Inkomstenbelasting. Giften VERVALLEN BIJ BESLUIT CPP2007/2873M
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten
Besluit van 8 augustus 2005, nr. CPP2005/1373M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
In dit besluit is een
aantal besluiten over de aftrek van giften samengevoegd.
Dit besluit vervangt daardoor de volgende besluiten:
- het besluit van 29 november 2000, nr.
CPP2000/2712M;
- het besluit van 29 november 2000, nr.
CPP2000/2715M;
- het besluit van 29 november 2000, nr. CPP2000/2716M;
- het besluit van 29 november 2000, nr. CPP2000/2722M;
- het besluit van 14 december 2000, nr. CPP2000/2897M;
- het besluit van 14 december 2000, nr. CPP2000/2898M;
- het besluit van 19 december 2000, nr. CPP2000/3071M;
- het besluit van 29 januari 2003, nr. CPP2003/133M.
Tevens is in punt 9 en 10 beleid weergegeven dat eerder is gepubliceerd in de
vorm van vragen en antwoorden.
1. Giften. Periodieke giften in natura
Tot de aftrekbare giften
behoren periodieke giften. Dit zijn volgens artikel 6.34 van de Wet IB 2001
giften in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die uiterlijk
bij overlijden eindigen en worden gedaan aan een in Nederland gevestigde instelling
of vereniging. De vraag is gesteld of schenkingen in natura als periodieke giften
kunnen worden aangemerkt. Bij bevestigende beantwoording van die vraag zouden
ook kunstwerken of andere cultureel waardevolle zaken geschonken kunnen worden.
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een collectie kunstvoorwerpen, waarvan
elk jaar een evenredig gedeelte aan een museum wordt overgedragen. Bij schenking
van één enkel voorwerp zou het eigendomsrecht daarvan jaarlijks
in gelijke gedeelten overgaan aan het museum.
Het ontmoet geen bezwaar als de Belastingdienst voor de toepassing van de regeling
inzake periodieke giften schenkingen in natura op dezelfde wijze behandelt als
schenkingen in geld. Uiteraard zal de schenking moeten voldoen aan de criteria
van het begrip periodieke giften. Dat betekent onder meer dat de “uitkeringen
of verstrekkingen” vast en gelijkmatig dienen te zijn. Bij schenking van een
collectie objecten zal daarom op het moment waarop de verplichting wordt aangegaan
een nauwkeurige verdeling over de jaren moeten worden vastgesteld aan de hand
van de waarde in het economische verkeer van de verschillende objecten. Het
verdient aanbeveling dat de betrokkenen daarover vooraf overleg voeren met het
belastingkantoor waar de schenker onder valt.
2. Minimale looptijd van periodieke giften
In veel gevallen waarin
vijf termijnen worden geschonken, is geregeld dat de eerste termijn vervalt
op de dag van het sluiten van de overeenkomst of kort daarna. De volgende vier
termijnen vervallen vervolgens met tussenpozen van een jaar. Feitelijk is de
verplichting tot het doen van periodieke giften dan na ruim vier jaar geëindigd.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 3 november 1982, nr. 21 492 (BNB 1983/39*),
is in de geschetste situatie sprake van een periodieke uitkering. Mede gelet
op het bijzondere karakter van deze periodieke giften, heeft het dan ook mijn
instemming dat in deze gevallen aftrek wordt verleend.
Hierbij merk ik nog op dat in situaties waarin de betaaldatum van de termijnen
wijzigt in het algemeen geen sprake meer zal zijn van gelijkmatige periodieke
uitkeringen. Giftenaftrek kan om die reden worden geweigerd. Zie ook mijn mededeling
van 17 augustus 2004, nr. DGB2004/3750 naar aanleiding van de uitspraak van
Hof Amsterdam M1 van 11 november 2003, nr. 2002/06879.
3. Giften aan scoutinggroepen
In zijn mondelinge uitspraak
van 13 december 1989, nr. 1109/88 (Infobulletin 91/476), heeft Hof ’s?Hertogenbosch
beslist dat kosten voor het feitelijke groepswerk van een scoutinggroep niet
als giften aftrekbaar zijn. De groep is geen instelling als bedoeld in het huidige
artikel 6.33, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001.
De Hoge Raad heeft in het arrest van 24 september 1997, nr. 32 469 (BNB 1997/362),
met betrekking tot een stichting die was gelieerd aan een scoutinggroep aangegeven
dat de primaire doelstelling van de instelling beslissend is. Deze doelstelling
was in dat geval het dienen van de particuliere belangen van de scoutingleden.
De stichting en de scoutinggroep moeten voor de toepassing van artikel 6.33,
aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001 als één instelling worden
beschouwd. Giften aan een dergelijke scoutingstichting zijn daarom ook niet
aftrekbaar.
Declarabele doch niet gedeclareerde kosten gemaakt voor de stichting Scouting
Nederland en de daarmee gelijk te stellen regionale afdelingen van scouting
zijn wel aftrekbaar (dat zijn wel instellingen als bedoeld in bovenvermeld artikel).
4. Algemeen nut beogende instelling - charitatieve instelling opgericht door serviceclub (Rotary, Odd-Fellows, Vrijmetselaars)
Aan de Belastingdienst is
de volgende situatie voorgelegd:
Een serviceclub (bijvoorbeeld Rotary, Odd-Fellows, Vrijmetselaars) richt een
instelling met een charitatief doel op. In casu betrof het een stichting. De
leden van de serviceclub verstrekken bijdragen aan deze instelling.
De vraag is wanneer er sprake is van aftrekbare giften.
Er is sprake van aftrekbare giften indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. De instelling is een
aparte, zelfstandige rechtspersoon.
2. Er bestaat geen koppeling tussen de hoogte van de bijdrage aan de charitatieve
instelling en de hoogte van de te betalen contributie aan de serviceclub.
3. De statuten van de instelling voldoen aan de voorwaarden van artikel 24,
vierde lid van de Successiewet. Statutenwijzigingen dienen te worden gemeld
aan de Belastingdienst/ Oost-Brabant/kantoor ‘s?Hertogenbosch (Postbus 90150,
5200 MB ’s-Hertogenbosch).
4. De instelling verstrekt
jaarlijks een exploitatieoverzicht aan de Belastingdienst/ Oost-Brabant/kantoor
‘s-Hertogenbosch (Postbus 90150, 5200 MB ’s-Hertogenbosch).
5. Giften aan kerkelijke instellingen
De vraag is gesteld of bijdragen
voor kerkelijk wijkwerk, stipendia voor het lezen van missen e.d., welke niet
aan de kerkelijke instelling, doch aan de betrokken geestelijke plegen te worden
gegeven, zijn te beschouwen als giften. Naar aanleiding daarvan is medegedeeld
dat giften, welke rechtstreeks aan geestelijken ter beschikking worden gesteld
voor doeleinden, die de kerkelijke instelling nastreeft of terzake van het verrichten
van religieuze handelingen, kunnen worden gerangschikt onder giften aan kerkelijke
instellingen.
Daarbij is tevens aangegeven dat bedragen welke ter zake van huwelijksinzegening,
doop en dergelijke bijzondere kerkelijke plechtigheden worden voldaan en ten
bate van de kerkelijke instelling of van de geestelijke als zodanig komen, worden
beschouwd als giften aan kerkelijke instellingen.
Uiteraard moet ook in deze gevallen de betaling van de bedoelde bedragen blijken
uit schriftelijke bewijsstukken.
6. Giften aan politieke partijen
De vraag is gesteld of de
Nederlandse politieke partijen kunnen worden gerekend tot de algemeen nut beogende
instellingen in de zin van artikel 6.33 van de Wet IB 2001.
Ik ben van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Immers
de politieke partijen zijn in ons democratisch staatsbestel bij uitstek de instrumenten
waarmee aan de politieke opvattingen welke in het volk leven gestalte wordt
gegeven. Zij zijn voor een juist functioneren van onze parlementaire democratie
een onmisbaar vereiste en moeten aldus gezien als algemeen nut beogende instellingen
worden aangemerkt.
7. Beoordeling instellingen
Het komt voor dat instellingen
zich al dan niet na overleg met de inspecteur bij mij melden om een verklaring
te krijgen dat zij worden aangemerkt als "algemeen nut beogende instelling"
als bedoeld in artikel 6.33 van de Wet IB 2001.
Zoals op 3 december 1982 is meegedeeld op vragen van de Tweede-Kamerleden Buurmeijer
en Kombrink behoort het tot de taak van de inspecteur om in individuele gevallen
te toetsen of instellingen voldoen aan de wettelijke criteria. Bij eventuele
geschillen heeft de belastingrechter hierin het laatste woord.
Het ligt dan ook niet op mijn weg de bedoelde verklaringen af te geven.
De inspecteurs worden verzocht om in voorkomende gevallen de instellingen te
informeren in bovenvermelde zin.
Ik merk hierbij nog op dat de Inspecteur van de Belastingdienst/ Oost-Brabant/kantoor
‘s-Hertogenbosch (Postbus 90150, 5200 MB ’s?Hertogenbosch) op verzoek een verklaring
kan afgeven omtrent het al of niet aanmerken van de instelling als instelling
in de zin van artikel 24, vierde lid van de Successiewet 1956. Een op deze wijze
gerangschikte instelling kan faciliteiten genieten op het gebied van het schenkings-
en successierecht.
Het ontmoet bij mij geen bezwaar dat giften aan een dergelijke instelling door
de Belastingdienst worden aangemerkt als aftrekbare giften in de zin van artikel
6.33 van de Wet IB 2001 en artikel 16 van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969.
8. Giftenaftrek buitenlandse instellingen
Giften aan niet in Nederland
gevestigde instellingen (hierna: buitenlandse instellingen) kunnen voor de heffing
van de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting alleen voor aftrek in aanmerking
komen voorzover de instellingen door onze Minister zijn aangewezen (artikel
6.37 van de Wet IB 2001 en artikel 16, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969).
Ik heb besloten de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Buitenland
te Heerlen te machtigen namens mij verzoeken tot aanwijzing van de buitenlandse
instellingen voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting in behandeling
te nemen. In de bijlage bij dit besluit is een lijst opgenomen van instellingen
die tot op dit moment zijn aangewezen.
Hierna zal ik de achtergrond van de aftrekmogelijkheden van giften aan buitenlandse
instellingen weergeven.
Bij de totstandkoming van de regeling
voor aftrek van giften aan buitenlandse instellingen is aangegeven dat van die
mogelijkheid een beperkt gebruik zal worden gemaakt.
Het betreft de volgende giften:
a. giften aan buitenlandse instellingen waarvan de invloedssfeer of
het werkterrein zich tot Nederland uitstrekt (bij voorbeeld Europese politieke
partijen die in het Europese Parlement zijn vertegenwoordigd);
b. giften aan buitenlandse instellingen wier invloedssfeer of werkterrein
zich niet tot Nederland uitstrekt maar die zich wel op mondiaal niveau inzetten
voor bij voorbeeld milieu- en natuurbescherming;
c. giften aan buitenlandse instellingen, gedaan door niet in Nederland
wonende belastingplichtigen die op grond van artikel 2.2, tweede en derde lid,
van de Wet IB 2001 geacht worden in Nederland te wonen (uitgezonden diplomaten/ambtenaren).
Ik merk hierbij op dat uiteraard wel sprake moet zijn van feitelijke activiteiten van betekenis in Nederland (onderdeel a) respectievelijk op mondiaal niveau (onderdeel b).
ad. a en b
Giften aan de hier bedoelde buitenlandse instellingen kunnen op verzoek worden
aangewezen als aftrekbare giften. Een verzoek wordt gericht aan de Belastingdienst/Limburg/kantoor
Buitenland, Postbus 2865, 6401 DJ Heerlen.
Het verzoek dient gegevens en/of bewijsstukken te bevatten waarmee wordt aangetoond
dat de instelling - afgezien van de plaats van vestiging - voldoet aan de voorwaarden
van artikel 6.33, onderdelen b en c, van de Wet IB 2001, respectievelijk artikel
16, eerste lid, eerste volzin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Voor de onder b bedoelde instellingen worden extra eisen aan de over te leggen
informatie gesteld. Ik denk hierbij aan een verklaring van de overheid van het
land waar de instelling haar zetel heeft en aan het overleggen van statuten,
een overzicht van de feitelijke activiteiten en van de jaarrekening.
Zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis komen alleen instellingen in aanmerking
die niet een vertakking in Nederland hebben. Indien er wel een vestiging in
Nederland is, kan schenking aan de Nederlandse vestiging tot giftenaftrek leiden.
Om praktische redenen wordt bij een positieve beslissing op het verzoek de instelling
(en dus niet de gift) aangewezen. Giften aan aangewezen instellingen komen in
beginsel voor aftrek in aanmerking. De inspecteur beoordeelt bij de behandeling
van de aangifte inkomstenbelasting/ vennootschapsbelasting of de gift daadwerkelijk
tot aftrek leidt. Ik merk nog op dat een aanwijzing kan worden ingetrokken als
een wijziging in de feitelijke werkzaamheden van de instelling daartoe aanleiding
geeft. Een gift die wordt gedaan na intrekking van de aanwijzing leidt niet
meer tot aftrek.
Periodiek verschijnt een geactualiseerde lijst van aangewezen instellingen als
bijlage bij dit besluit.
ad. c
Aan fictief binnenlandse belastingplichtigen in de zin van artikel 2.2, tweede
en derde lid van de Wet IB 2001 kan aftrek van giften worden verleend als de
gift is gedaan aan een instelling die voor de betrokkene in zijn woonland dezelfde
functie vervult als een instelling die, in Nederland gevestigd, aan de eisen
van afdeling 6.9 van de Wet IB 2001 voldoet. Voor deze groep belastingplichtigen
worden geen bijzondere eisen gesteld met betrekking tot de aftrek van dergelijke
giften. Een verzoek tot aanwijzing is niet nodig. Voldoende is, dat de belastingplichtige
tegenover de bevoegde inspecteur Belastingdienst/Limburg/kantoor Buitenland
te Heerlen) aantoont dat de giften voldoen aan de voorwaarden van afdeling 6.9
van de Wet IB 2001 en aan de voorwaarde die in de eerste zin van dit onderdeel
is omschreven.
9. Aftrek giften bij al dan niet declarabele autokosten
Volgens artikel 6.36 van
de Wet IB 2001 worden giften die de vorm hebben van een vergoeding van kosten
voor vervoer per auto in aanmerking genomen voor een normbedrag (2005: € 0,18)
per kilometer. Op basis van deze regeling is aftrek volgens het normbedrag per
kilometer mogelijk als de instelling weliswaar een vergoedingsmogelijkheid biedt
maar belastingplichtige afziet van het declareren van de kosten.
Giftenaftrek is op grond van het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 1978, nr.
18 867 (BNB 1978/186), echter ook mogelijk als de instelling vanwege de slechte
financiële positie geen vergoeding kan geven maar de kosten naar maatschappelijke
opvattingen wel vergoed plegen te worden. Ook in dat geval worden de door belastingplichtige
gedane uitgaven volgens het in artikel 6.36 van de Wet IB 2001 opgenomen normbedrag
in aanmerking genomen.
10. Beëindiging periodieke giften bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid
Periodieke giften moeten
volgens artikel 6.34 van de Wet IB 2001 uiterlijk eindigen bij overlijden. In
de lijn van het Besluit van 30 maart 1998, nr.
DB98/1230M, antwoord B.55, vormt een beëindiging van de verplichting
tot het doen van uitkeringen of verstrekkingen bij arbeidsongeschiktheid van
de schenker geen beletsel voor de kwalificatie als periodieke giften. Ook een
beëindiging door werkloosheid behoeft niet in strijd te komen met het karakter
van de regeling, indien althans de schenker op die omstandigheden niet of nauwelijks
invloed heeft.
Beëindigingsmogelijkheden die de schenker zelf kan beïnvloeden zijn
echter niet in overeenstemming met het karakter van de regeling en vormen derhalve
wel een beletsel om de giften als periodieke giften aan te merken.
11. Inwerkingtreding en intrekking besluiten
Dit besluit treedt in werking
met ingang van de dagtekening van dit besluit.
De volgende besluiten zijn met ingang van de dagtekening van dit besluit ingetrokken:
- het besluit van 29 november 2000, nr.
CPP2000/2712M,
- het besluit van 29 november 2000, nr.
CPP2000/2715M,
- het besluit van 29 november 2000, nr. CPP2000/2716M,
- het besluit van 29 november 2000, nr. CPP2000/2722M,
- het besluit van 14 december 2000, nr. CPP2000/2897M,
- het besluit van 14 december 2000, nr. CPP2000/2898M,
- het besluit van 19 december 2000, nr. CPP2000/3071M,
- het besluit van 29 januari 2003, nr. CPP2003/133M.
Bijlage
Lijst van aangewezen instellingen per 1 juli 2005
1. De Aga Khan Foundation te Geneve.
Een instelling die mondiaal actief is met projecten op het gebied van gezondheid,
onderwijs en plattelandsontwikkeling.
2. De Wildlife Preservation Trust,
onder meer gevestigd te Jersey, Philadelphia en Toronto.
De activiteiten van deze instelling bestaan uit projecten over de hele wereld
om bepaalde diersoorten voor uitsterven te behoeden.
3. The Elmwood Institute, gevestigd
in een aantal steden in de Verenigde Staten.
Deze instelling houdt zich voornamelijk bezig met het propageren van een holistische
en ecologische levensvisie via het organiseren van congressen over de hele wereld.
4. De Evangelisch Lutherse Kerk te
Antwerpen.
Een kerkgenootschap waarvan de leden verspreid over heel Nederland en België
wonen.
5. De Self Realization Fellowship.
Een levensbeschouwelijke instelling, gevestigd in India en in de Verenigde Staten.
Via zogenoemde centers worden in Nederland diensten georganiseerd.
6. ActionAid.
Een internationale organisatie voor hulp aan de armste landen. De instelling
is gevestigd in verschillende Europese hoofdsteden en opereert in Latijns-Amerika,
Azië en Afrika.
7. De International Ski Foundation
te Verbier (Zwitserland).
Een internationale school, die een vijfjarig academisch opleidingsprogramma
combineert met ski-training op topniveau.
8. Het Institut Européen d'Administration
des Affaires (INSEAD), te Fontainebleau (Frankrijk).
Een internationale opleidingsinstelling, voor topmanagers uit de hele wereld.
9. Médecins du Monde.
Een humanitaire organisatie, die medische hulp verleent aan mensen in nood over
de hele wereld. De hoofdvestiging is in Parijs. Daarnaast heeft de instelling
kantoren verspreid over Europa, Japan en de Verenigde Staten.
10. De Internationale Vrouwenraad.
Een wereldwijd werkende organisatie, onder meer actief op het gebied van mensenrechten
en vrouwenemancipatie.
11. Project Trust.
Een Engelse organisatie, die jeugdige vrijwilligers uitzendt naar 22 landen.
De vrijwilligers nemen deel aan verschillende projecten, zoals plattelandsontwikkeling,
onderwijs, bouwprojecten, natuurbescherming, enz.
12. FAO.
Deze voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties heeft geen vestiging
in Nederland.
13. The Folly Fellowship.
Een in Engeland opgerichte en niet in Nederland gevestigde instelling, die zich
bezighoudt met de belangenbehartiging (zoals het instandhouden en behoeden voor
verval) van buitenissige bouwwerken, grotten en tuinhuizen in Nederland en buitenland.
14. Survival International Charitable
Trust.
Een wereldwijde charitatieve instelling, gevestigd in Londen, met vestigingen
in Frankrijk, Italië en Spanje. De instelling komt op voor de rechten van
de inheemse volkeren.
15. Earthwatch.
Een wereldwijd opererende organisatie die projecten organiseert ten behoeve
van natuurbehoud, cultuur, archeologie enzovoorts.
16. UNICA.
Een organisatie met een mondiaal werkingsgebied die internationaal begrip en
samenwerking bevordert, in het bijzonder op het gebied van kunst, cultuur, opvoeding
en wetenschap.
17. Netherland-America Foundation.
Een in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde instelling die activiteiten
ontplooit op wetenschappelijk, cultureel en charitatief terrein, waaronder de
ondersteuning van Nederlandse studenten in Amerika en Amerikaanse studenten
in Nederland.
18. Fraxa Research Foundation.
Een in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde instelling die wereldwijd
wetenschappelijk onderzoek financiert op het terrein van erfelijke aandoeningen
die een geestelijke handicap veroorzaken.
19. Global Volunteers.
Een in de Verenigde Staten van Amerika gevestigde instelling die met vrijwilligers
over de hele wereld werkt aan ontwikkelingsprojecten.
20. Ashoka
Een instelling met hoofdvestiging in de Verenigde Staten van America die wereldwijd
financiële ondersteuning biedt op het gebied van onderwijs, opvoeding,
milieu, gezondheid, mensenrechten en economische ontwikkeling.
21. United Nations High Commissioner
for Refugees (UNHCR)
Een vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, met hoofdvestiging in
Zwitserland, die mondiaal activiteiten ontplooit voor het bewaken van de rechten
en het welzijn van vluchtelingen.
22. Fair Trials Abroad Trust (FTA)
Een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde organisatie die wereldwijd hulp biedt
aan burgers van de Europese Unie bij beschuldiging van een misdrijf, met het
oog op de handhaving van een behoorlijke rechtspleging.