaar vangt aan op de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn.
Naar index

Artikel 1g. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering eigen woning     Naar index
1. De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 25, zesde lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid wordt gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger nader te stellen voorwaarden. Het schriftelijke verzoek en de zekerheidstelling blijven achterwege in geval van emigratie van de belastingschuldige naar een andere lidstaat van de Europese Unie.
2. De ontvanger beëindigt het uitstel indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, zesde lid, tweede volzin, van de wet.
3. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, zesde lid, derde volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
Naar index