Aftrek van vrijwillig betaalde premie voor aanvullende pensioenrechten als negatief loon VERVALLEN DOOR BESLUIT CPP2007/482M
Belastingdienst/Centrum voor Proces- en Productontwikkeling, Domein Belastingen op arbeid en vermogen
Besluit van 10 augustus 2001, nr. CPP2001/1770M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van
Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001 en
is gebaseerd op de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964,
besluit van 26 april 1999, nr. DB99/1273M, onderdeel 4.
In een aantal situaties worden aan pensioenfondsen - buiten de inhoudingssfeer - premies betaald voor pensioenregelingen waarbij sprake is van een verband met de loon/diensttijdnorm. In feite betreft het situaties waarin met deze premies rekening had kunnen worden gehouden bij de bepaling van het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) indien die premies door inhouding op het loon zouden (kunnen) zijn voldaan. De bedoelde situaties zijn de volgende:
a. deeltijdwerkers en andere werknemers die gedurende zekere tijd uitgesloten zijn geweest van deelname aan een pensioenregeling, worden in staat gesteld door premiebetaling pensioentekorten te herstellen;
b. werknemers die gedurende een bepaalde periode onbezoldigd verlof genieten als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel a, ten 1º tot en met 4º, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, worden in staat gesteld de pensioenopbouw door premiebetaling voort te zetten;
c. werknemers die een loongerelateerde uitkering, een VUT-uitkering of een prepensioenuitkering genieten als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdelen c tot en met e, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, worden in staat gesteld de pensioenopbouw in die periode door premiebetaling voort te zetten, terwijl met de instantie die de uitkering doet geen regeling is getroffen op grond waarvan de verschuldigde premies op de uitkering kunnen worden ingehouden.
Ik keur goed dat de belanghebbenden de voor deze situaties betaalde premies als negatief loon kunnen opnemen in de aangifte inkomstenbelasting van het jaar van betaling. Hieraan verbind ik de voorwaarde dat de belanghebbende jaarlijks schriftelijk bij de aangifte verklaart dat de afgetrokken bedragen onherroepelijk onderdeel zijn gaan uitmaken van een voor hem geldende pensioenregeling waarop Hoofdstuk IIB van de Wet LB van toepassing is.
Ter voorkoming van misverstanden merk ik op dat deze goedkeuring geen betrekking heeft op situaties waarin de betaalde premies op grond van de Wet IB 2001 als uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn aan te merken. In dergelijke gevallen dienen de betaalde lijfrentepremies als zodanig ten laste van het inkomen te worden gebracht, binnen de daarvoor op grond van artikel 3.127 Wet IB 2001 geldende maxima.
Dit besluit treedt in werking met ingang van het belastingjaar 2001.
Terug naar indexpagina | Terug naar besluitenpagina 2001 | Terug naar overzicht Besluiten Loonbelasting 2001 | Naar volgende besluit |