Verrekening pensioenrechten in het kader van boedelscheiding gedefiscaliseerd

UITSPRAAK BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Belastingkamer : Vijfde meervoudige
Zaaknummer : BK 00/03075
Datum uitspraak : 13 juni 2002
Belastingmiddel : Inkomstenbelasting / AWR

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen Y, de inspecteur.

1. Loop van het geding
Van belanghebbende is op 23 augustus 2000 ter griffie van het gerechtshof een beroepschrift ontvangen, aangevuld bij brief van 27 oktober 2000. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 14 juli 2000, betreffende de met nummer (...) vastgestelde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 19dd.
De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ zzz.zzz. Na bezwaar tegen de aanslag is deze bij de bestreden uitspraak verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ bbb.bbb.
Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en uiteindelijk primair tot vernietiging van de aanslag en subsidiair tot vermindering van de aanslag.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot het ongegrond verklaren van het beroep.
Ter zitting van 20 december 2001 zijn verschenen belanghebbende en A namens de inspecteur.

2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende, geboren in 19aa, was tot 19bb beroepsvoetballer. Hij is in 19cc in beperkte gemeenschap van goederen gehuwd met B.
2.2.1. Vanaf (...) 19ee ontvangt belanghebbende van de Stichting Contractspelersfonds KNVB (CFK) een "overbruggingspensioen".
2.2.2. Het pensioenreglement van CFK bevat onder meer de volgende bepalingen:

"Huwelijksbeëindiging Artikel 14.
Eigen regeling 1. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer (...) eindigt door echtscheiding (...) zullen de gewezen deelnemer en zijn ex-echtgenote bij notariële akte of bij hun gemeenschappelijk verzoek in het echtscheidingsvonnis (...) omtrent de aan dit reglement te ontlenen aanspraken een regeling treffen waarmede het bestuur en de verzekeraar zich akkoord hebben verklaard.
(...)
Na loopbaanbeëindiging 3. Indien de in lid 1 bedoelde regeling achterwege blijft en de in lid 1 bedoelde wijze van huwelijksbeëindiging zich voordoet (...), verkrijgt de ex-echtgenote:
A. recht op overbruggingspensioen gedurende haar leven ter grootte van de helft van het (ingegane) overbruggingspensioen waarop de deelnemer op de datum van huwelijksbeëindiging aanspraak c.q. recht heeft. Van het voor de deelnemer geadministreerde resp. te administreren overbruggingsfonds wordt de helft overgeboekt naar een ten behoeve van de ex-echtgenote te administreren overbruggingsfonds; (...)
In het geval van overlijden van de ex-echtgenote wordt
a. de lopende termijn aan het einde van het kwartaal waarin de ex-echtgenote overlijdt, aan haar erven uitgekeerd;
b het hierna resterende overbruggingsfonds teruggeboekt naar het deelnemersfonds van de deelnemer (...).
B. aanspraak op een uitgesteld oudedagspensioen resp. recht op een direct ingaand oudedagspensioen dat de helft bedraagt van het oudedagspensioen dat aan de gewezen deelnemer ingevolge de toepassing van hoofdstuk VI toekomt."

2.3. Op ... 19dd hebben belanghebbende en B in een echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant) onder meer het volgende vastgelegd:

"Artikel 1 Alimentatie
Bij wijze van afkoop van het recht op alimentatie van de vrouw wordt aan haar toegescheiden de helft van de waarde van het Spelerscontractfonds CFK per (...) 19dd, zijnde een bedrag van fl. eee.eee verminderd met het tekort uit hoofde van de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De aanspraak uit het fonds komt tot uitkering door middel van ff kwartaalbetalingen ad fl. g.ggg, en zal aan de vrouw worden uitgekeerd in (...). De man verbindt zich tot betaling van belastingaanslagen van (...) of de Nederlandse belastingdienst welke voortvloeien uit de hiervoor genoemde kwartaalbetalingen.
(...)

Artikel 3 Verdeling

3.1. Aan de vrouw worden toegescheiden:
a. De helft van de waarde van het Spelerscontractfonds CFK per (...) 19dd zijnde een bedrag van f eee.eee , voorzover niet betrekking hebbende op de afkoop van alimentatie volgens artikel 1. Deze som komt tot uitkering middels ff kwartaalbetalingen ad f. g.ggg,- en zal aan de vrouw worden uitgekeerd in (...). Partijen dienen voor deze uitkering toestemming te vragen aan het Bestuur van het Spelerscontractfonds, middels het ter beoordeling voorleggen van onderhavig convenant (...). De vrouw doet uitdrukkelijk afstand van het door de man middels het CFK opgebouwde ouderdomspensioen.
b. Mocht de onder a genoemde toebedeling onverhoopt niet (kunnen) plaatsvinden, dan verkrijgt de vrouw in de plaats van hetgeen onder a wordt genoemd van de man een bedrag ineens ter grootte van (...)
3.2. Aan de man worden toegescheiden:
(...)
- de in artikel 3.1. onder sub a. genoemde overgebleven helft van het spelerscontractfonds (CFK);
- indien het gestelde in artikel 3.1. onder sub b zich voordoet de volledige waarde van het spelerscontractfonds (CFK).
(...)".

2.4. Belanghebbende en B zijn op (...) 19dd. gescheiden. Het CFK heeft in het laatste kwartaal van 19dd ƒ g.ggg uitgekeerd aan B.
2.5.1. Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting voor het onderhavige jaar een bedrag van ƒ kkk.kkk op zijn onzuivere inkomen ad ƒ mmm.mmm
in mindering gebracht. In een bijlage bij de aangifte heeft hij ter zake het volgende vermeld:

"(...)
SPECIFICATIE BETAALDE ALIMENTATIE

Gescheiden per (...) 19dd (en vanaf die datum pas duurzaam gescheiden levend).
Gemeenschap bedroeg ƒ 130.000, waarvan de helft ofwel ƒ 65.000 voor mevrouw B
Als volgt verrekend:

Te vergoeden ƒ 65.000,00
(...) cash x ƒ 1,68 "/- 16.800,00
Verkoopopbrengst (...) "/- 9.500,00
Nog te betalen ƒ 38.700,00
Helft van de aanspraak bij Stichting Contractspelersfonds KNVB " eee.eee
Afkoop alimentatie ƒ kkk.kkk"

De aangifte is ter inspectie ontvangen op 14 april 19ff en aangevuld bij brief van 15 december 19ff.

2.5.2. Na enige correspondentie over de aftrekbaarheid van de door belanghebbende opgenomen afkoopsom alimentatie heeft de inspecteur bij brief van 19 november 19hh aan de gemachtigde van belanghebbende medegedeeld dat de aangifte op dit punt zal worden gecorrigeerd. Belanghebbende heeft bij brief van 1 december 19hh aan de inspecteur nadere uitleg verzocht over de correctie. De inspecteur heeft bij brief van 7 december 19hh onder meer geantwoord:
"Thans is de aangifte geregeld en u kunt de aanslag over enige tijd tegemoet zien".

2.5.3. Bij brief van 24 januari 19jj heeft belanghebbende aan de inspecteur laten weten het aanslagbiljet nog niet te hebben ontvangen. In antwoord hierop heeft de inspecteur op (...) 19jj aan belanghebbende geschreven:
"(...) Ik bericht u dat ik uw aangifte op 6 december 19hh geregeld heb, vervolgens zijn de gegevens aan het Computercentrum van de Belastingdienst te Apeldoorn aangeboden. Op 10 december 19hh heeft het (...) Computercentrum de aanslag opgemaakt en vastgesteld. De Centrale Betalingsadministratie werd op deze dag geïnformeerd over het bedrag dat op de aanslag betaald moet worden. De aanslag is vervolgens met dagtekening 21 december 19hh naar uw woonadres gestuurd.
(...).".

2.5.4. Bij brief van 24 maart 19jj is namens de Belastingdienst Automatiseringscentrum Apeldoorn (BAC) aan de inspecteur onder meer meegedeeld:
"Het BAC/PTC op 14 december 19hh de definitieve aanslagen aangeboden aan PTT-post, welke zijn aangemaakt ... onder genno 625. De aanbiedingswijze aan PTT-post was 48 uurs post. Concreet wil dit zeggen dat de geselecteerde belastingplichtigen uit genno 625 hun aanslag normaliter uiterlijk op 16 december 19hh hebben ontvangen. Zoals blijkt uit de administratie .... is aanslagnummer (...) een geselecteerde post uit genno 625."

2.5.5. Bij de uitspraak op bezwaar is het vastgestelde belastbare inkomen als volgt verminderd:
"Aangegeven belastbare inkomen f nn.nnn -/-
Bij
(...) f 2.240
Meer uitkeringen CFK-fonds f g.ggg
Minder aftrek alimentatie-uitkeringen (...) f (...)
Nader vastgesteld belastbaar inkomen f zzz.zzz "

3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of de aanslag tijdig is vastgesteld. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is in geschil of - de hoogte van - belanghebbendes inkomen wordt beïnvloed door de aan B verstrekte uitkering uit het CFK-fonds ten bedrage van ƒ g.ggg.

4. Standpunten van partijen en behandeling ter zitting
4.1. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar hetgeen dienaangaande in de gedingstukken is vermeld.
4.2. Ter zitting is daaraan nog het volgende toegevoegd.
4.2.1. Belanghebbende:
Als de Belastingdienst door haar laksheid de termijn laat verlopen, komt dat voor haar rekening. Nagenoeg is niet hetzelfde als altijd; dus kan er geen zekerheid worden verkregen over de datum van de aanbieding aan de post. De Belastingdienst kiest op basis van een kosten-batenanalyse voor het niet-aangetekend verzenden van aanslagen; het risico van te late verzending wordt dus aanvaard. Bij dreigende termijnoverschrijdingen zou de Belastingdienst maatregelen moeten nemen. De fiscus heeft daarom verwijtbaar gehandeld.
Ik heb het duplicaat van het aanslagbiljet ook nooit ontvangen. Tot op heden heb ik nooit een biljet gezien. Ik toon u twee brieven van de Belastingdienst, beide gedagtekend 19 oktober 19jj, beide aan mij gericht, maar wel met twee verschillende adressen, a-straat te Q en b-straat in R. De administratie van de Belastingdienst is dus niet in orde.
Op 21 december 19hh woonde ik op het adres a-straat te Q. Als de Hoge Raad bepaalt dat beslissend is de datum van verzending, dan kan ik niet veel meer zeggen. Ik wil niet in twijfel trekken dat de verzending tijdig is gedaan. Ik vind alleen dat de Belastingdienst zekerheid moet stellen omtrent de datum van verzending.
Inhoudelijk betwist ik alleen nog dat er bij mij slechts een deel in aftrek kan worden gebracht en dat mijn echtgenote voor het geheel in de heffing wordt betrokken. Dat is dubbele heffing en dat mag niet. Het belang geldt niet alleen het onderhavige jaar, maar ook de volgende jaren. In (...) moet alles wat op je bankrekening wordt gestort worden aangegeven. Het is aan de fiscus om te bepalen of daarover wordt geheven.
Ik heb geen proceskosten gemaakt in deze procedure.
4.2.2. Verweerder:
De afweging "aangetekend verzenden of niet" wordt op hoog niveau gemaakt. Ik heb het onderzocht en daaruit bleek dat het aanslagbiljet tijdig is aangeboden.
De Belastingdienst Y maakt de duplicaataanslagbiljetten zelf.
Ik weet niet waarom de Belastingdienst een brief aan belanghebbende naar twee verschillende adressen stuurt.
Of de aan mevrouw gedane betaling voor het gedeelte dat aan de overbedeling moet worden toegerekend, ter grootte van ƒ (...), in de heffing van belasting is betrokken in (...), onttrekt zich aan mijn waarneming. Als ik een standpunt moet innemen, stel ik dat het niet het geval is. Als voormeld gedeelte wel belast zou worden, is dat ten onrechte.

5. Beoordeling van het geschil
5.1.1. Op grond van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, vervalt de bevoegdheid van de inspecteur een aanslag vast te stellen door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Ingevolge het vierde lid van dit artikel wordt voor de toepassing van het derde lid, de belastingschuld, waarvan de grootte eerst kan worden vastgesteld na afloop van het tijdvak waarover de belasting kan worden geheven, geacht te zijn ontstaan op het tijdstip waarop dat tijdvak eindigt.
5.1.2. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geschiedt de vaststelling van een belastingaanslag door het ter zake daarvan opmaken van een aanslagbiljet door de inspecteur. De dagtekening van het aanslagbiljet geldt als dagtekening van de vaststelling van de belastingaanslag.
5.1.3. Indien aannemelijk is dat het aanslagbiljet pas na de dagtekening daarvan ter post is bezorgd, komt voor de vraag of de aanslag tijdig is vastgesteld, de datum van terpostbezorging in de plaats van de dagtekening van het aanslagbiljet. De inspecteur heeft evenwel voldoende bewijs geleverd dat deze uitzondering zich in het onderhavige geval niet voordoet, te meer nu belanghebbende ter zitting heeft verklaard dit niet te willen betwisten.
5.2. Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de inspecteur niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen door zo lang te dralen met het opleggen van de aanslag en dat hij een niet of nauwelijks gemotiveerde aanslag heeft opgelegd. Bovendien stelt belanghebbende dat de inspecteur door aldus te handelen ter veiligstelling van de termijn misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid.
Het Hof kan belanghebbende hierin niet volgen. Uit hetgeen belanghebbende in de gedingstukken en ter zitting heeft aangevoerd volgt niet dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld, noch dat hij zijn bevoegdheid voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Daar komt bij dat de opvatting dat een onzorgvuldige vaststelling van een aanslag onder omstandigheden tot nietigheid daarvan moet leiden, niet als juist kan worden aanvaard, aangezien de mogelijk uit die onzorgvuldigheid ten nadele van de belastingplichtige voortvloeiende onjuistheden in bezwaar of beroep kunnen worden hersteld. (HR 28 oktober 1992, nr. 27 958, BNB 1993/36).
5.3. Ten aanzien van de door het CFK aan B gedane uitkering ad ƒ g.ggg overweegt het Hof als volgt.
5.3.1. Belanghebbende en B hebben in de artikelen 1 en 3, eerste lid, onderdeel a, van het echtscheidingsconvenant vastgelegd dat de helft van het tot dan toe aan belanghebbende toekomende overbruggingspensioen aan B wordt toegekend. Deze toekenning kan worden beschouwd als een 'eigen regeling' zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het pensioenreglement van het CFK en komt inhoudelijk overeen met de in artikel 14, derde lid, onderdeel A, van dit reglement opgenomen bepaling.
5.3.2. Nu de toekenning heeft plaatsgevonden in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap en van de afkoop van de alimentatieverplichting wordt die handeling ingevolge het bepaalde in artikel 26b, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 fiscaal niet in aanmerking genomen. De inspecteur is in de bezwaarfase derhalve terecht teruggekomen van zijn bij de aanslagregeling ingenomen standpunt dat de toekenning voor belanghebbende een belaste inkomst betreft.
5.4.1. De toekenning aan B heeft tot gevolg dat zij een zelfstandig recht heeft verkregen op de helft van de waarde van het overbruggingspensioen op (...) 19dd, hetgeen meebrengt dat de aan haar krachtens dat recht gedane betalingen in fiscaal opzicht geen betekenis hebben voor het inkomen van belanghebbende.
5.4.2. Het Hof verwerpt mitsdien de stelling van de inspecteur dat het aan B krachtens het convenant toegekende recht op een gedeelte van het overbruggingspensioen voor belanghebbende uitgesteld loon is dat door hem wordt genoten op het moment waarop de betalingen aan B worden gedaan.
5.4.3. Ook verwerpt het Hof, gelet op het voorgaande, de stelling van belanghebbende dat de krachtens dat recht aan B gedane betalingen moeten worden beschouwd als door hem aan haar verstrekte alimentatie.
5.5. Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat het beroep gegrond is en dat het bij de uitspraak op bezwaar vastgestelde belastbare inkomen moet worden verminderd met de daarin begrepen uitkering uit het CFK-fonds aan B ad ƒ g.ggg en moet worden verhoogd met de daarin begrepen als persoonlijke verplichting in aanmerking genomen ƒ (...), zodat dit belastbare inkomen ad ƒ (...) per saldo wordt verminderd met (...) tot ƒ ppp.ppp .

6. Proceskosten.
Nu belanghebbende ter zitting heeft verklaard geen beroep te doen op vergoeding van proceskosten, laat het Hof een veroordeling ter zake achterwege.

7. Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak,
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van
ƒ ppp.ppp en
- gelast de Staat het betaalde griffierecht ad € 27,23 aan belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak is vastgesteld op 13 juni 2002 door mr. Onnes, voorzitter en mrs. Boersma en Goes, leden, in tegenwoordigheid van mr. Van der Laan als griffier. De beslissing is op dezelfde dag uitgesproken ter openbare zitting.

Bron: www.rechtspraak.nl

LJN-nummer: AE4280