Afkoop belast bij verkoper na overdracht lijfrenteverzekering aan koper met compensabele verliezen
UITSPRAAK BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN | |
Belastingkamer : | Eerste meervoudige |
Zaaknummer : | BK 99/30029 |
Datum uitspraak : | 4 september 2002 |
Belastingmiddel : | Inkomstenbelasting |
Uitspraak
van het gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Particulieren te Hoogeveen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Belanghebbende werd voor het jaar 1991 in de inkomstenbelasting/ premie
volksverzekeringen aangeslagen naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet
op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold
(hierna te noemen: de Wet) van ƒ 55.013,-.
Aan belanghebbende is vervolgens, gedagtekend 27 oktober 1995, een
navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van
ƒ 140.964,- in welke navorderingsaanslag geen verhoging werd begrepen. Van dit
bedrag heeft de inspecteur een bedrag van
ƒ 85.951,- op grond van artikel 75, lid 2, van de Wet belast naar een tarief
van 40%.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de
bestreden uitspraak van 6 augustus 1999 de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift
(met bijlagen), hetwelk op 16 september 1999 is ingekomen en werd aangevuld bij
schrijven (met bijlagen) van 25 juni 2001.
Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) had ingezonden, welk
verweerschrift werd aangevuld bij schrijven van 12 januari 2002, van welk
schrijven een kopie werd gezonden aan belanghebbende, heeft de mondelinge
behandeling plaatsgevonden ter zitting van 12 juni 2002, gehouden te Leeuwarden,
alwaar aanwezig waren belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote en mr. drs.
A, die - evenals voor het verzorgen van het verweerschrift - daartoe
gemandateerd was door de inspecteur.
Gedagtekend 3 januari 2002 heeft belanghebbende nog een schrijven ingezonden,
waarvan een afschrift werd gezonden aan de inspecteur, welk schrijven in overleg
met en instemming van partijen ter zitting is aangemerkt als pleitnota.
Na de zitting heeft belanghebbende nog een schrijven, gedagtekend 18 juni 2002,
ingezonden. Het hof gaat evenwel aan dit schrijven voorbij, aangezien de
inspecteur zich daaromtrent niet heeft kunnen uitlaten, terwijl het hof in dat
schrijven overigens geen aanleiding vindt het onderzoek op grond van artikel
8:68 van de Algemene wet bestuursrecht te heropenen.
Van alle genoemde en hierna nog te noemen stukken - met uitzondering van
voormeld schrijven van 18 juni 2002 - moet de inhoud als hier ingevoegd worden
beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als
onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
Belanghebbende, geboren 15 november 1925, was in 1991 onder meer in het bezit
van een polis, inhoudende een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule,
gesloten bij de NV B te L (hierna: de verzekeringsmaatschappij) welke polis voor
1 juli 1964 werd afgesloten.
C en D (hierna: de tussenpersonen) hebben in 1990 advertenties geplaatst,
waarbij zij potentiële verkopers van levensverzekeringspolissen in contact
brachten met E, die over aanzienlijke compensabele verliezen beschikte, waarbij
die potentiële verkopers in het vooruitzicht werd gesteld, dat zij de polissen
vrij van belastingheffing zouden kunnen afkopen.
Onder meer belanghebbende heeft op een dergelijke advertentie gereageerd.
Belanghebbende heeft vervolgens bij notariële akte van 5 juni 1991 (hierna: de
notariële akte), verleden voor mr. F (hierna: de notaris) zijn voormelde polis,
die als toen een afkoopwaarde had van ƒ 123.432,96, verkocht en overgedragen
aan E tegen een koopsom van ƒ 86.403,07.
De notariële akte kent onder meer de volgende bepalingen:
1. "De verkoper verkoopt en draagt bij deze in eigendom over aan de koper,
die in koop aanneemt en bij deze in eigendom aanvaardt:
Alle rechten, die voortvloeien uit een overeenkomst houdende een
kapitaalverzekering met lijfrenteclausule, afgesloten bij de naamloze
vennootschap: B, gevestigd te L, polisnummer 000.00.00.00.0, zulks onder de last
voor de koper - welke last de koper bij deze aanneemt - om de uit deze polis
voortvloeiende verplichtingen voor zijn rekening te nemen en de verkoper te
vrijwaren voor iedere aansprakelijkheid ten deze.
2. De koopsom bedraagt ZES EN TACHTIG DUIZEND VIERHONDERD DRIE GULDEN EN ZEVEN
CENT
(ƒ 86.403,07), welk bedrag de koper aan de verkoper schuldig is gebleven,
weshalve de koper bij deze aan de verkoper schuldig erkent een bedrag groot zes
en tachtig duizend vierhonderd drie gulden en zeven cent ( ƒ 86.403,07) welke
schuldbekentenis hierbij door de komparant sub 1 wordt aanvaard.
De koopsom zal zo spoedig mogelijk na ontvangst door mij, notaris van het
daarvoor bestemde bedrag aan de verkoper worden voldaan.
3. De komparant sub 1 staat er voor in, dat met betrekking tot de hiervoor sub 1
bedoelde polis alle tot op heden verschuldigde premies, overeenkomstig de
polisvoorwaarden, zijn betaald en dat de totale afkoopwaarde van bedoelde polis
bedraagt eenhonderd drie en twintig duizend vierhonderd twee en dertig gulden en
zes en negentig cent ( ƒ 123.432,96).
4. De komparant sub 1 staat er voorts voor in dat de betreffende polis vrij is
van beslag en/of zakelijke zekerheids- en /of genotsrechten en dat met
betrekking tot de polis geen enkele instandhoudingsklausule van kracht is.
5. De komparanten sub 2 in hun gemelde hoedanigheid hebben de betreffende polis
op heden ontvangen en daarop aan mij, notaris, afgestaan ter verzending naar
gemelde verzekering maatschappij, teneinde te zijner tijd tot uitkering te
komen.
6. De komparanten sub 2 in hun gemelde hoedanigheid hebben het recht een
afschrift van deze akte te (doen) betekenen aan genoemde assuradeur of de
onderhavige overdracht op andere wijze aan die assuradeur ter kennis te brengen,
teneinde te bewerkstelligen, dat de koper, die bij deze expliciet door de
verkoper als begunstigde van genoemde polis wordt aangewezen, ook door die
assuradeur als verzekeringnemer en eerste begunstigde van genoemde polis wordt
aangemerkt en gerechtigd is één of meer andere begunstigden aan te wijzen.
De komparanten sub 2 in hun gemelde hoedanigheid verlenen onherroepelijk
volmacht aan de genoemde assuradeur om het bedrag van eenhonderd drie en twintig
duizend vierhonderd twee en dertig gulden en zes en negentig cent
(ƒ 123.432,96) zo spoedig mogelijk te voldoen aan mij, notaris, door
overschrijving op bankrekeningnummer 00.00.00.000. bij de a-bank, gevestigd te M,
kantoorhoudende te N, welke volmacht een onverbrekelijk geheel uitmaakt met de
inhoud van deze akte.
7. Voor het geval de verkoper tussen het moment van het tekenen van deze akte en
het moment van afkoop casu quo expiratie van de onderhavige polis zal komen te
overlijden en dientengevolge het uit te keren bedrag eventueel zal verminderen,
zullen de bedragen in deze overeenkomst genoemd in de punten 3 en 6 wijzigen en
mitsdien tussen partijen gaan gelden met als gevolg dat de bedragen genoemd in
punt 2, zijnde zeventig procent van de bedragen als hiervoor bedoeld
dienovereenkomstig zullen wijzigen en tussen partijen eveneens zullen gaan
gelden."
E heeft als koper jegens belanghebbende gegarandeerd, dat hij hier te lande
binnenlands belastingplichtig is, hij niet voornemens is te gaan emigreren en de
overgedragen polis niet door hem tot enig ondernemingsvermogen zal worden
gerekend.
Bij schrijven van 6 juni 1991 heeft de notaris de verzekeringsmaatschappij
verzocht conform de notariële akte de verzekeringsuitkering zo spoedig mogelijk
na de afkoopdatum aan een kantoorrekening van de notaris over te maken. Op 8
juli 1991 heeft de verzekeringsmaatschappij de afkoopsom aan de notaris
uitgekeerd. Van die afkoopsom heeft belanghebbende 70% ontvangen, E 5% en de
tussenpersonen de rest na aftrek van de notariskosten.
Voorafgegaan aan het verlijden van de notariële akte heeft belanghebbende geen
contact gehad met E, doch heeft het contact uitsluitend plaats gevonden via de
tussenpersonen en de notaris.
E heeft in een telefoongesprek met de belastingdienst zijn rol in de transacties
een overbruggingsfunctie tussen de verkoop en de afkoop genoemd.
Bij het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
voor het jaar 1991 heeft belanghebbende ter zake van de transactie met de polis
niet enig bedrag in zijn belastbaar inkomen begrepen.
Bij de onderwerpelijke navorderingsaanslag heeft de inspecteur zich op het
standpunt gesteld, dat het door belanghebbende ontvangen bedrag voor de polis
van per saldo ƒ 85.951,- tot het belastbaar inkomen van belanghebbende dient te
worden gerekend.
3. Het geschil.
Te dezen is in het geschil het antwoord op de vraag of het door belanghebbende
voor de polis ontvangen bedrag van ƒ 85.591,- dient te worden aangemerkt als
afkoop van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule, welke op grond van
artikel 31, lid 1, juncto artikel 75, lid 2, van de Wet is belast en wel naar
het bijzonder tarief van 40%, welk standpunt door de inspecteur wordt verdedigd,
dan wel het bedrag op grond van het bepaalde in artikel 31, lid 5, van de Wet
niet tot het belastbaar inkomen van belanghebbende dient te worden gerekend,
welk standpunt door belanghebbende wordt verdedigd.
Voorts is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende zich kan
beroepen op opgewekt vertrouwen dan wel op de afwezigheid van een de
navorderingsaanslag rechtvaardigend nieuw feit, welke vragen door belanghebbende
bevestigend en door de inspecteur ontkennend worden geantwoord.
4. Het standpunt van belanghebbende.
Door belanghebbende is - voor zover te dezen van belang, kort samengevat -
gesteld in het beroepschrift en mondeling ter zitting:
Er is geen sprake van een schijnhandeling.
De kwaliteit, identiteit en de bedoelingen van de partners bij de verkoopactie
was voor hem niet vast te stellen, zodat hij is uitgegaan van een reguliere
verkoop.
De constructie is door hem besproken met G van de eenheid Particulieren te
Hoogeveen, die hem meedeelde dat de constructie weliswaar niet verboden was,
maar in onderzoek bij een studiecommissie.
De inspecteur heeft nooit gereageerd op de opgaven van zijn inkomen voor de
jaren 1991 tot en met 1994, terwijl hij toch volledig op de hoogte was van zijn
financiële situatie.
Hij concludeert tot vernietiging van de uitspraak en de navorderingsaanslag.
5. Het standpunt van de inspecteur.
De inspecteur heeft daartegenover - voor zover te dezen van belang, kort
samengevat - aangevoerd in het verweerschrift en mondeling ter zitting:
Gelet op de begin- en eindsituatie en de wil van partijen moet geconcludeerd
worden, dat belanghebbende door tussenkomst van de tussenpersonen zijn
lijfrenteverzekering heeft afgekocht.
Het tussenschakelen van E als koper is in feite slechts schijn.
Van het vertrouwensbeginsel kan geen sprake zijn, nu de informatie die de
belastingdienst heeft verstrekt is aan te merken als een inlichting en een
toezegging niet is gedaan, nu het volledige feitenmateriaal niet is overgelegd.
Een nieuw feit is aanwezig, aangezien hij ten tijde van het opleggen van de
aanslag er niet van op de hoogte was, dat een samenstel van rechtshandelingen
heeft plaatsgevonden. Hij is van een en ander eerst op de hoogte gekomen naar
aanleiding van een in 1995 ontvangen renseignement.
Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak.
6. De overwegingen omtrent het geschil.
Op grond van het bepaalde in artikel 31, lid 1, van de Wet behoort tot de
inkomsten mede hetgeen wordt genoten ter vervanging van te derven inkomsten.
Naar belanghebbende in een bijlage bij zijn beroepschrift vermeldt vernam hij
begin 1991 via een advertentie, dat een bedrijf met compensabele verliezen
koopsompolissen wenste over te nemen tegen 70% van de nominale waarde.
Vaststaat, dat degene aan wie belanghebbende bij de notariële akte de polis van
kapitaalverzekering verkocht en overdroeg - E - alstoen over compensabele
verliezen beschikte en belanghebbende als koopsom voor die polis ƒ 86.403.07,-
of wel 70% van de afkoopwaarde van de polis ad. ƒ 123.432,96 ontving.
Naar artikel 5 van de notariële akte bepaalt is de polis bij het verlijden van
de notariële akte aan de notaris afgestaan ter verzending naar de
verzekeringsmaatschappij, teneinde te zijner tijd tot uitkering te komen,
terwijl artikel 6 bepaalt, dat aan de verzekeringsmaatschappij onherroepelijk
volmacht wordt verleend om het bedrag van ƒ 123.432,96 zo spoedig mogelijk te
voldoen aan de notaris.
Bij de notariële akte garandeert E aan belanghebbende, dat hij hier te lande
binnenlands belastingplichtig is, niet voornemens is te gaan emigreren en de
overgedragen polis niet tot enig ondernemingsvermogen zal rekenen.
Bij schrijven van 6 juni 1991 van de notaris aan de verzekeringsmaatschappij -
welk schrijven in afschrift tot de stukken van het geding behoort - verzoekt de
notaris de verzekeringsuitkering conform de inhoud van de akte zo spoedig
mogelijk na de afkoopdatum op één van de kantoorrekeningen van de notaris over
te maken.
Vast staat, dat de verzekeringsmaatschappij op 8 juli 1991 de afkoopsom aan de
notaris heeft uitgekeerd, waarna belanghebbende 70% van die afkoopsom heeft
ontvangen - per saldo kennelijk
ƒ 85.951,- - E 5% en de tussenpersonen de rest na aftrek van de notariskosten.
Naar uit de notariële akte blijkt is belanghebbende bij het verlijden van de
notariële akte aanwezig geweest en heeft hij de notariële akte getekend na
zakelijke opgave van de inhoud van de akte en na te hebben verklaard, dat hij
van de inhoud van de akte had kennisgenomen.
Vast staat, dat E in een telefoongesprek met de belastingdienst zijn rol in de
transacties een overbruggingsfunctie tussen de verkoop en de afkoop noemt.
Onder vorenomschreven omstandigheden acht het hof aannemelijk, dat het de
kennelijke bedoeling van belanghebbende is geweest de polis af te kopen door
tussenkomst van E, die eveneens kennelijk niet de bedoeling heeft gehad als
koper van de polis op te treden, anders dan in naam teneinde vorenbedoelde
afkoop te bewerkstelligen.
Alsdan dient het door belanghebbende ter zake van de afkoop van de polis
ontvangen bedrag, na aftrek van de met de constructie gemoeide kosten, te worden
aangemerkt als bedrag, dat is genoten ter vervanging van de te derven inkomsten,
een en ander in de zin van voormeld artikel 31.
Indien en voor zover belanghebbende zich te dezen beroept op de vertrouwensleer
gaat het hof daaraan voorbij.
Belanghebbende heeft weliswaar gesteld, dat hij contact heeft gehad met een
medewerker van de eenheid particulieren te Hoogeveen, doch niet aannemelijk is
geworden, dat die medewerker namens de inspecteur alstoen zich zodanig heeft
uitgelaten of gedragen, dat belanghebbende daaruit een bewuste standpuntbepaling
van de inspecteur mocht afleiden tot een behandeling van de onderwerpelijke
transactie overeenkomstig het door belanghebbende te dezen bepleite standpunt.
Uit de opmerking van belanghebbende in de bijlage bij het beroepschrift, dat hem
was medegedeeld, dat de constructie in onderzoek was bij een studiecommissie
leidt het hof veeleer af, dat aannemelijk is, dat een zodanige uitlating of
gedraging niet heeft plaatsgevonden.
Indien en voor zover belanghebbende heeft beoogd te stellen, dat geen sprake zou
zijn van een nieuw feit, waarop de navorderingsaanslag zou zijn te gronden, gaat
het hof ook aan deze grief voorbij.
Naar de inspecteur heeft gesteld, was de inspecteur ten tijde van het opleggen
van de aanslag er niet van op de hoogte dat het onderhavige samenstel van
rechtshandelingen had plaatsgevonden en heeft hij het desbetreffende
renseignement eerst in 1995 ontvangen.
Het hof acht zulks aannemelijk, aangezien de contacten tussen belanghebbende en
de eenheid particulieren te Hoogeveen in 1990 betrekking hadden - naar uit de
stukken blijkt - op de door belanghebbende voorgenomen constructie, maar van het
daadwerkelijk uitvoeren van de constructie toen nog geen sprake was en er eerst
weer contact dienaangaande tussen belanghebbende en de inspecteur ontstond in
het kader van het voornemen van de inspecteur tot het opleggen van de
onderwerpelijke navorderingsaanslag.
Nu het bedrag van de correctie en het daarop toegepaste tarief overigens niet in
geding zijn is het beroep ongegrond.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing:
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door prof. mr. Aardema, vice-president, mr. Drion en mr. Huiskes, raadsheren, en ondertekend en op 4 september 2002 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de heer Gerrits, griffier, zijnde voornoemde griffier buiten staat te ondertekenen.
Bron: www.rechtspraak.nl
LJN-nummer: AE7805