Administratie van spaartegoeden
Besluit van 13 januari 2000, nr. DB 99/3213
De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten
1. Inleiding
In de uitvoeringspraktijk blijkt bij de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen en de premies werknemersverzekeringen behoefte te bestaan aan verduidelijking van de wetstoepassing bij werknemersspaarregelingen. Dit betreft met name de in de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen (hierna: de Uitvoeringsregeling) voorgeschreven administratie van spaartegoeden. In verband hiermee deel ik, mede na overleg met het Landelijk instituut sociale verzekeringen, het volgende mee.
2. De spaarloon- en premiespaarregeling
Bij een spaarloonregeling spaart de werknemer vanuit het bruto loon. De gespaarde bedragen (het spaarloon) mogen in beginsel gedurende een periode van ten minste vier jaar niet van de spaarloonrekening worden opgenomen. Bedragen welke ingevolge een spaarloonregeling worden gespaard behoren voor de werknemer niet tot het loon.
Bij een premiespaarregeling spaart de werknemer vanuit zijn netto loon. Nadat de gespaarde bedragen (de spaargelden) ten minste vier jaar op de premiespaarrekening hebben gestaan, mag een spaarpremie door de werkgever aan de werknemer worden toegekend. Deze spaarpremie behoort niet tot het loon van de werknemer.
Beide regelingen kunnen de mogelijkheid bieden het spaargeld onder bepaalde voorwaarden aan te wenden voor in de Uitvoeringsregeling genoemde doelen, zonder dat die aanwending invloed heeft op de hiervoor omschreven vrijstellingen. Kort samengevat kan een dergelijke aanwending zich op twee manieren voordoen.
De eerste is die waarbij spaartegoeden in geld worden omgezet in verzekeringspremies of effecten. In dat geval is sprake van verzekeringssparen of effectensparen. De verzekeringspremies of de effecten nemen hierbij de plaats in van de spaargelden of het spaarloon. De voorwaarden zoals die golden met betrekking tot de spaartegoeden in geld zijn nu gedurende de resterende spaartermijn van toepassing op de verzekeringspremies of effecten.
De tweede is die waarbij bedragen ten laste van het spaartegoed worden besteed aan toegestane bestedingsdoelen. Anders dan bij verzekeringssparen of effectensparen heeft deze besteding tot gevolg dat geen sprake meer is van spaargeld of spaarloon als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.
3. Bewijslast en administratieve voorwaarden
In lijn met de gebruikelijke toedeling van de bewijslast, rust in een concreet geval op de werkgever de bewijslast om aannemelijk te maken dat sprake is van spaarpremies of spaarloon als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet), de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen en de Uitvoeringsregeling. Hierbij zijn met name ook van belang de in de artikelen 10, 11, 15 en 18 van de Uitvoeringsregeling opgenomen administratievoorschriften. Deze voorschriften zijn erop gericht dat een werkgever aan de hand van de administratieve vastleggingen en door derden afgegeven bescheiden tegenover de belastingdienst en de uitvoeringsinstelling kan bewijzen in hoeverre aan de voorwaarden is voldaan.
Uit de administratie van de werkgever of een in de spaarregeling aangewezen instelling zal gelet hierop onder meer moeten blijken welke bedragen wanneer en in welke vorm, bijvoorbeeld in contanten, in effecten of in verzekeringspremies worden gespaard en welke bedragen binnen de vierjaarstermijn worden besteed. Wanneer sprake is van verzekeringssparen, effectensparen of van het besteden van spaargelden of spaarloon, zal aan de hand van de administratie en eventueel door derden afgegeven bescheiden moeten blijken dat die bestedingen hebben plaatsgevonden binnen de mogelijkheden van de regeling. Als de werkgever ervoor kiest de administratie van de spaarregeling te laten uitvoeren door een derde ontslaat hem dit niet van de hiervoor genoemde bewijslast.
4. De controle door de belastingdienst of uitvoeringsinstelling
De belastingdienst of de uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen kan bij een boekenonderzoek inzage in de administratie van een premiespaarregeling of een spaarloonregeling verlangen. In dat geval zal de werkgever die administratie voor controle beschikbaar moeten hebben, ook als de administratie door een derde wordt gevoerd. Om praktische problemen, met name bij uitbestede administraties te voorkomen dienen de belastingdienst of uitvoeringsinstelling zoveel mogelijk bij de aankondiging van een controle te vermelden of de administratie van eventuele spaarregelingen voor controle beschikbaar moet zijn.
5. Afwijkende spaarregelingen
Wanneer wordt gespaard ingevolge een spaarregeling die niet voldoet aan de Wet of de Uitvoeringsregeling zijn de faciliteiten voor spaarloon of spaarpremie niet van toepassing. Inhoudingen ingevolge zo'n afwijkende spaarregeling komen derhalve niet in mindering op het loon van de werknemer en eventuele premies van de werkgever zijn niet vrijgesteld.
6. Handelingen in strijd met een spaarloon- of premiespaarregeling
Spaarloon waarover de werknemer beschikt in strijd met een spaarloonregeling wordt op grond van artikel 22, tweede en derde lid van de Uitvoeringsregeling aangemerkt als loon, verstrekt door de werkgever op het moment waarop de werknemer over het spaarloon beschikt. Wanneer spaarpremies door de werknemer worden genoten in strijd met een premiespaarregeling worden die premies op grond van artikel 13, eerste en tweede lid van de Uitvoeringsregeling aangemerkt als loon, verstrekt door de werkgever. Dit loon wordt genoten op het moment van het toekennen van de spaarpremies of op het moment waarop de werknemer over voorlopig bijgeschreven spaarpremies beschikt.
Als de werknemer als gevolg van handelingen in strijd met een spaarloon- of premiespaarregeling loon geniet, moet de daarover verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen door de werkgever op aangifte worden afgedragen. De belastingdienst kan eventueel een naheffingsaanslag opleggen. Het voorgaande is overeenkomstig van toepassing met betrekking tot de heffing van premies werknemersverzekeringen en boete-oplegging door de uitvoeringsinstellingen.