Stamrechtvrijstelling - stamrecht bedongen na invoering Brede Herwaardering
Beleidsmededeling Staatssecretaris van Financiën van 24 maart 1992, nr. DB92/1274
De staatssecretaris deelt, in antwoord op een verzoek om voorlichting, het volgende mee.
De natuurlijke persoon die zijn voor eigen rekening gedreven onderneming in 1991 staakt en zijn onderneming na een voorperiode inbrengt in een B.V. die na 31 december 1991 juridisch perfekt wordt, heeft de mogelijkheid zijn stakingswinst in 1991 te verantwoorden of in het jaar waarin de B.V. tot stand komt.
De verschuldigde belasting wordt vastgesteld aan de hand van de wettelijke bepalingen die gelden in het jaar waarin de stakingswinst wordt verantwoord. Dit betekent dat de ondernemer die zijn stakingswinst in 1991 aangeeft, nog gebruik kan maken van de stamrechtvrijstelling van artikel 19 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet).
Indien de stakende ondernemer in een dergelijk geval een stamrecht wenst te bedingen bij een eigen opgerichte B.V. die na 31 december 1991 juridisch perfekt wordt, is de stamrechtvrijstelling van artikel 19 van de Wet (tekst 1991) van toepassing als het stamrecht binnen zes maanden na de staking is bedongen en ook overigens aan de voorwaarden is voldaan. Voor de situatie dat het stamrecht wordt bedongen van de B.V. waarin de onderneming wordt ingebracht, geldt daarbij dat de zesmaandstermijn van artikel 19, eerste lid van de Wet (tekst 1991) pas aanvangt bij de inbreng van de onderneming in de B.V.