Premiesplitsing successierecht; overlijdensuitkering uit levensverzekering
Besluit van 19 maart 1997, nr. VB97/568
De Directeur-Generaal der Belastingen heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
§ 1 Inleiding
§ 1.1 Verkrijgingen krachtens levensverzekering
Ingevolge artikel 13 van de Succesiewet 1956 worden verkrijgingen
krachtens levensverzekering of derdenbeding die plaatsvinden ten gevolge van of
na het overlijden van een persoon gelijkgesteld met erfrechtelijke verkrijgingen.
Dergelijke verkrijgingen worden daardoor als fictieve erfrechtelijke
verkrijgingen in de heffing van successierechten betrokken. Een uitzondering
geldt voor die verkrijgingen ten behoeve waarvan niets is onttrokken aan het
vermogen van de erflater (hierna: de overledene). In deze mededeling ga ik in op
de vraag wanneer er terzake van overlijdensuitkeringen krachtens een
overeenkomst van levensverzekering (n)iets is onttrokken aan het vermogen van de
overledene. Daarbij besteed ik in het bijzonder aandacht aan situaties waarin
met betrekking tot de verzekeringsovereenkomst een "premiesplitsing"
wordt overeengekomen. Premiesplitsing komt voor bij gemengde verzekeringen,
waarbij het kapitaal tot uitkering komt bij in leven zijn van de verzekerde(n)
op een bepaald tijdstip, of bij overlijden van (één van) de verzekerde(n)
vóór dat tijdstip. De premie kan dan gesplitst worden in een gedeelte dat
betrekking heeft op de uitkering bij leven en gedeelte dat betrekking heeft op
de uitkering bij overlijden.
§ 1.2 Betekenis van premiesplitsing
Noch uit de wetsgeschiedenis, noch uit de jurisprudentie blijkt of een
premiesplitsing fiscale betekenis heeft voor de toepassing van artikel 13 van de
Successiewet 1956, m.a.w. of door middel van premiesplitsing kan worden
bewerkstelligd dat terzake van de overlijdensuitkering niets is onttrokken aan
het vermogen van de overledene (de verzekerde). En, zo ja, aan welke voorwaarden
men daarbij dan zou moeten voldoen. Tot op heden heb ik het standpunt gehuldigd
dat indien terzake van een gemengde verzekering een gedeelte van de premie is
verschuldigd door de verzekerde de uitkering bij diens overlijden in de heffing
van successierecht wordt betrokken, ongeacht of die premie betrekking had op de
uitkering bij leven of bij overlijden. In deze zienswijze sorteerde een
premiesplitsing dus geen effect voor de toepassing van artikel 13. Ik heb bezien
of door een meer economische benadering van deze problematiek een soepeler
standpunt mogelijk is met betrekking tot de figuur van premiesplitsing. Ik ben
thans bereid om voor de toepassing van artikel 13 wel betekenis toe te kennen
aan een premiesplitsing. Omwille van de rechtszekerheid beschrijf ik in deze
mededeling aan welke voorwaarden een premiesplitsing moet voldoen om te kunnen
stellen dat er terzake van de uitkering bij overlijden niets is onttrokken aan
het vermogen van de overledene.
§ 1.3 Inhoud
In § 2 wordt een aantal elementen genoemd die van belang zijn bij de
beantwoording van de vraag of er iets is onttrokken aan het vermogen van de
overledene. Het betreft onder meer premieverschuldigdheid,
huwelijksgoederenregime en samenlevingscontract, beoordelingstijdstip. In § 3
wordt voor de overlijdensverzekering op één leven aangegeven wanneer er
(n)iets is onttrokken aan het vermogen van de overledene. Premiesplitsing speelt
daarbij geen rol. In § 4 wordt ingegaan op de overlijdensverzekering op twee
levens, de gemengde verzekering op één leven en die op twee levens. Het
betreft verzekeringen die tegenwoordig veelal in het kader van de hypothecaire
financiering van de eigen woning worden afgesloten. Bij deze verzekeringen is
het niet ongebruikelijk dat met de verzekeraar een premiesplitsing wordt
overeengekomen. In § 4.6 is aangegeven in hoeverre de bij voornoemde
verzekeringen gegeven aanwijzingen tevens gelden voor andere gemengde
verzekeringen. In § 5 komen overdracht, toescheiding en wijziging van een
lopende polis aan de orde. De wijze waarop deze geschieden, kan van invloed zijn
op de vraag aan wiens vermogen uiteindelijk iets is onttrokken ten behoeve van
een overlijdensuitkering. In § 6 is een regeling voor lopende polissen
opgenomen. De bijlage bevat een aantal cijfervoorbeelden met betrekking tot
premiesplitsing. Deze mededeling heeft uitsluitend betrekking op de toepassing
van de Successiewet 1956.
§ 2 Algemene beschouwingen m.b.t. de vraag
wanneer er iets is onttrokken aan vermogen van overledene.
§ 2.1 Belangrijke elementen
Voor de beantwoording van de vraag of er iets is onttrokken aan het
vermogen van de overledene zijn met name de volgende elementen van belang: 1. de
verschuldigdheid van de premie; 2. het huwelijksgoederenregime resp. het
samenlevingscontract van de overledene tijdens diens leven; 3. het tijdstip van
beoordeling; 4. de overdracht en toescheiding van lopende polissen; 5. samenhang
tussen polissen.
§ 2.2 Verschuldigdheid
Of er terzake van een verzekeringsuitkering iets is onttrokken aan het
vermogen van de overledene, is onder meer afhankelijk van de vraag door wie de
verzekeringspremie jegens de verzekeraar verschuldigd was. Dat hierbij dient te
worden aangesloten bij de verschuldigdheid van de premie, en niet bij de
betaling, is vaste jurisprudentie. Het arrest van de Hoge Raad van 17 februari
1954, BNB 1954/140, dient blijkens recente uitspraken van gerechtshoven nog
steeds als leidraad. Waar in deze mededeling wordt gesproken van
verschuldigdheid van premie wordt daarmee bedoeld verschuldigdheid jegens de
verzekeraar. De verschuldigdheid moet zijn overeengekomen tussen de verzekeraar
en degene die premie verschuldigd is (hierna ook genoemd: de premieplichtige).
Indien er twee of meer premieplichtingen zijn, moet de verschuldigdheid van
premie door elk van die premieplichtigen blijken uit de polis of een bij de
polis behorend clausuleblad én een door alle premieplichtigen ondertekend en
gedagtekend aanvraagformulier. Het feit dat de premie gesplitst is, houdt niet
automatisch in dat er ook premieverschuldigdheid ten aanzien van meer dan één
persoon bestaat. Een afspraak over premieverschuldigdheid waarbij hetzij de
verzekeraar hetzij een premieplichtige geen partij is, mist in dit verband
fiscale betekenis. Dit betekent dat bijvoorbeeld een eenzijdige verklaring van
een verzekeraar of een andere persoon (bijvoorbeeld de begunstigde) dat premie
verschuldigd is, niet voldoende is.
§ 2.3 Betaling
Door wie de feitelijke betaling geschiedt, is in dit verband niet van
belang. Betaling van premie door een ander dan degene die de premie jegens de
verzekeraar verschuldigd is, betekent op zich niet dat daardoor iets onttrokken
is aan het vermogen van de betaler ten behoeve van een latere uitkering.
Betaling houdt in dit geval niet meer in dan een schenking aan de
premieplichtige dan wel betaling in diens plaats waardoor de betaler een
vordering wegens onverschuldigde betaling jegens de premieplichtige verkrijgt.
§ 2.4 Premie verschuldigd door de
overledene, diens echtgenoot of partner of door een ander
Is de premie of een gedeelte daarvan op enig moment verschuldigd geweest
door de overledene (de verzekerde), dan is ter zake van de overlijdensuitkering
normaliter iets aan het vermogen van de overledene onttrokken. De
verschuldigdheid van één premiebetaling is hiervoor al voldoende. Was de
premie niet door de overledene, maar door een ander verschuldigd, dan is terzake
van de overlijdensuitkering in beginsel niets aan het vermogen van de overledene
onttrokken. Indien de premie evenwel op enig moment verschuldigd is geweest door
de echtgenoot of partner van de overledene, dan dient tevens hetgeen in § 2.5
e.v. is opgenomen met betrekking tot huwelijksgoederenregime en
samenlevingscontract in ogenschouw te worden genomen.
§ 2.5 Huwelijksgoederenregime/samenlevingscontract
Premie kan, wanneer deze niet verschuldigd was door de overledene maar
door diens echtgenoot of partner, toch ten laste van het vermogen van de
overledene zijn gekomen, doordat de premie ingevolge het huwelijksgoederenregime
of het samenlevingscontract geheel of gedeeltelijk ten laste van diens vermogen
diende te komen. Bij een dergelijk huwelijksgoederenregime of
samenlevingscontract mist het regelen van de verschuldigdheid van de premie
zodanig dat deze niet verschuldigd is door de verzekerde dan ook betekenis voor
de toepassing van artikel 13 van de Successiewet 1956. Er wordt dan wel gezegd
dat het huwelijksgoederenregime of het samenlevingscontract "de constructie
niet kan dragen".
§ 2.6 Algehele gemeenschap van goederen
Indien de overledene (de verzekerde) en de premieplichtige met elkaar in
algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd, dan is de tijdens de
huwelijksperiode verschuldigde premie voor de helft aan het vermogen van de
overledene onttrokken.
§ 2.7 Huwelijksvoorwaarden
Was de overledene onder huwelijksvoorwaarden gehuwd met de
premieplichtige, dan zal aan de hand van die voorwaarden beoordeeld moeten
worden of de tijdens de huwelijksperiode verschuldigde premie of een gedeelte
daarvan ten laste van zijn vermogen is gekomen. Waren echtgenoten buiten elke
gemeenschap van goederen gehuwd en was de premie verschuldigd door de echtgenoot
van de overledene dan is terzake van de overlijdensuitkering in beginsel niets
onttrokken aan het vermogen van de overledene. Dit kan anders zijn indien de
huwelijksvoorwaarden een verrekenbeding bevatten. Hierbij kan bijvoorbeeld
gedacht worden aan het beding dat bij overlijden van een van de echtgenoten
verrekend zal worden alsof zij in algehele gemeenschap van goederen waren
gehuwd. Een dergelijk beding heeft tot gevolg dat toch een bedrag ter grootte
van de helft van de tijdens de huwelijksperiode betaalde premie geacht wordt te
zijn onttrokken aan het vermogen van de overledene. Indien echtgenoten een
beperkte gemeenschap van goederen waren overeengekomen, zal aan de hand van de
huwelijksvoorwaarden vastgesteld moeten worden of de premie ten laste is gekomen
van het gemeenschappelijke vermogen of ten laste van het privé-vermogen van de
echtgenoot van de overledene. Bij een gemeenschap van vruchten en inkomsten
wordt ervan uitgegaan dat de premie - indien niet anders bepaald - als zijnde
een huishoudschuld ten laste komt van het gemeenschappelijke vermogen, en
derhalve voor de helft is onttrokken aan het vermogen van de overledene.
§ 2.8 Samenlevingscontract
Indien de overledene en de premieplichtige niet met elkaar gehuwd waren
maar samenwoonden, dan zal aan de hand van een eventueel samenlevingscontract
beoordeeld moeten worden of door de partner van de overledene verschuldigde
premie een privé-schuld van die partner was of een gemeenschappelijke schuld
van de partners. Is dit laatste het geval dan is toch de helft van de premie die
tijdens de samenlevingsperiode verschuldigd was door de partner onttrokken aan
het vermogen van de overledene.
§ 2.9 Beoordeling op tijdstip van
overlijden
Voor de beoordeling van de vraag of er terzake van een
verzekeringsuitkering ten gevolge van overlijden iets is onttrokken aan het
vermogen van de overledene is de situatie op het tijdstip van overlijden
beslissend. De omstandigheid dat de overledene op enig moment tijdens zijn leven
terzake van de verzekering, welke tot uitkering kwam door zijn overlijden,
premie verschuldigd is geweest, behoeft daarom niet altijd automatisch in te
houden dat er terzake van de uitkering iets aan zijn vermogen is onttrokken. Het
omgekeerde kan overigens ook het geval zijn.
§ 2.10 Wel premie verschuldigd,
uiteindelijk niets onttrokken; overdracht en toescheiding lopende polis
Het geval kan zich voordoen dat op het tijdstip van overlijden wordt
vastgesteld dat er terzake van een overlijdensuitkering niets is onttrokken aan
het vermogen van de overledene, ondanks premieverschuldigdheid ten behoeve van
die uitkering door de overledene op enig moment tijdens zijn leven. Hierbij kan
bijvoorbeeld gedacht worden aan het geval dat de overledene premie verschuldigd
was terzake van een verzekering welke tot uitkering zou komen bij zijn
overlijden, maar waarbij hij de rechten op de polis tijdens zijn leven heeft
overgedragen aan een ander, bijvoorbeeld de begunstigde (veelal de echtgenoot of
partner), of waarbij de rechten op de polis bij wijziging van het
huwelijksgoederenregime of echtscheiding zijn toegescheiden aan de (gewezen)
echtgenoot. In § 5 wordt nader ingegaan op de vraag wanneer er in dergelijke
situaties vanuit gegaan mag worden dat er niets is onttrokken aan het vermogen
van de overledene.
§ 2.11 Samenhang afzonderlijk afgesloten
verzekeringen
De enkele omstandigheid dat verzekeringen op afzonderlijke polissen zijn
afgesloten en de overledene geen premie verschuldigd was voor de verzekering
welke tot uitkering komt bij zijn overlijden, houdt - nog afgezien van het
huwelijksgoederenregime of samenlevingscontract - niet per definitie in dat
terzake van die uitkering niets aan zijn vermogen kan zijn onttrokken. Zo kan de
samenhang met een andere, door de overledene afgesloten, verzekering zodanig
zijn dat er voor de uitkering toch iets aan diens vermogen is onttrokken.
Samenhang tussen verzekeringen kan worden geconstateerd indien bepaalde
componenten van de verzekeringen, zoals bijvoorbeeld looptijd en premies, op
elkaar zijn afgestemd. Indien de onderlinge samenhang tussen afzonderlijke
polissen een premievoordeel oplevert, zal in ieder geval het premievoordeel naar
evenredigheid aan de verschillende verzekeringen moeten worden toegerekend
volgens de systematiek die is aangeven in § 4.5 e.v..
§ 3 De overlijdensverzekering op één leven
§ 3.1 Definitie
Onder de overlijdensverzekering op één leven wordt in het navolgende
verstaan de verzekering op het leven van de verzekerde welke tot uitkering komt
bij overlijden van de verzekerde.
§ 3.2 Verschuldigdheid
Voor de beantwoording van de vraag of bij overlijden van de verzekerde
terzake van de uitkering iets is onttrokken aan diens vermogen zal
overeenkomstig het gestelde in § 2.2 allereerst beoordeeld moeten worden wie de
premie voor de verzekering verschuldigd was.
§ 3.3 Premie verschuldigd door de
overledene, diens echtgenoot of partner of door een ander
Wanneer de premie voor de verzekering geheel of gedeeltelijk
verschuldigd was door de overledene (verzekerde), dan is er terzake van de
uitkering bij overlijden iets aan diens vermogen onttrokken. Was premie
verschuldigd door de echtgenoot of partner van de overledene dan zal beoordeeld
moeten worden of het huwelijksgoederenregime resp. het samenlevingscontract
"de gekozen constructie kan dragen". In dit verband zij verwezen naar
hetgeen hieromtrent is vermeld in § 2.5 tot en met § 2.8. Was de premie
verschuldigd door een ander dan de verzekerde of diens echtgenoot of partner,
dan zal er bij overlijden van de verzekerde normaliter niets aan diens vermogen
onttrokken zijn terzake van de uitkering. Wel kan in een dergelijk geval heffing
van schenkingsrecht aan de orde komen, indien de premieplichtige een ander is
dan de begunstigde.
§ 3.4 Overdracht en toescheiding lopende
polis
Voorts kan voor de vraag of iets is onttrokken aan het vermogen van de
overledene nog van belang zijn hetgeen in § 2.9, § 2.10 en § 5 is opgenomen
met betrekking tot het tijdstip van beoordeling en de overdracht en toescheiding
van een lopende polis.
§ 4 De overlijdensverzekering op twee levens,
de gemengde verzekering op één leven en de gemengde verzekering op twee levens
§ 4.1 Premiesplitsing
Bij bepaalde levensverzekeringsvormen is het niet ongebruikelijk dat met
de verzekeraar een "premiesplitsing" wordt overeengekomen. In deze
paragraaf wordt met betrekking tot een drietal verzekeringsvormen, te weten de
overlijdensverzekering op twee levens, de gemengde verzekering op één leven en
de gemengde verzekering op twee levens, aangegeven onder welke voorwaarden een
premiesplitsing tot gevolg kan hebben dat er terzake van de uitkering bij
overlijden niets is onttrokken aan het vermogen van de overledene. In § 4.3
worden de betreffende verzekeringsvormen gedefinieerd. In § 4.4 worden de
voorwaarden geschetst die betrekking hebben op alle drie de verzekeringsvormen.
In § 4.5 wordt voor de verschillende verzekeringsvormen specifiek aangegeven op
welke wijze de premie gesplitst moet zijn. In § 4.6 wordt aangegeven in
hoeverre de voorwaarden van toepassing zijn op andere gemengde verzekeringen.
§ 4.2 Geen premiesplitsing
Indien met betrekking tot de onderwerpelijke verzekeringen de volledige
premie door één persoon verschuldigd is, m.a.w. er is geen premiesplitsing
overeengekomen, geldt voor de vraag of terzake van de uitkering bij overlijden
iets aan het vermogen van de overledene is onttrokken in principe hetzelfde als
ten aanzien van een overlijdensverzekering op één leven. Zie § 3.
§ 4.3 Definities
De overlijdensverzekering op twee levens
Onder de overlijdensverzekering op twee levens wordt in het navolgende
verstaan de verzekering op de levens van twee verzekerden, welke tot uitkering
komt bij het eerste overlijden van een van beide verzekerden. Een
premiesplitsing zal inhouden dat de premie wordt gesplitst in een gedeelte dat
betrekking heeft op de uitkering bij het overlijden van de ene verzekerde als
eerste en een gedeelte dat betrekking heeft op de uitkering bij het overlijden
van de andere verzekerde als eerste.
De gemengde verzekering op één leven
Onder de gemengde verzekering op één leven wordt in het navolgende
verstaan de verzekering op het leven van de verzekerde welke tot uitkering komt
op de einddatum van de verzekering indien de verzekerde in leven is dan wel bij
overlijden van de verzekerde vóór de einddatum, waarbij de
premieverschuldigdheid alleen afhankelijk is van het leven van de verzekerde.
Een premiesplitsing zal inhouden dat de premie wordt gesplitst in een gedeelte
dat betrekking heeft op de uitkering bij leven en een gedeelte dat betrekking
heeft op de uitkering bij overlijden. Bij overlijden van de premieplichtige voor
het overlijdensgedeelte van de verzekering gaat de premieplicht, zolang de
verzekerde nog in leven is over op de erfgenamen van de premieplichtige.
De gemengde verzekering op twee levens
Onder de gemengde verzekering op twee levens wordt in het navolgende
verstaan de verzekering op de levens van twee verzekerden, welke tot uitkering
komt op de einddatum van de verzekering indien beide verzekerden in leven zijn
dan wel bij het eerste overlijden van een van beide verzekerden vóór de
einddatum. Een premiesplitsing zal inhouden dat de premie wordt gesplitst in een
gedeelte dat betrekking heeft op de uitkering bij leven van beide verzekerden,
een gedeelte dat betrekking heeft op de uitkering bij het overlijden van de ene
verzekerde als eerste en een gedeelte dat betrekking heeft op de uitkering bij
het overlijden van de andere verzekerde als eerste.
§ 4.4 Voorwaarden bij premiesplitsing
Wanneer partijen bij een van de onderwerpelijke verzekeringen de terzake
van die verzekering verschuldigde premie gesplitst hebben, wordt er door mij van
uitgegaan dat er voor de uitkering bij overlijden niets is onttrokken aan het
vermogen van de overledene, indien aan de volgende cumulatieve voorwaarden is
voldaan:
Voorwaarde 1(verschuldigdheid)
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de uitkering bij
overlijden was verschuldigd door een ander dan de overledene. Niet voldoende is
dat het vorenbedoelde gedeelte van de premie door een ander betaald werd. Niet
de betaling, maar de verschuldigdheid is beslissend. Zie in dit verband ook §
2.2 en § 2.3.
Voorwaarde 2 (overeenkomst met verzekeraar)
De splitsing van de premie werd door de premieplichtigen overeengekomen met
de verzekeraar. De verschuldigdheid jegens de verzekeraar van de premiegedeelten
door de verschillende premieplichtigen moet blijken uit de polis of een bij de
polis behorend clausuleblad én een door alle premieplichtigen ondertekend en
gedagtekend aanvraagformulier. Een premiesplitsing die niet met de verzekeraar
werd overeengekomen mist in dit verband dus fiscale betekenis.
Voorwaarde 3 (huwelijksgoederenregime/samenlevingscontract)
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de uitkering bij
overlijden mag op grond van het huwelijksgoederenregime of het
samenlevingscontract niet toch ten laste van het vermogen van de verzekerde zijn
gekomen. Zie in dit verband § 2.5 tot en met § 2.8.
Voorwaarde 4 (overdracht, toescheiding en
wijziging lopende polis)
Voor de beoordeling of iets is onttrokken aan het vermogen van de overledene
is het tijdstip van overlijden beslissend. Bij de beoordeling dient hetgeen is
opgenomen in § 2.9, § 2.10 en § 5 met betrekking tot beoordelingstijdstip en
overdracht, toescheiding en wijziging van een lopende polis te worden
meegenomen.
Voorwaarde 5 (wijze van premiesplitsing)
Voor de uitwerking van deze voorwaarde wordt verwezen naar § 4.5.
§ 4.5 Specifieke voorwaarde wijze van
premiesplitsing
Voorwaarde 5 luidt voor de in § 4.3 omschreven verzekeringsvormen als
volgt:
A. De overlijdensverzekering op twee levens:
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de uitkering bij
overlijden van de ene verzekerde en het gedeelte dat betrekking heeft op de
uitkering bij overlijden van de andere verzekerde waren ten minste gelijk aan de
aandelen van die overlijdensgedeelten in de verschuldigde premie naar verhouding
van de zuiver actuariële premiebestanddelen voor de uitkeringen op elk leven
afzonderlijk.
B. De gemengde verzekering op één leven:
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de uitkering bij
overlijden was ten minste gelijk aan het aandeel van het overlijdensgedeelte in
de verschuldigde premie naar verhouding van de zuiver actuariële
premiebestanddelen voor de afzonderlijke uitkeringen bij leven en overlijden.
C. De gemengde verzekering op twee levens:
Het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op de uitkering bij
overlijden van de ene verzekerde en het gedeelte dat betrekking heeft op de
uitkering bij overlijden van de andere verzekerde waren ten minste gelijk aan de
aandelen van die overlijdensgedeelten in de verschuldigde premie naar verhouding
van de zuiver actuariële premiebestanddelen voor de uitkeringen bij leven en
die bij overlijden op elk leven afzonderlijk.
Voorts geldt met betrekking tot voorwaarde 5 meer in het algemeen het volgende:
Hoogte overlijdensuitkering
Voor de vorenbedoelde premiebestanddelen die betrekking hebben op de
afzonderlijke uitkering(en) bij overlijden dient steeds te worden uitgegaan van
de premie voor het volledige bedrag van de uitkering. Een premie die slechts
betrekking heeft op het zogenaamde risicokapitaal is dus niet voldoende.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
Indien in de verzekeringsovereenkomst een premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid is opgenomen dient onder het begrip "verschuldigde
premie" te worden verstaan de premie inclusief de premieopslag voor de
premievrijstelling.
Winstdeling
Indien in de verzekeringsovereenkomst een recht op winst- of overrentedeling
of iets vergelijkbaars is opgenomen zal dit recht afzonderlijk moeten worden
berekend voor de afzonderlijke delen van de overeenkomst. Er mag dus geen sprake
zijn van winstoverheveling vanuit het levendeel naar het overlijdensdeel.
Toepassing premiesplitsing na premieverhoging
Indien de verzekerde kapitalen worden verhoogd zal de verzekeraar ook voor
deze verhoging de zuiver actuariële premies moeten vaststellen voor elk van de
afzonderlijke delen van de overeenkomst. Na deze premieverhoging ontmoet het bij
mij geen bezwaar als de totale premie gesplitst wordt in verhouding tot de som
van de actuariële premies voor de afzonderlijke delen. Er hoeft derhalve bij de
toerekening van de totale premie voor elke verhoging van de premie geen
afzonderlijke berekening van de premiesplitsing te worden bijgehouden. Zie
bijlage voor voorbeelden.
§ 4.6 Gelding van voorwaarden bij andere
verzekeringen
De voorwaarden 1 tot en met 4 gelden voor alle gemengde verzekeringen
(zowel guldens- als beleggingsverzekeringen), waarbij premiesplitsing is
overeengekomen. De wijze waarop de premie gesplitst moet worden (voorwaarde 5),
zal voor iedere specifieke verzekeringsvorm aan de hand van de inhoud van de
verzekeringsovereenkomst bepaald moeten worden. Uitgangspunt zal hierbij steeds
moeten zijn een toerekening van premiecomponenten naar evenredigheid van de
zuiver actuariële premiebestanddelen voor de verschillende uitkeringen.
§ 4.7 Behandeling afzonderlijke
verzekeringen in geval van samenhang
Indien de in § 4 genoemde verzekering niet als één verzekering op
één polis worden afgesloten, maar als twee afzonderlijke verzekeringen op twee
polissen (eventueel met een verbindingsclausule), zal voor wat betreft de vraag
of er iets is onttrokken aan het vermogen van de erflater derhalve materieel
hetzelfde gelden als hetgeen in § 4.4 tot en met § 4.6 is gesteld met
betrekking tot verschuldigdheid, huwelijksgoederenregime, samenlevingscontract
en hoogte van de verschuldigde premie.
§ 5 Overdracht, toescheiding van een lopende
polis en premiesplitsing tijdens de looptijd
§ 5.1 Overdracht
Met betrekking tot de in § 2.10 bedoelde situatie mag er in geval van
overdracht van de rechten op de polis van worden uitgegaan dat er terzake van de
overlijdensuitkering niets aan het vermogen van de overledene is onttrokken
indien aan het volgende is voldaan: 1. de overdracht geschiedt tegen de waarde
in het economische verkeer van de lopende polis; 2. de verkrijger is vanaf het
tijdstip van de overdracht de premie verschuldigd; 3. indien is overgedragen aan
de echtgenoot of partner zal voorts het huwelijksgoederenregime resp. het
samenlevingscontract "de constructie moeten kunnen dragen". Zie in dit
verband § 2.5 tot en met 2.8.
§ 5.2 Toescheiding
Met betrekking tot in de § 2.10 bedoelde situatie mag er in geval van
toescheiding van de rechten op de polis aan de (gewezen) echtgenoot
(bijvoorbeeld bij wijziging van het huwelijksgoederenregime of bij
echtscheiding) van worden uitgegaan dat er terzake van de overlijdensuitkering
niets aan het vermogen van de overledene is onttrokken indien aan het volgende
is voldaan: 1. bij de toescheiding vindt verrekening plaats op basis van de
waarde in het economische verkeer van de lopende polis; 2. degene aan wie is
toegescheiden is vanaf het tijdstip van de toescheiding de premie verschuldigd;
3. indien is toegescheiden bij wijziging van de huwelijksvoorwaarden zal voorts
het huwelijksgoederenregime "de constructie moeten kunnen dragen". Zie
in dit verband § 2.5 tot en met 2.8.
§ 5.3 Premiesplitsing tijdens looptijd
verzekering
Ook indien echtgenoten of partners eerst tijdens de looptijd van de
verzekering overgaan tot premiesplitsing, en de premie tot het tijdstip van
premiesplitsing verschuldigd was door de verzekerde, zal om te bewerkstelligen
dat terzake van de uitkering bij overlijden gesteld kan worden dat niets is
onttrokken aan het vermogen van de overledene (de verzekerde) verrekening moeten
plaatsvinden. In dit geval mag ervan worden uitgegaan dat er terzake van de
overlijdensuitkering niets aan het vermogen van de overledene is onttrokken
indien aan het volgende is voldaan: 1. de echtgenoot of partner van de
verzekerde vergoedt aan de verzekerde de waarde in het economische verkeer, die
de overlijdenscomponent van de lopende polis heeft op het tijdstip van de
premiesplitsing; 2. vanaf het tijdstip van premiesplitsing wordt voldaan aan het
gestelde in § 4.
§ 5.4 Gemengde verzekeringen
In geval van een overdracht of toescheiding van een gemengde
verzekering, mag bij de toepassing van hetgeen is gesteld onder punt 1 van §
5.1 en § 5.2 uitgegaan worden van de waarde die kan worden toegerekend aan de
overlijdenscomponent van de verzekering. Overigens zij erop gewezen dat een en
ander alleen betrekking heeft op de toepassing van artikel 13 van de
Successiewet 1956. Dit betekent dat indien ten aanzien van een gemengde
verzekering slechts een vergoeding plaatsvindt voor de overlijdenscomponent
heffing van schenkingsrecht aan de orde kan komen ten aanzien van de
levencomponent.
§ 5.5 Waarde in het economische verkeer
De waarde in het economische verkeer van een lopende polis zal, voor
zover het een overlijdensverzekering betreft, doorgaans gesteld kunnen worden op
de reservewaarde van die overlijdensverzekering. Deze kan bepaald worden op de
contante waarde (koopsom) van het verschil in premie van de oorspronkelijke
verzekering en de premie die in dat geval voor een nieuwe verzekering met
hetzelfde kapitaal bij overlijden met eenzelfde resterende looptijd verschuldigd
zou zijn. Bij de vaststelling van de waarde zal in ieder geval rekening moeten
worden gehouden met alle feiten en omstandigheden (m.n. de gezondheidstoestand
van de verzekerde) die van belang zouden zijn bij het afsluiten van een nieuwe
verzekering. De waarde van een polis kan door bepaalde omstandigheden beduidend
hoger zijn dan de reservewaarde welke die polis onder normale omstandigheden zou
hebben. Zo zal de waarde van een polis die wordt overgedragen of toegescheiden
op een moment dat de gezondheidstoestand van de verzekerde slecht is aanzienlijk
boven de normale reservewaarde van de polis kunnen liggen. Geschiedt de
overdracht of toescheiding in het zicht van overlijden van de verzekerde dan zal
de waarde dicht aanliggen tegen het bedrag van de uitkering bij overlijden. Bij
de bepaling van de waarde in het economische verkeer speelt ook de
premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid een rol. Voor reeds (gedeeltelijk)
premievrije verzekeringen zal bij de waardeberekening met deze
premievrijstelling rekening gehouden moeten worden.
§ 5.6 Intrekking resolutie
De resolutie van 23 november 1955, nr. 144, PW 16361, wordt hierbij
ingetrokken.
§ 6 Regeling voor lopende polissen
Voldoet een lopende polis met een premiesplitsing niet aan het gestelde in
deze mededeling, dan zal een overlijdensuitkering krachtens die polis in de
heffing van successierecht worden betrokken. Ik ben evenwel bereid om onder
voorwaarden voor deze polissen een regeling te treffen die - eenvoudig gezegd -
inhoudt dat in bepaalde situaties de polis in overeenstemming mag worden
gebracht met het gestelde in deze mededeling zonder dat enige verrekening tussen
premieplichtigen hoeft plaats te vinden. Herstel dient in dat geval plaats te
vinden vóór 1 juli 1998. Komt een dergelijke gewijzigde polis door overlijden
tot uitkering, dan zal de beoordeling van de vraag of successierecht
verschuldigd is, geschieden aan de hand van de polis zoals die luidde na
wijziging. Bij die beoordeling wordt dan voorbijgegaan aan de situatie zoals die
bestond tot het moment van wijziging. De goedkeurende regeling geldt voor de
gevallen beschreven in § 6.1, § 6.2 en § 6.3. Voorts is in § 6.4 een
regeling opgenomen voor uitkeringen door overlijdens vóór 1 juli 1998, waarop
het gestelde in § 6.1, § 6.2 en § 6.3 van toepassing is, terwijl de
overeenkomst nog niet was aangepast zoals in die paragrafen is aangegeven.
§ 6.1 Situatie 1 Premieverschuldigdheid
niet goed geregeld
De partijen bij een overeenkomst van levensverzekering hebben blijkens
de polis of een bijbehorend clausuleblad beoogd de premie voor de
overlijdensuitkering ten laste te laten komen van een andere persoon dan de
verzekerde. Partijen zijn in dit kader wel overeengekomen dat de betaling van de
premie van de overlijdensuitkering zal geschieden door die andere persoon en
hebben dienovereenkomstig gehandeld, maar hebben de verschuldigdheid van de
premie door die persoon niet geregeld zoals is aangegeven in § 2.2. Met
betrekking tot deze situatie keur ik goed dat de overeenkomst van
levensverzekering op het punt van de verschuldigdheid geacht wordt vanaf het
moment van aangaan van de oorspronkelijke overeenkomst juist te zijn
geredigeerd, indien de overeenkomt vóór 1 juli 1998 zodanig wordt gewijzigd
dat de verschuldigdheid van de premie voor alle premieplichtigen blijkt uit de
polis of een bij de polis behorend clausuleblad. Een door alle premieplichtigen
ondertekend en gedagtekend aanvraagformulier is hierbij in het kader van deze
regeling niet vereist. Deze goedkeuring houdt dus in dat in deze situatie bij de
beoordeling van de vraag of terzake van de overlijdensuitkering iets is
onttrokken aan het vermogen van de overledene de premieverschuldigdheid zoals
deze geldt na de wijziging als uitgangspunt wordt genomen. Enige verrekening van
premie hoeft in dit geval niet plaats te vinden.
§ 6.2 Situatie 2 Premiesplitsing niet goed
geregeld
De partijen bij een overeenkomst van levensverzekering zijn blijkens de
polis of een bijbehorend clausuleblad premiesplitsing overeengekomen en hebben
dienovereenkomstig gehandeld. De premiesplitsing voldoet echter niet aan hetgeen
dienaangaande is opgenomen in § 4. Met betrekking tot deze situatie keur ik
goed dat de overeenkomst van levensverzekering op het punt van de
premiesplitsing geacht wordt vanaf het moment van aangaan van de oorspronkelijke
overeenkomst juist te zijn geredigeerd, indien de overeenkomst vóór 1 juli
1998 zodanig wordt gewijzigd dat de premiesplitsing overeenkomstig het gestelde
in § 4 is geregeld, en de wijziging blijkt uit de polis of een bij de polis
behorend clausuleblad. Een door alle premieplichtigen ondertekend en gedagtekend
aanvraagformulier is hierbij in het kader van deze regeling niet vereist. Deze
goedkeuring houdt dus in dat in deze situatie bij de beoordeling van de vraag of
terzake van de overlijdensuitkering iets is onttrokken aan het vermogen van de
overledene de premiesplitsing zoals deze geldt na de wijziging als uitgangspunt
wordt genomen. Enige verrekening van premie hoeft in dit geval niet plaats te
vinden.
§ 6.3 Situatie 3 Premieverschuldigdheid en
premiesplitsing niet goed geregeld
Indien met betrekking tot een overeenkomst van levensverzekering zowel
het in § 6.1 als het in § 6.2 gestelde van toepassing is, gelden beide
goedkeuringen.
§ 6.4 Situatie 4 Overlijdensuitkeringen
vóór 1 juli 1998
Met betrekking tot een overeenkomst van levensverzekering, als bedoeld
in § 6.1, § 6.2 dan wel § 6.3, welke tot uitkering komt door overlijden van
de verzekerde vóór 1 juli 1998, terwijl de overeenkomst nog niet is gewijzigd
zoals aangegeven in de desbetreffende paragraaf, keur ik het volgende goed. Ik
keur goed dat in dit geval de overeenkomst van levensverzekering op het punt van
de premieverschuldigdheid en de premiesplitsing geacht wordt vanaf het moment
van het aangaan daarvan te zijn geredigeerd overeenkomstig het gestelde in §
2.2 en § 4, mits de belastingplichtige ten genoegen van de bevoegde inspecteur
een beroep doet op het in deze paragraaf gestelde vóórdat de aanslag
onherroepelijk vaststaat. Op onherroepelijk vaststaande aanslagen wordt niet
teruggekomen.
§ 6.5 Geen premiesplitsing/ontoereikend
huwelijksgoederenregime of samenlevingscontract
Voor situaties waarin tot de datum van deze mededeling geen
premiesplitsing was overeengekomen en men alsnog een premiesplitsing wenst
overeen te komen, geldt geen overgangsregeling. In dit verband zij verwezen naar
§ 5.3. Voor situaties waarin het huwelijksgoederenregime of het
samenlevingscontract de constructie niet kan dragen (zie § 2.5 tot en met §
2.8) bestaat evenmin een overgangsregeling. Indien men in verband met hetgeen in
deze mededeling is gesteld aangaande huwelijksgoederenregime of
samenlevingscontract overgaat tot wijziging daarvan, zal voor de vraag of iets
onttrokken is aan het vermogen van de overledene het gestelde in § 2.9, § 2.10
en § 5 in acht moeten worden genomen.
Bijlage. Cijfermatige uitwerking premiesplitsing
Algemene opmerking bij de voorbeelden
Bij de uitwerking van de voorbeelden dient men er op bedacht te zijn dat
de te splitsen premie de premie is die door de verzekeraar in rekening wordt
gebracht. Dit is dus een premie inclusief kosten- en winstopslag, ook wel
aangeduid als bruto premie. De splitsing van de premie geschiedt aan de hand van
zuiver actuariële premiebestanddelen. Het betreft hier dus premies exclusief
opslagen.
Voorbeeld 1
Gegevens m.b.t. een overlijdensverzekering op twee levens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Premie (bruto) f 730 per jaar
Voor het vaststellen van een premiesplitsing overeenkomstig het gestelde in § 4.5 zijn van belang de zuiver actuariële premiebestanddelen voor:
a. een afzonderlijke gelijkblijvende overlijdensverzekering op het leven van de man, welke alleen tot uitkering komt indien de man vóór de vrouw overlijdt, met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële premie f 305 per jaar
b. een afzonderlijke gelijkblijvende overlijdensverzekering op het leven van de vrouw, welke alleen tot uitkering komt indien de vrouw vóór de man overlijdt, met eenzelfde looptijd en eenzelfde kapitaal.
Gegevens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde 1 vrouw 30 jaar
Verzekerde 2 man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële premie f 165 per jaar
Het gedeelte van de premie voor de overlijdensverzekering op twee levens dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel A, betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de man bedraagt: [(305 x f 730) / 470] = f 474
Het gedeelte van de premie voor de overlijdensverzekering op twee levens dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel A, betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de vrouw bedraagt: [(165 x f 730) / 470] = f 256
Voorbeeld 2
Gegevens m.b.t. een gemengde verzekering op één leven:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Premie (bruto) f 2.150 per jaar
Voor het vaststellen van een premiesplitsing overeenkomstig het gestelde in § 4.5 zijn van belang de zuiver actuariële premiebestanddelen voor:
a. een afzonderlijke gelijkblijvende overlijdensverzekering op het leven van de man met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd. De premie is verschuldigd zolang de verzekerde in leven is. Na overlijden van de premieplichtige gaat de premieplicht over op zijn erfgenamen.
Gegevens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële premie f 310 per jaar
b. een afzonderlijke kapitaalverzekering die op de einddatum tot uitkering komt bij in leven zijn van de man met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële premie f 1.540 per jaar
Het gedeelte van de premie voor de gemengde verzekering op één leven dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel B, betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de man bedraagt: [(310 x f 2.150) / 1.850] = f 360
Voorbeeld 3
Gegevens m.b.t. een gemengde verzekering op twee levens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Premie (bruto) f 2.260 per jaar
Voor het vaststellen van een premiesplitsing overeenkomstig het gestelde in § 4.5 zijn van belang de zuiver actuariële premiebestanddelen voor:
a. een afzonderlijke gelijkblijvende overlijdensverzekering op het leven van de man, welke alleen tot uitkering komt indien de man vóór de vrouw overlijdt, met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële premie f 305 per jaar
b. een afzonderlijke gelijkblijvende overlijdensverzekering op het leven van de vrouw, welke alleen tot uitkering komt indien de vrouw vóór de man overlijdt, met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde 1 vrouw 30 jaar
Verzekerde 2 man 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële premie f 165 per jaar
c. een afzonderlijke kapitaalverzekering die op de einddatum tot uitkering komt bij in leven zijn van beide verzekerden met eenzelfde kapitaal en eenzelfde looptijd.
Gegevens:
Verzekerd kapitaal f 100.000
Verzekerde 1 man 30 jaar
Verzekerde 2 vrouw 30 jaar
Looptijd 30 jaar
Actuariële premie f 1.460 per jaar
Het gedeelte van de premie voor de gemengde verzekering op twee levens dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel C, betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de man bedraagt: [(305 x f 2.260) / 1.930] = f 357
Het gedeelte van de premie voor de gemengde verzekering op twee levens dat bij toepassing van § 4.5, onderdeel C, betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de vrouw bedraagt: [(165 x f 2.260) / 1.930] = f 193
Voorbeeld 4
Als voorbeeld 2 (gemengde verzekering op één leven), maar na 15 jaar wordt het kapitaal met f 100.000 verhoogd. Voor het vaststellen van een premiesplitsing overeenkomstig het gestelde in § 4.5 zijn de volgende gegevens van belang:
oorspronkelijk | verhoging | na verhoging | |
Verzekerd kapitaal | 100.000 | 100.000 | 200.000 |
Premie (bruto) | 2.150 | 5.700 | 7.850 |
met als: | |||
Actuariële premie voor de overlijdenscomponent | 310 | 650 | 960 |
Actuariële premie voor de levenscomponent | 1.540 | 4.450 | 5.990 |
Totale actuariële premie | 1.850 | 5.100 | 6.950 |
Het gedeelte van de premie voor de gemengde verzekering dat na de verhoging van het kapitaal betrekking heeft op de uitkering bij overlijden van de man bedraagt: [(960 x f 7.850) / 6.950] = f 1.085