Verlenging termijn waarbinnen lijfrentepremie moet zijn betaald/verrekend               VERVALLEN

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen

Besluit van 4 december 2000, nr. CPP2000/1942M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964, besluit van 9 september 1998, nr. DB98/1229M, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 september 1999, nr. DB99/2343M.

Inleiding

Mij is gebleken dat strikte toepassing van de termijn van zes maanden na afloop van het kalenderjaar, zoals vermeld in artikel 3.130, tweede lid, van de Wet IB 2001 waarbinnen lijfrentepremies moeten zijn betaald of verrekend om alsnog aangemerkt te kunnen worden als waren zij betaald in het kalenderjaar in bepaalde gevallen kan leiden tot ongewenste gevolgen, met name in gevallen waarbij de inspecteur een aanzienlijke correctie aanbrengt op de aangegeven stakingswinst, alsmede in gevallen waarbij de termijnoverschrijding het gevolg is van (zeer) bijzondere omstandigheden terwijl daarmee de mogelijkheid tot een eenmalig verhoogde aftrek definitief verloren gaat.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de termijn van artikel 3.130, tweede lid, van de Wet IB 2001 (de zogenoemde zesmaands-termijn) kan worden verlengd als:

a. de termijnoverschrijding wordt veroorzaakt door een omstandigheid die de belastingplichtige redelijkerwijs niet kan worden aangerekend, zulks aannemelijk te maken door de belastingplichtige. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie inzake artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht of - indien genoemde jurisprudentie (nog) geen uitsluitsel biedt - de jurisprudentie inzake artikel 60 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

b. de inspecteur bij de aanslagregeling correcties aanbrengt - al dan niet door middel van een navorderingsaanslag - waardoor de te betalen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met ten minste g 544 (f 1.200) toeneemt. De correcties mogen niet het gevolg zijn van grove schuld of opzet als bedoeld in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, zulks ter beoordeling van de bevoegde inspecteur. Bij grove schuld kan tevens worden gedacht aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid.

De goedkeuring is beperkt tot lijfrenten die kunnen worden bedongen ingevolge artikel 3.128 en artikel 3.129 van de Wet IB 2001.

Ik heb hierbij overwogen dat dergelijke (vaak aanzienlijke) correcties plaatsvinden op onderdelen van de stakingswinst waarvan de exacte hoogte een discussiepunt kan zijn (bijvoorbeeld de goodwill), in tegenstelling tot relatief eenvoudiger vast te stellen onderdelen van het inkomen, zoals loon.

Een verzoek om termijnverlenging dient te worden gericht aan de bevoegde inspecteur. De inspecteur is gemachtigd een dergelijk verzoek in te willigen, ook voordat de desbetreffende (navorderings)-aanslag onherroepelijk vaststaat. Het verzoek dient evenwel uiterlijk zes weken na onherroepelijk vaststaan van voornoemde aanslag te zijn ingediend. De inspecteur stelt bij inwilliging van het verzoek als voorwaarde dat binnen een door hem te stellen termijn zowel de lijfrente wordt bedongen als de desbetreffende premie wordt betaald of verrekend.

In andere dan de onder a en b genoemde gevallen van termijnoverschrijding of wanneer het verzoek te laat is ingediend, wordt geen termijnverlenging toegestaan.

Dit besluit treedt in werking met ingang van het belastingjaar 2001.