Geen aftrek lijfrentepremies; betaling van premies niet aannemelijk gemaakt
UITSPRAAK BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN | |
Belastingkamer : | Eerste meervoudige |
Zaaknummer : | BK 851/00 |
Datum uitspraak : | 17 november 2006 |
Belastingmiddel : | Inkomstenbelasting |
UITSPRAAK
van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z (hierna: de belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren Leeuwarden/Vestiging Sneek (thans Belastingdienst/Noord/kantoor Heerenveen en hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Belanghebbende heeft voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
voor het jaar 1996 een aangifte ingediend naar een belastbaar inkomen van ƒ
45.908,--. De inspecteur heeft met dagtekening 30 december 1999 (ter behoud
van rechten) een aanslag opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ
106.437,--.
1.2 Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur
bij de bestreden uitspraak van 19 oktober 2000 het belastbaar inkomen verminderd
tot een bedrag van ƒ 85.539,--.
1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift
(met bijlagen), dat op 1 december 2000 ter griffie van het hof is ingekomen.
De inspecteur heeft op 20 april 2001 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
1.4 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van
de enkelvoudige belastingkamer van 7 september 2001, gehouden te Leeuwarden,
alwaar aanwezig waren belanghebbende en namens de inspecteur mevrouw A. De behandeling
van de zaak is ter zitting aangehouden teneinde belanghebbende in de gelegenheid
te stellen nadere inlichtingen te verstrekken. Op 26 augustus 2003 is een aanvulling
op het verweerschrift, met diverse bijlagen, ter griffie van het hof binnengekomen.
1.5 De mondelinge behandeling is voortgezet ter zitting van 22 september 2003,
gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, alsmede de inspecteur.
De voorzitter heeft de behandeling van de zaak aangehouden teneinde belanghebbende
opnieuw in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verschaffen.
1.6 De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 16 maart 2005,
gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en de inspecteur.
Ter zitting zijn door belanghebbende diverse bescheiden getoond. Het onderzoek
ter zitting is geschorst om de belanghebbende in de gelegenheid te stellen afschriften
van de getoonde bescheiden naar het hof te sturen, eventueel vergezeld van een
beschouwing. Voorts heeft de voorzitter de zaak voor verdere behandeling verwezen
naar de meervoudige kamer en bepaald dat voor de meervoudige kamer een gezamenlijke
behandeling zal plaatsvinden van onderhavige zaak met de overige beroepszaken
van belanghebbende en zijn echtgenote.
1.7 Vervolgens heeft behandeling van de zaak plaatsgevonden op 23 mei 2005 voor
de eerste meervoudige kamer, gehouden te Leeuwarden. Aldaar waren aanwezig de
belanghebbende en namens de inspecteur mr. B, bijgestaan door de heer C. De
zaak is aldaar onder andere gezamenlijk behandeld met de zaken van belanghebbende
aangaande de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 1998
en 2000, met de nummers BK 1046/04 en 1047/04. Belanghebbende heeft ter zitting
diverse stukken overgelegd. De voorzitter heeft de behandeling van de onderhavige
zaak aangehouden. Op 30 mei 2005 is ter griffie van het hof van belanghebbende
een brief met bijlagen binnengekomen. Bij brief van 11 juli 2005 heeft de inspecteur
gereageerd op de door belanghebbende geproduceerde bescheiden. Op 10 augustus
2005 is ter griffie van het hof een brief met bijlagen van belanghebbende binnengekomen.
1.8 De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 5 juli 2006 door
de tweede meervoudige kamer, gehouden te Leeuwarden. Aldaar waren aanwezig de
belanghebbende en namens de inspecteur mr. B. Op die zitting is het onderzoek
gesloten.
1.9 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier
ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
Het hof stelt op grond van de stukken en op grond van het verhandelde ter voormelde
zittingen als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen
gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende
feiten vast.
2.1 Belanghebbende, geboren op .. mei 19.. en gehuwd, was met ingang van december
1995 in loondienst werkzaam als directeur van de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid D BV te L (hierna: de BV). Dit bedrijf had een vestiging te
M. Aldaar had belanghebbende een werkkamer tot zijn beschikking.
2.2 De inspecteur heeft in de bezwaarfase op het aangegeven belastbaar inkomen
de volgende correcties aangebracht.
Aangegeven belastbaar inkomen ƒ 45.908,--
Privé gebruik auto ƒ 900,--
Beroepskosten niet aftrekbaar
Abonnement Libresso ƒ 202,--
PBNA ƒ 178,-
Telegraaf ƒ 89,--
Girotel ƒ 20,--
Abonnement autotelefoon ƒ 732,--
Abonnement GSM ƒ 140,--
GSM ƒ 90,--
Autotelefoon ƒ 174,--
Software ƒ 600,--
Davilex ƒ 200,--
Ver. van Effectenbezitters ƒ 200,--
Totaal ƒ 2.625,--
Bij:
Werkkamer niet aftrekb. ƒ 1.900,--
Rente afkoop spaarverz. ƒ 3.838,--
Premies lijfrenten ƒ 25.436,--
Minder aftrek giften ƒ 4.932,--
Vastgesteld belastbaar inkomen ƒ 85.539,--
2.3 Gedagtekend 10 maart 2004 hebben belanghebbende en de inspecteur een zogenaamde
mediation-overeenkomst getekend en als uitvloeisel daarvan, gedagtekend 8 april
2004 een vaststellingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst
ziet op de inkomstenbelasting voor de jaren 1996 tot en met 2000. Bij de overeenkomst
behoort een bijlage waarin door partijen de overeengekomen belastbare inkomens
voor de betreffende jaren staan opgenomen. Voor het onderhavige jaar staat het
volgende vermeld:
Vastgesteld inkomen ƒ 85.539
Af:
Correctie privé gebruik auto ƒ 900
Werkkamer ƒ 1.900
Vast te stellen inkomen ƒ82.739
In de vaststellingsovereenkomst staat onder punt 5 "Standpunten op basis
van de vastgestelde feiten" het volgende:
"Op basis van deze feiten stellen zij vast dat de fiscale gevolgen als
volgt kunnen worden verwoord: 1. Procedure '96 m.b.t. aftrek lijfrente wordt
gecontinueerd, overige correcties cf. bijlage."
2.4 In zijn beroepschrift heeft belanghebbende tegen (nagenoeg) alle correcties
grieven ingebracht. Ter zitting van 16 maart 2005 heeft hij de geschilpunten
beperkt tot de volgende posten:
a privé gebruik auto
b werkkamer
c abonnement autotelefoon en autotelefoon
d abonnement GSM en GSM
e diverse software
f Davilex
g Vereniging van effectenbezitters en
h lijfrentepremie-aftrek.
Anders dan in de op de zitting van 23 mei 2005 gezamenlijk behandelde zaken
1046/04 en 1047/04, heeft de inspecteur zich in onderhavige zaak niet expliciet
beroepen op voornoemde vaststellingsovereenkomst. Ter zitting van 5 juli 2006
heeft de inspecteur ten aanzien van de correctie privé-gebruik auto wel
meegedeeld dat deze correctie kan vervallen wanneer dit conform de overeenkomst
is.
3. Het geschil en de standpunten
van partijen.
3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onder 2.4 vermelde
correcties terecht door de inspecteur zijn aangebracht.
3.2 De belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.3 Voor een uitgebreide weergave van de standpunten van partijen verwijst het
hof naar de gedingstukken. Ter zitting heeft de inspecteur meegedeeld hetgeen
onder 2. 4, slotzin staat verwoord.
4. De overwegingen omtrent
het geschil.
4.1 Voor zover ook in de onderhavige zaak door de inspecteur (impliciet) een
beroep is gedaan op de overeenkomst, hetgeen zou kunnen worden afgeleid uit
de gezamenlijke behandeling met de hierna vermelde zaken, merkt het hof het
volgende op.
In de andere zaken van belanghebbende, te weten de zaken met de nummers BK 1046/04
en BK 1047/04 betreffende respectievelijk de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen voor het jaar 1998 en de aanslag inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen voor het jaar 2000, in welke zaken op 23 september 2005 door
het gerechtshof Leeuwarden schriftelijk uitspraak is gedaan, is belanghebbende
- ondanks de daartegen door hem ingebrachte bezwaren - gebonden geacht aan de
overeenkomst, die ook op die jaren zag.
Voor zover belanghebbende zich ook in de onderhavige zaak op het standpunt stelt
dat hij aan de overeenkomst niet is gebonden, heeft hetzelfde te gelden als
in die andere zaken door het hof is overwogen, welke overweging als volgt luidt:
'Vaststaat, dat belanghebbende en de inspecteur op grond van een op 10 maart
2004 gedagtekende zogenaamde mediation-overeenkomst een vaststellingsovereenkomst
zijn aangegaan, welke door hen is vastgelegd in een op 8 april 2004 gedagtekende
schriftelijke overeenkomst, welke onder meer door belanghebbende en de inspecteur
werden ondertekend.
[…]
Ten processe voert belanghebbende aan, dat hij in verband met de opgelopen vertraging
niet wenst op te draaien voor de heffingsrente.
Artikel 6.2 van de vaststellingsovereenkomst - welke in afschrift behoort tot
de stukken van het geding - houdt in, dat op de aanslagen het wettelijke systeem
van heffingsrente en invorderingsrente van toepassing is.
Nu niet is gesteld en ook overigens aan het hof niet aannemelijk is geworden,
dat de door de inspecteur in de (navorderings)aanslag uiteindelijk betrokken
heffingsrente afwijkt van de wettelijke regeling kan hierin voor belanghebbende
geen goede reden besloten liggen zich in zoverre niet aan de vaststellingsovereenkomst
gebonden te achten.
Opmerking verdient in dit verband, dat belanghebbende nog heeft aangevoerd dat
hij de bijlage bij de vaststellingsovereenkomst niet heeft ondertekend. Het
hof gaat hieraan evenwel voorbij nu belanghebbende blijkens zijn schrijven van
13 september 2004 – welke in afschrift tot de stukken van het geding behoort
– slechts bezwaar maakt tegen de daarin betrokken heffingsrente, waaruit het
hof afleidt, dat hetgeen in die bijlage is vastgelegd kennelijk een juiste weergave
is geweest van hetgeen in het kader van de vaststellingsovereenkomst is overeengekomen
en waaromtrent in paragraaf 6.1 van die overeenkomst is bepaald dat een en ander
binnen twee weken in een bijlage zou worden vastgelegd.
Nu door belanghebbende ook overigens geen wilsgebreken, dan wel andere gronden
tot vernietigbaarheid van de vaststellingsovereenkomst zijn gesteld en deze
ook overigens aan het hof niet aannemelijk zijn geworden, moet belanghebbende
worden geacht gebonden te zijn aan die vaststellingsovereenkomst, zodat nu de
inspecteur bij de bestreden uitspraak in overeenstemming met die vaststellingsovereenkomst
heeft gehandeld, het beroep ongegrond is.'
4.2 Nu in de overeenkomst is opgenomen
dat overeenstemming is bereikt over alle geschilpunten met uitzondering van
de lijfrente volgt hieruit dat het geschil thans daartoe is beperkt.
Hoewel belanghebbende ter zake van dit geschilpunt diverse bescheiden heeft
overgelegd, waaronder de polis van beide verzekeringen, is het hof ten aanzien
van de betalingen van oordeel dat belanghebbende - mede gelet op het vermelde
in de brief van de verzekeringsmaatschappij van 6 maart 2001 (bijlage 20 bij
het verweerschrift) - niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verschuldigde premies
ad ƒ 19.551,33 en ƒ 2.115,29, door hem (per kas) aan de verzekeringsmaatschappij
E zijn voldaan.
Hierbij merkt het hof op dat in de onderhavige procedure door de inspecteur
een afschrift van een proces-verbaal van de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst
is overgelegd betreffende de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
van belanghebbende over de jaren 1996 en 1998. Als aanleiding voor het ingestelde
onderzoek wordt voor het jaar 1996 onder meer vermeld de omstandigheid dat belanghebbende
in zijn aangifte lijfrentepremies in aftrek brengt waarvan de premiebetaling
niet kon worden aangetoond. In het kader van het onderzoek verklaart belanghebbende
dat hij het verschuldigde bedrag heeft geleend en in de BV heeft gestort omdat
de BV in financiële problemen verkeerde, terwijl hij wist dat de BV de
premies moest betalen en hij zijn pensioenvoorziening veilig wilde stellen.
Voormeld onderzoek heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling van belanghebbende.
Bij vonnis van 26 mei 2003 van de rechtbank Leeuwarden is belanghebbende veroordeeld
voor onder andere het doen van onjuiste of onvolledige aangifte over het onderhavige
jaar.
4.3 In het verweerschrift concludeert de inspecteur tot vaststelling van het
belastbaar inkomen op ƒ 81.770,--. Dit bedrag is lager dan het in de uitspraak
op bezwaar vastgestelde belastbaar inkomen van
ƒ 85.539,--. Bij de berekening van het bedrag van ƒ 81.770,-- is de inspecteur
ervan uitgegaan dat de premies voor de bedrijfsspaarregeling ad ƒ 3.769,-- niet
meer in geschil zijn.
Nu in de bijlage bij de overeenkomst wordt uitgegaan van een belastbaar inkomen
van ƒ 85.539,--, komt het het hof voor dat hier sprake is van een omissie. Immers,
de premies voor de bedrijfsspaarregeling moeten op voormeld bedrag alsnog in
mindering worden gebracht. Dit oordeel leidt ertoe dat de in de bijlage bij
de overeenkomst opgenomen berekening aangepast dient te worden op de wijze als
hieronder is opgenomen.
Vastgesteld inkomen ƒ 85.539,--
Af:
Premies bedrijfsspaarregeling 3.769,--
Correctie privé gebruik auto 900,--
Werkkamer 1.900,--
Vast te stellen inkomen ƒ 78.970,--
4.4 Voor het geval de inspecteur in onderhavige zaak geen beroep heeft gedaan
op de overeenkomst, heeft ten aanzien van de onder 2.4 onder a tot en met g
vermelde correcties het volgende te gelden.
Privé-gebruik auto en werkkamer
Ter zitting van 5 juli 2006 heeft de inspecteur desgevraagd meegedeeld dat de
correctie privé-gebruik auto kan vervallen wanneer dit conform de overeenkomst
is. Gelet op deze redengeving vermag het hof niet in te zien dat ten aanzien
van de correctie werkkamer anders gehandeld zou moeten worden, zodat ook deze
correctie dient te vervallen.
Diverse software, Davilex en de Vereniging
van effectenbezitters
GSM en autotelefoon
De belanghebbende heeft, naar de inspecteur onvoldoende weersproken heeft gesteld
en alhoewel daartoe in de gelegenheid gesteld (zie bijlage 9 bij het verweerschrift),
deze kosten niet met nota's en/of betalingsbewijzen gestaafd, zodat zij reeds
op die grond niet voor aftrek in aanmerking kunnen komen. De inspecteur heeft
de correcties dan ook terecht aangebracht.
Abonnementen autotelefoon en GSM
Ingevolge het bepaalde in artikel 36, lid 1, aanhef en letter c, van de Wet
op de inkomstenbelasting 1964 behoren tot de aftrekbare kosten niet de kosten
die verband houden met telefoonabonnementen. De correctie is derhalve terecht
aangebracht.
4.5 Het onder 4.4 overwogene leidt tot vaststelling van hetzelfde belastbare
inkomen als onder 4.3 berekend.
5. De conclusie
Gelet op het onder 4.3 en 4.5 vermelde is belanghebbendes beroep gegrond.
6. Proceskosten
Het hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld
in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het hof bepaalt deze kosten
op € 35,- aan reiskosten voor het bijwonen van de mondelinge behandelingen.
Deze kosten dienen te worden gedragen door de Staat der Nederlanden.
6. De beslissing
Het gerechtshof
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 78.970,--
(€ 35.835,-);
gelast dat het betaalde griffierecht ad € 27,23 (ƒ60,--) aan belanghebbende
wordt vergoed door de Staat der Nederlanden;
veroordeelt de inspecteur de kosten aan belanghebbende te vergoeden, die deze
heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, te bepalen
op € 35,--; en
wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten dient
te dragen.
Aldus vastgesteld op 17 november 2006 door mr. G.M. van der Meer, raadsheer en voorzitter, mr. H.H.A. Fransen, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. de Jong en ondertekend door voornoemde voorzitter, zijnde voornoemde griffier buiten staat te ondertekenen.
Bron: www.rechtspraak.nl
LJN-nummer: AZ2740