Selectie wetteksten Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (tekst 2005)
Artikel 1e. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake lijfrenteaanspraken
Naar index
1.
De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek
uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting,
bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende
zekerheid is gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger nader te
stellen voorwaarden.
2. Voor het verlenen van uitstel van betaling als bedoeld in het eerste lid is
geen schriftelijk verzoek nodig en blijft zekerheidstelling achterwege voorzover
de verschuldigde belasting betrekking heeft op:
a. aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling
als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die zijn
ondergebracht bij een in Nederland gevestigde verzekeraar die bevoegd is het
directe verzekeringsbedrijf, bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf
1993, uit te oefenen en die de lijfrente of pensioenverplichting rekent tot het
binnenlandse ondernemingsvermogen, dan wel zijn ondergebracht bij een in
Nederland gevestigd lichaam dat ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel b,
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vrijgesteld van de
vennootschapsbelasting;
b. aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling
als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die zijn
ondergebracht bij een verzekeraar die is gevestigd in een andere lidstaat van de
Europese Unie en die in die lidstaat bevoegd is tot het uitoefenen van het
directe verzekeringsbedrijf.
3. Het uitstel eindigt uiterlijk op de dag waarop sedert de vervaldag van de
voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn 10 jaar zijn
verstreken.
4. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vijfde
lid, derde volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan
onverwijld schriftelijk in kennis.
5. De ontvanger beëindigt het uitstel voorzover zich met betrekking tot
aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling
als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarop de
verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van
de wet betrekking heeft, een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25,
vijfde lid, derde volzin, van de wet. Naar
index
Noot EvT: Bovenstaande tekst is door de inwerkingtreding van de regeling "Wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen" per 1 januari 2005 van kracht geworden. Deze gewijzigde tekst werkt terug tot en met 11 maart 2004. |
Artikel 1f. Kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake lijfrenteaanspraken
Naar
index
1. Indien de ontvanger het op de voet
van artikel 1e verleende uitstel van betaling beëindigt omdat zich een in
artikel 26, derde lid, van de wet bedoelde omstandigheid voordoet, verleent hij
op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kwijtschelding van
inkomstenbelasting tot een omvang als in genoemd derde lid bedoeld.
2. In de gevallen waarin op de voet van artikel 1e het uitstel van betaling tien
jaar heeft gelopen, verleent de ontvanger de belastingschuldige op diens
schriftelijk verzoek kwijtschelding van belasting tot een bedrag gelijk aan het
dan nog openstaande bedrag. De termijn van tien jaar vangt aan op de dag na de
vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste
betalingstermijn. Naar
index
Noot EvT: Bovenstaande tekst is door de inwerkingtreding van de regeling "Wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen" per 1 januari 2005 van kracht geworden. Deze gewijzigde tekst werkt terug tot en met 11 maart 2004. |
Artikel 1g. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering
eigen woning Naar
index
1. De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk
verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de
inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 25, zesde lid, eerste volzin, van de wet,
mits voldoende zekerheid wordt gesteld en wordt ingestemd met de door de
ontvanger nader te stellen voorwaarden. Het schriftelijke verzoek en de
zekerheidstelling blijven achterwege in geval van emigratie van de
belastingschuldige naar een andere lidstaat van de Europese Unie.
2. De ontvanger beëindigt het uitstel indien zich een omstandigheid voordoet
als bedoeld in artikel 25, zesde lid, tweede volzin, van de wet.
3. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, zesde lid,
derde volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan
onverwijld schriftelijk in kennis. Naar
index
Noot EvT: Bovenstaande tekst is door de inwerkingtreding van de regeling "Wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen" per 1 januari 2005 van kracht geworden. Deze gewijzigde tekst werkt terug tot en met 11 maart 2004. Volgens de tekst van genoemde regeling moet in het tweede lid van artikel 1g "artikel 25, zesde lid, tweede volzin" worden vervangen door: artikel 25, zesde lid, derde volzin. Dit is naar mijn mening per abuis niet meegenomen in de tekst die op 3 maart 2005 door www.wetten.nl is aangeboden. Ik heb dit handmatig aangepast. De in de regeling opgenomen wijziging is wel doorgevoerd in het derde lid, doch had daar naar mijn mening niet mogen plaatsvinden. Ik heb die tekst ongewijzigd overgenomen van www.wetten.nl. |