Toepassing van artikel 75, derde lid, van de Wet IB’64

Besluit van 20 oktober 1993, nr. DB93/4060M

1. Inleiding

Premies op grond van een op 15 oktober 1990 bestaande lijfrente-overeenkomst zijn onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar volgens het op 31 december 1991 bestaande regime. Deze eerbiedigende werking is neergelegd in artikel 75 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. In het derde lid van dat artikel is aangegeven tot welk bedrag de premies kunnen worden afgetrokken. Daaraan is toegevoegd dat de premies ten hoogste in aanmerking worden genomen tot het bedrag van de in de twee voorafgaande jaren in totaal in aanmerking genomen premiebedragen. In het derde lid van artikel 75 is ook bepaald dat ten aanzien van de in nr. 3 hierna genoemde categorieën belastingplichtigen - onder door de minister te stellen voorwaarden - afwijkingen van laatstgenoemde beperking kunnen worden toegestaan.

In deze aanschrijving maak ik de voorwaarden bekend waaronder ik dergelijke afwijkingen pleeg toe te staan. aan de hand van deze voorwaarden kunnen de inspecteurs van de Belastingdienst in het vervolg zelfstandig beslissen op de verzoeken.

2. Algemene voorwaarden

De volgende voorwaarden gelden voor alle categorieën, genoemd in artikel 75, derde lid, onderdelen a, b en c.

1. De tegemoetkoming kan er niet toe leiden dat het maximumbedrag genoemd in de eerste volzin van artikel 75, derde lid, (voor 1993: f 18.685) wordt overschreden.

2. Bij de berekening van de maximale aftrek tellen de premies uit voorafgaande kalenderjaren alleen mee voor zover zij betrekking hebben op lijfrente-overeenkomsten waarvoor de eerbiedigende werking geldt.

3. Bijzondere voorwaarden

Hierna worden per categorie belastingplichtigen de voorwaarden genoemd waaronder kan worden afgeweken van de beperking van de premie-aftrek tot de in de afgelopen twee jaren in aanmerking genomen premies.

3.1. Belastingplichtigen die vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid hebben genoten

Iemand die wegens arbeidsongeschiktheid gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling heeft genoten, kan het bedrag van de in de twee voorafgaande kalenderjaren genoten vrijstelling meetellen bij het berekenen van de maximale aftrek in het kalenderjaar. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

1. De belastingplichtige legt een verklaring van de verzekeraar over, waaruit blijkt tot welke bedragen vrijstelling is verleend. De verklaring dient te zijn gespecificeerd per kalenderjaar voor de gehele periode waarin de vrijstelling heeft gegolden.

2. De wegens vrijstelling niet betaalde premies tellen alleen mee voor zover zij bij betaling aftrekbaar zouden zijn geweest.

3.2. Belastingplichtigen die tijdens een tijdelijk verblijf in het buitenland zijn doorgegaan met het betalen van premies voor lijfrenten

Het maximum wordt in deze gevallen berekend alsof de belastingplichtige niet tijdelijk in het buitenland heeft verbleven. Dit houdt in dat per kalenderjaar van de buitenlandse periode een fictief maximum wordt berekend aan de hand van de in de twee voorafgaande kalenderjaren betaalde bedragen. Dit leidt uiteindelijk tot het bedrag dat in het eerste jaar na terugkeer aftrekbaar is. Deze berekeningswijze brengt bijvoorbeeld met zich mee dat aftrek na terugkeer in Nederland is uitgesloten als gedurende de buitenlandse periode twee kalenderjaren of langer achtereen geen premie wordt betaald. De tegemoetkoming wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

1. De belastingplichtige verstrekt een overzicht van de premiebedragen die hij gedurende de periode waarin hij in het buitenland verbleef jaarlijks heeft betaald.

2. De premiebetalingen worden met schriftelijke bewijsstukken aangetoond.

3. De premies die tijdens het verblijf in het buitenland zijn betaald tellen mee voor zover zij aftrekbaar zouden zijn geweest als de belastingplichtige op het moment van betaling of verrekening in Nederland zou hebben gewoond.

3.3. Belastingplichtigen bij wie in het kalenderjaar dan wel in ten minste een van de twee voorafgaande jaren, artikel 5, zoals dat luidde op 31 december 1991, van toepassing is geweest op de door hen of hun echtgenoten betaalde of verrekende premies voor lijfrenten

De premie die in de voorafgaande twee kalenderjaren bij de echtgenoot voor aftrek in aanmerking kwam, telt mee voor de berekening van de maximale aftrek. Hiervoor worden geen bijzondere voorwaarden gesteld. Ik wijs erop dat de tegemoetkoming ook kan worden verleend in situaties waarin het huwelijk binnen de relevante drie-jaarsperiode tot stand is gekomen of is ontbonden. In die gevallen kan onder "echtgenoot" dus ook worden verstaan de toekomstige echtgenoot dan wel de ex-echtgenoot.

De Staatssecretaris van Financiën,

namens deze,

De Plv. Directeur-Generaal der Belastingen,

MR. P.P.W. SWILDENS.