Selectie wetteksten Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (tekst 2007)
Artikel 1e. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake lijfrenteaanspraken
Naar index
1.
De ontvanger verleent de belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek
uitstel van betaling voor belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting,
bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende
zekerheid is gesteld en wordt ingestemd met de door de ontvanger nader te
stellen voorwaarden.
2. Voor het verlenen van uitstel van betaling als bedoeld in het eerste lid is
geen schriftelijk verzoek nodig en blijft zekerheidstelling achterwege voorzover
de verschuldigde belasting betrekking heeft op:
a. aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling
als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die zijn
ondergebracht bij een in Nederland gevestigde verzekeraar die bevoegd is het
directe verzekeringsbedrijf, bedoeld in de Wet toezicht verzekeringsbedrijf
1993, uit te oefenen en die de lijfrente of pensioenverplichting rekent tot het
binnenlandse ondernemingsvermogen, dan wel zijn ondergebracht bij een in
Nederland gevestigd lichaam dat ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel b,
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vrijgesteld van de
vennootschapsbelasting;
b. aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling
als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 die zijn
ondergebracht bij een verzekeraar die is gevestigd in een andere lidstaat van de
Europese Unie en die in die lidstaat bevoegd is tot het uitoefenen van het
directe verzekeringsbedrijf.
3. Het uitstel eindigt uiterlijk op de eerste dag van het tiende jaar na afloop
van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.
4. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, vijfde
lid, derde volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan
onverwijld schriftelijk in kennis.
5. De ontvanger beëindigt het uitstel voorzover zich met betrekking tot
aanspraken uit een overeenkomst van levensverzekering of een pensioenregeling
als bedoeld in artikel 1.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 waarop de
verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 25, vijfde lid, eerste volzin, van
de wet betrekking heeft, een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25,
vijfde lid, derde volzin, van de wet. Naar
index
Artikel 1f. Kwijtschelding van inkomstenbelasting inzake lijfrenteaanspraken
Naar
index
1. Indien de ontvanger het op de
voet van artikel 1e verleende uitstel van betaling beëindigt omdat zich een in
artikel 26, derde lid, van de wet bedoelde omstandigheid voordoet, verleent hij
op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige kwijtschelding van
inkomstenbelasting tot een omvang als in genoemd derde lid bedoeld.
2. In de gevallen waarin op de voet van artikel 1e het uitstel van betaling tien
jaar heeft gelopen, verleent de ontvanger de belastingschuldige op diens
schriftelijk verzoek kwijtschelding van belasting tot een bedrag gelijk aan het
dan nog openstaande bedrag. De termijn van tien jaar vangt aan op de eerste dag
na afloop van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.
Naar index
Artikel 1g. Uitstel van betaling van inkomstenbelasting inzake kapitaalverzekering
eigen woning Naar
index
1. De ontvanger verleent de
belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor
belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting, bedoeld in artikel 25,
zesde lid, eerste volzin, van de wet, mits voldoende zekerheid wordt gesteld en
wordt ingestemd met de door de ontvanger nader te stellen voorwaarden. Het
schriftelijke verzoek en de zekerheidstelling blijven achterwege in geval van
emigratie van de belastingschuldige naar een andere lidstaat van de Europese
Unie.
2. De ontvanger beëindigt het uitstel indien zich een omstandigheid voordoet
als bedoeld in artikel 25, zesde lid, tweede volzin, van de wet.
3. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25, zesde lid,
derde volzin, van de wet stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan
onverwijld schriftelijk in kennis. Naar
index