Afkoop alimentatie en verevening pensioenrechten

Besluit van 28 december 1992, nr. DB92/6204,

zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 december 1995, nr. DB95/2486M en 14 januari 1997, nr. DB96/5248M

De plv. Directeur-Generaal der Belastingen heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

1. Afkoop alimentatie

In gevallen waarin na echtscheiding de onderhoudsverplichting jegens de gewezen echtgenoot wordt afgekocht door het storten van een bedrag bij een hier te lande gevestigde verzekeringsmaatschappij als koopsom voor een recht op periodieke uitkeringen aan de gewezen echtgenoot, placht ik met toepassing van de hardheidsclausule onder voorwaarden goed te keuren dat het ter zake gestorte bedrag voor de heffing van de inkomstenbelasting werd aangemerkt als aftrekbare persoonlijke verplichting. Dit beleid is bekend gemaakt in het Info-bulletin van de Belastingdienst van juni 1991 onder nummer 91/263.

Aan dit tegemoetkomende beleid lag onder meer de overweging ten grondslag dat onder het voor 1 januari 1992 bestaande wettelijke regime tegenover de niet-aftrekbaarheid van de koopsom stond dat de uitkeringen uit het onderhavige stamrecht bij de ontvangende partij integraal in de belastingheffing werden betrokken.

Met ingang van 1 januari 1992 is het wettelijke regime op dit punt zodanig gewijzigd dat de uitkeringen uit het stamrecht niet langer worden gerekend tot de familierechtelijke periodieke uitkeringen maar tot de vermogensrechtelijke periodieke uitkeringen. Dit brengt met zich mee dat de uitkeringen thans slechts in de heffing worden betrokken voor zover zij de gestorte koopsom te boven gaan (toepassing saldo-methode).

Deze wijziging van het wettelijke regime vormt voor mij aanleiding vorenbedoeld hardheidsclausulebeleid niet langer voort te zetten. Uit diverse verzoeken is mij gebleken dat in de praktijk niet altijd rekening is gehouden met de gevolgen van vorenbedoelde wetswijziging. Mede in verband daarmede heb ik aanleiding gevonden bij wijze van overgangsmaatregel goed te keuren dat voor na te noemen situaties nog een tegemoetkoming wordt verleend.

2. Tegemoetkoming

In situaties waarin belanghebbenden zich vóór 1 januari 1994 in het kader van afkoop van de alimentatieverplichting hebben verplicht tot het storten van een bedrag bij een hier te lande gevestigde verzekeringsmaatschappij voor de aankoop van een direct ingaande periodieke uitkering aan de gewezen echtgenoot, en de storting ook daadwerkelijk vóór 1 januari 1994 heeft plaatsgevonden, kunnen de inspecteurs van de Belastingdienst zich voor gemachtigd houden op verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule zelfstandig te beslissen in die zin dat wordt goedgekeurd dat het gestorte bedrag bij de betalende partij als persoonlijke verplichting op het onzuiver inkomen in mindering wordt gebracht.

3. Voorwaarden

Alvorens de onder punt 2 omschreven tegemoetkoming wordt verleend dient belanghebbende tegenover de inspecteur een schriftelijke verklaring van de gewezen echtgenoot te overleggen inhoudende dat deze er mee instemt dat de uitkeringen uit het stamrecht, in afwijking van het wettelijke regime, vanaf de aanvang ten volle in de heffing van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen worden betrokken en voorts dat ingeval van schenking van het stamrecht aan een derde de waarde in het economische verkeer van het stamrecht tot het belastbare inkomen van de gewezen echtgenoot wordt gerekend.

4. Verrekening van pensioenrechten

Ingevolge artikel 26b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kan ook het toekennen van een recht op periodieke uitkeringen in het kader van een boedelscheiding niet tot een aftrek op de voet van artikel 45 van genoemde wet leiden.

Ik keur evenwel goed dat de inspecteurs het onder de punten 2 en 3 vermelde beleid dienovereenkomstig toepassen op verzoeken om een tegemoetkoming ingeval in het kader van verrekening van pensioenrechten na echtscheiding dan wel scheiding van tafel en bed een bedrag wordt gestort bij een hier te lande gevestigde verzekeringsmaatschappij voor de aankoop van een stamrecht ten behoeve van de gewezen echtgenoot.

5. Goedkeuring voor het jaar 1996

Naar aanleiding van vragen vanuit het parlement is begin 1995 een onderzoek gestart naar de maatschappelijke behoeften met betrekking tot de werking van de fiscale regelgeving voor de afkoop van alimentatie in de vorm van een stamrecht.

Na evaluatie van de uitkomsten van dat onderzoek zal worden bezien in hoeverre een wijziging van het wettelijk regime gewenst is. In afwachting daarvan keur ik goed dat de in punt 2 omschreven tegemoetkoming en de in punt 4 opgenomen uitbreiding tot verrekening van pensioenrechten (beide met inachtneming van de in punt 3 vermelde voorwaarden) ook voor het jaar 1996 worden toegepast.

6. Goedkeuring voor de periode na het jaar 1996

De resultaten van het in punt 5 bedoelde onderzoek geven mij aanleiding vooruitlopend op een wijziging van het wettelijk regime goed te keuren dat de in punt 2 omschreven tegemoetkoming en de in punt 4 opgenomen uitbreiding tot verrekening van pensioenrechten (beide met inachtneming van de in punt 3 vermelde voorwaarden) ook worden toegepast ten aanzien van het afkopen van eerderbedoelde verplichtingen die plaatsvinden na het jaar 1996.

De wijziging van dit Besluit treedt in werking op 1 januari 1997; met de inwerkingtreding van vorenbedoelde wetswijziging vervalt dit Besluit *.

De Staatssecretaris van Financiën,

namens deze,

De plv. Directeur-Generaal der Belastingen,

MR. P.P.W. SWILDENS.

-------------------------------------------------------------
* Bedoelde wetswijziging is met ingang van 1 januari 1999 in werking getreden.