Complete wetteksten Burgerlijk Wetboek, boek 7, titels 17 en 18 (tekst 2008)
Index
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten; titel
17. Verzekering
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten; titel 18. Lijfrente
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten; titel 17. Verzekering terug naar index
Afdeling 1. Algemene bepalingen terug naar index
Artikel 925
1. Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich
tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer,
verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der
overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk
bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeengekomen
premiebetaling zal duren. Zij is hetzij schadeverzekering, hetzij
sommenverzekering.
2. Persoonsverzekering is de verzekering welke het leven of de gezondheid van
een mens betreft.
Artikel 926
1. Onder uitkering is begrepen een prestatie anders dan in geld.
2. In deze afdeling wordt onder de tot uitkering gerechtigde verstaan degene die
in geval van verwezenlijking van het risico krachtens de verzekering recht heeft
op uitkering of door aanvaarding van de aanwijzing recht op uitkering kan
krijgen.
Artikel 927
De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op herverzekering.
Artikel 928
1. De verzekeringnemer is verplicht vóór het sluiten van de overeenkomst aan
de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en
waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar
of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten,
afhangt of kan afhangen.
2. Indien de belangen van een bij het aangaan van de verzekering bekende derde
worden gedekt, omvat de in lid 1 bedoelde verplichting mede de hem betreffende
feiten die deze kent of behoort te kennen, en waarvan naar deze weet of behoort
te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen. De
vorige zin mist toepassing bij persoonsverzekering.
3. Betreft een persoonsverzekering het risico van een bekende derde die de
leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, dan omvat de mededelingsplicht mede de
hem betreffende feiten die deze kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij
weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan
afhangen.
4. De mededelingsplicht betreft niet feiten die de verzekeraar reeds kent of
behoort te kennen, en evenmin feiten, die niet tot een voor de verzekeringnemer
ongunstiger beslissing zouden hebben geleid. De verzekeringnemer of de derde,
bedoeld in lid 2 of lid 3, kan zich er echter niet op beroepen dat de
verzekeraar bepaalde feiten reeds kent of behoort te kennen indien op een daarop
gerichte vraag een onjuist of onvolledig antwoord is gegeven. De
mededelingsplicht betreft voorts geen feiten waarnaar ingevolge de artikelen 4
tot en met 6 van de Wet op de medische keuringen in de daar bedoelde gevallen
geen medisch onderzoek mag worden verricht en geen vragen mogen worden gesteld.
5. De verzekeringnemer is slechts verplicht feiten mede te delen omtrent zijn
strafrechtelijk verleden of omtrent dat van derden, voor zover zij zijn
voorgevallen binnen de acht jaren die aan het sluiten van de verzekering vooraf
zijn gegaan en voor zover de verzekeraar omtrent dat verleden uitdrukkelijk een
vraag heeft gesteld in niet voor misverstand vatbare termen.
6. Indien de verzekering is gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar
opgestelde vragenlijst, kan deze zich er niet op beroepen dat vragen niet zijn
beantwoord, of feiten waarnaar niet was gevraagd, niet zijn medegedeeld, en
evenmin dat een in algemene termen vervatte vraag onvolledig is beantwoord,
tenzij is gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden.
Artikel 929
1. De verzekeraar die ontdekt dat aan de in artikel 928 omschreven
mededelingsplicht niet is voldaan, kan de gevolgen daarvan slechts inroepen
indien hij de verzekeringnemer binnen twee maanden na de ontdekking op de
niet-nakoming wijst onder vermelding van de mogelijke gevolgen.
2. De verzekeraar die ontdekt dat de verzekeringnemer heeft gehandeld met het
opzet hem te misleiden of die bij kennis van de ware stand van zaken geen
verzekering zou hebben gesloten, kan de overeenkomst binnen twee maanden na
ontdekking met dadelijke ingang opzeggen.
3. De verzekeringnemer kan de overeenkomst met dadelijke ingang opzeggen binnen
twee maanden nadat de verzekeraar overeenkomstig lid 1 heeft gehandeld of zich
bij de verwezenlijking van het risico op de niet-nakoming van de
mededelingsplicht beroept. Bij persoonsverzekering kan de verzekeringnemer de
beëindiging beperken tot de persoon, wiens risico het beroep op de
niet-nakoming betreft.
Artikel 930
1. Indien aan de in artikel 928 omschreven mededelingsplicht niet is voldaan,
bestaat alleen recht op uitkering overeenkomstig de leden 2 en 3.
2. De bedongen uitkering geschiedt onverkort, indien de niet of onjuist
meegedeelde feiten van geen belang zijn voor de beoordeling van het risico,
zoals dit zich heeft verwezenlijkt.
3. Indien aan lid 2 niet is voldaan, maar de verzekeraar bij kennis van de ware
stand van zaken een hogere premie zou hebben bedongen, of de verzekering tot een
lager bedrag zou hebben gesloten, wordt de uitkering verminderd naar
evenredigheid van hetgeen de premie meer of de verzekerde som minder zou hebben
bedragen. Zou de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken andere
voorwaarden hebben gesteld, dan is slechts een uitkering verschuldigd als waren
deze voorwaarden in de overeenkomst opgenomen.
4. In afwijking van de leden 2 en 3 is geen uitkering verschuldigd indien de
verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben
gesloten.
5. In afwijking van de leden 2 en 3 is geen uitkering verschuldigd aan de
verzekeringnemer of de derde, bedoeld in artikel 928 lid 2 of lid 3, die heeft
gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. Evenmin is een uitkering
verschuldigd aan de derde indien de verzekeringnemer, met het opzet de
verzekeraar te misleiden, niet heeft voldaan aan de mededelingsplicht
betreffende de derde.
Artikel 931
De verzekeraar kan zich niet beroepen op de vernietigingsgronden als bedoeld in
de artikelen 44 lid 3 van Boek 3 en 228 van Boek 6.
Artikel 932
1. De verzekeraar geeft zo spoedig mogelijk een akte, polis genaamd, af, waarin
de overeenkomst is vastgelegd. De vorige zin geldt niet indien de aard van de
overeenkomst afwijkend gebruik rechtvaardigt en de verzekeringnemer bij afgifte
van de polis geen belang heeft.
2. Op wijzigingen in de overeenkomst is lid 1 van overeenkomstige toepassing.
3. Indien een door een verzekeraar afgegeven bewijsstuk verloren is gegaan,
geeft hij desverlangd tegen vergoeding van de kosten een nieuw bewijsstuk af.
Indien het bewijsstuk aan toonder of order is gesteld en bij een verzekering van
zaken die door middel van documenten plegen te worden verhandeld, kan de
verzekeraar als voorwaarde voor het doen van een uitkering aan de houder van een
nieuw bewijsstuk verlangen, dat hem door de houder gedurende de tijd dat de
verzekeraar tot betaling kan worden gedwongen, zekerheid wordt gesteld.
Artikel 933
1. Alle mededelingen waartoe de bepalingen van deze titel of de overeenkomst de
verzekeraar aanleiding geven, geschieden schriftelijk. De verzekeraar kan zich
daarbij houden aan de laatste hem bekende woonplaats van de geadresseerde.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen van lid 1 afwijkende regels worden
gesteld ten aanzien van de verzending van mededelingen langs elektronische weg.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene
maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp
aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 934
Het niet nakomen van de verplichting tot betaling van de vervolgpremie kan eerst
leiden tot beëindiging of schorsing van de verzekeringsovereenkomst of de
dekking, nadat de schuldenaar na de vervaldag onder vermelding van de gevolgen
van het uitblijven van betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen
een termijn van 14 dagen, aanvangende de dag na aanmaning. De eerste zin geldt
niet voor het geval bedoeld in artikel 83, onder c, van Boek 6.
Artikel 935
1. De verzekeraar kan hetgeen hij schuldig is aan de tot uitkering gerechtigde
die geen schuldenaar van de premie is, verrekenen met opeisbare premie voor
dezelfde verzekering, de schade wegens vertraging in de voldoening daarvan en de
kosten, bedoeld in artikel 96 lid 2, onder c, van Boek 6. De eerste zin geldt
niet bij verzekeringen die aan toonder of order zijn gesteld.
2. Bij een verzekering tegen aansprakelijkheid kan de verzekeraar in afwijking
van artikel 127 lid 2 van Boek 6 geen andere premie, schade en kosten als
bedoeld in lid 1 verrekenen met hetgeen hij aan de tot uitkering gerechtigde
schuldig is, dan die ter zake van dezelfde verzekering.
Artikel 936
1. Heeft een tussenpersoon zich bij de verzekeringsovereenkomst tegenover de
verzekeraar tot betaling van premie en kosten als eigen schuld verbonden, dan is
de verzekeringnemer jegens de verzekeraar gekweten voor zover de premie en
kosten voor rekening van de tussenpersoon zijn gekomen of aan deze zijn voldaan.
De verzekeringnemer is tot vergoeding van die premie en kosten aan de
tussenpersoon gehouden.
2. Is een uitkering verschuldigd geworden, dan is de verzekeraar desverlangd,
ongeacht rechten van derden, gehouden daarvan aan de tussenpersoon zoveel af te
dragen als deze ingevolge het in lid 1 bepaalde van de verzekeringnemer heeft te
vorderen. Is de verzekeringnemer krachtens de verzekeringsovereenkomst tot de
uitkering gerechtigd, dan heeft de verzekeraar eenzelfde verplichting ten
aanzien van andere verzekeringen waarbij dezelfde nemer en dezelfde
tussenpersoon zijn betrokken.
3. De verzekeraar die voornemens is een uitkering te doen aan een ander dan de
tussenpersoon, verzoekt deze laatste om binnen tien dagen het bedrag op te
geven, dat deze ingevolge lid 1 van de verzekeringnemer heeft te vorderen.
Indien de tussenpersoon daaraan gevolg geeft, draagt de verzekeraar voor zoveel
mogelijk het opgegeven bedrag aan hem af. Heeft de verzekeraar hieraan voldaan
of heeft de tussenpersoon binnen de gestelde termijn niets opgegeven, dan staat
het de verzekeraar vrij aan de ander de nog verschuldigde uitkering te doen.
4. De leden 2 en 3 missen toepassing:
a. bij verzekeringen die aan toonder of order zijn gesteld, tenzij de
verzekeringnemer tot de uitkering is gerechtigd;
b. bij verplichte aansprakelijkheidsverzekering.
5. Het in lid 2, tweede zin, bepaalde mist bovendien toepassing:
a. indien op het recht op uitkering een pandrecht rust als bedoeld in artikel
229 van Boek 3, of een voorrecht als bedoeld in artikel 283 van Boek 3;
b. bij onverplichte verzekering tegen aansprakelijkheid.
6. Wanneer de tussenpersoon de uitkering namens de tot uitkering gerechtigde in
ontvangst neemt, is hij bevoegd om de vergoeding als bedoeld in lid 1, tweede
zin, te verrekenen met hetgeen hij aan de tot uitkering gerechtigde schuldig is
tot het bedrag van zijn uit de leden 2, 4 en 5 voortvloeiende aanspraken.
Artikel 937
De verzekeraar die een uitkering doet aan de tussenpersoon, is jegens de tot
uitkering gerechtigde gekweten voorzover hetgeen hij aan de tot uitkering
gerechtigde verschuldigd is aan deze laatste is voldaan, doch in ieder geval
voorzover de tot uitkering gerechtigde door de betaling aan de tussenpersoon is
gebaat.
Artikel 938
1. Behoudens het geval van opzet van de verzekeringnemer of de derde, bedoeld in
artikel 928 lid 2 of lid 3 om de verzekeraar te misleiden is geen premie
verschuldigd indien in het geheel geen risico is gelopen. Indien over een vol
verzekeringsjaar geen risico is gelopen, is over dat jaar geen premie
verschuldigd. De verzekeraar heeft recht op een billijke vergoeding van de te
zijnen laste gekomen kosten.
2. Gedurende één maand na afloop van een vol verzekeringsjaar waarin geen
risico is gelopen, mag elke partij de overeenkomst met ingang van het nieuwe
verzekeringsjaar opzeggen. Deze opzegging heeft geen rechtskracht, indien risico
is gelopen tussen de aanvang van het nieuwe verzekeringsjaar en de opzegging.
3. Is slechts risico gelopen over een kleiner aantal zaken of een kleinere
hoeveelheid dan was verzekerd, dan zijn de leden 1 en 2 van toepassing voor
zover geen risico is gelopen.
Artikel 939
Behalve bij opzegging wegens opzet de verzekeraar te misleiden, wordt bij
tussentijdse opzegging de lopende premie naar billijkheid verminderd.
Artikel 940
1. Bij opzegging tegen het einde van een verzekeringsperiode teneinde verlenging
van de overeenkomst te verhinderen, wordt een termijn van twee maanden in acht
genomen.
2. De verzekeringnemer en, tenzij het een persoonsverzekering betreft, de
verzekeraar kunnen een overeenkomst die is aangegaan voor een periode van meer
dan vijf jaar, of die voor zulk een periode is verlengd, opzeggen tegen het
einde van elk vijfde jaar binnen die periode. Daarbij geldt de in lid 1 genoemde
termijn.
3. Indien de verzekeraar de bevoegdheid heeft bedongen de overeenkomst
tussentijds op te zeggen, komt de verzekeringnemer een gelijke bevoegdheid toe.
Tenzij jegens hem is gehandeld met het opzet tot misleiding neemt de verzekeraar
onderscheidenlijk de verzekeringnemer daarbij een termijn van twee maanden in
acht. Indien een verzekering dekking biedt tegen schade veroorzaakt door
risico's als bedoeld in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht, kan,
bij de verwezenlijking van een dergelijk risico of bij een dreiging van het
ophanden zijn daarvan, de verzekeraar onderscheidenlijk de verzekeringnemer in
afwijking van deze termijn van twee maanden, de overeenkomst met inachtneming
van een termijn van zeven dagen opzeggen. De verzekeraar kan slechts tussentijds
opzeggen op in de overeenkomst vermelde gronden welke van dien aard zijn dat
gebondenheid aan de overeenkomst niet meer van de verzekeraar kan worden
gevergd.
4. Indien de verzekeraar de voorwaarden van de overeenkomst ten nadele van de
verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde wijzigt, is de verzekeringnemer
gerechtigd de overeenkomst op te zeggen tegen de dag waarop de wijziging ingaat,
en in ieder geval gedurende één maand nadat de wijziging hem is meegedeeld.
5. De verzekeraar kan een persoonsverzekering niet beëindigen of wijzigen op
grond van verzwaring van het gezondheidsrisico, voor zover dat is gelegen in de
persoon van degeen, die de verzekering betreft.
Artikel 941
1. Zodra de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde van de
verwezenlijking van het risico op de hoogte is, of behoort te zijn, is hij
verplicht aan de verzekeraar de verwezenlijking te melden. Dit geschiedt zo
spoedig als redelijkerwijs mogelijk is.
2. De verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht binnen
redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen
welke voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
3. Indien door de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de
leden 1 of 2 niet is nagekomen, kan de verzekeraar de uitkering verminderen met
de schade die hij daardoor lijdt.
4. De verzekeraar kan het vervallen van het recht op uitkering wegens
niet-nakoming van een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 slechts
bedingen voor het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad.
5. Het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering
gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen
met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding
het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt.
Artikel 942
1. Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering
verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die
waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is
geworden. Niettemin verjaart de rechtsvordering bij verzekering tegen
aansprakelijkheid niet voordat zes maanden zijn verstreken nadat de vordering
waartegen de verzekering dekking verleent, binnen de voor deze geldende
verjarings- of vervaltermijn is ingesteld.
2. De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op
uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen
met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de
aanspraak erkent, hetzij bij aangetekende brief ondubbelzinnig heeft medegedeeld
de aanspraak af te wijzen onder eveneens ondubbelzinnige vermelding van het in
lid 3 vermelde gevolg.
3. In geval van afwijzing verjaart de rechtsvordering door verloop van zes
maanden.
Artikel 943
1. Van de artikelen 931, 932, 935 lid 2, 936 en 939 kan niet worden afgeweken.
2. Van de artikelen 933, eerste zin, 937, 940 leden 1, 3 en 5, 941 leden 1, 2, 4
en 5 en 942 kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering
gerechtigde worden afgeweken.
3. Van de artikelen 928 tot en met 930, 934 en 940 leden 2 en 4 kan niet ten
nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken
indien de verzekeringnemer een natuurlijk persoon is en hij de verzekering sluit
anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Afdeling 2. Schadeverzekering terug naar index
Artikel 944
Schadeverzekering is de verzekering strekkende tot vergoeding van
vermogensschade die de verzekerde zou kunnen lijden.
Artikel 945
In deze afdeling wordt onder verzekerde verstaan degene die in geval van door
hem geleden schade krachtens de verzekering recht heeft op vergoeding of door
aanvaarding van de aanwijzing recht op vergoeding kan krijgen.
Artikel 946
1. De overeenkomst dekt slechts belangen van de verzekeringnemer, tenzij anders
is overeengekomen.
2. Indien ingevolge een huwelijk of geregistreerd partnerschap een zaak in een
gemeenschap valt, zijn bij een verzekering van die zaak de deelgenoten voor hun
belang verzekerde.
Artikel 947
De verzekeringnemer kan de aanwijzing van een derde aan wie in geval van schade
een uitkering moet worden gedaan, slechts herroepen met medewerking van de
verzekeraar of van de derde. Met betrekking tot een reeds gevallen schade kunnen
de verzekeringnemer en de verzekeraar de aanwijzing ook niet gezamenlijk
ongedaan maken.
Artikel 948
1. Bij overdracht van een zaak of een beperkt recht waaraan een zaak is
onderworpen, gaan de rechten en verplichtingen uit de verzekering die het belang
van de vervreemder bij het behoud van de zaak dekt, met het risico op de
verkrijger over, ook indien het risico al voor de overdracht overgaat. Hetzelfde
geldt voor bijkomstige verzekeringen die bij diezelfde overeenkomst tot stand
zijn gekomen. Geen overgang vindt plaats indien zulks voortvloeit uit de
rechtshandeling waarbij het goed wordt overgedragen of uit een verklaring van de
nieuwe belanghebbende aan de verzekeraar.
2. De overeenkomst vervalt een maand nadat zij op de nieuwe verzekerde is
overgegaan, tenzij deze binnen die termijn aan de verzekeraar verklaart de
overeenkomst voort te zetten. In dat geval kan de verzekeraar binnen twee
maanden nadat de verklaring is afgelegd, de overeenkomst met inachtneming van
een termijn van een maand opzeggen.
3. Premies verschenen voordat de nieuwe verzekerde heeft verklaard de
overeenkomst voort te zetten, zijn uitsluitend door de verzekeringnemer
verschuldigd.
4. Het in lid 2 bepaalde leidt niet tot verlenging van de duur van de
overeenkomst noch tot beperking van het recht tot opzegging uit anderen hoofde.
5. De leden 1 tot en met 4 missen toepassing, indien de verzekering de
verkrijger aanwijst als derde, bedoeld in artikel 947.
Artikel 949
Bij verzekeringen als bedoeld in artikel 932 lid 3, tweede zin, geldt de houder
van de polis of van een ander door de verzekeraar afgegeven bewijsstuk als
verzekerde, mits het verzekerde belang bij hem berust. De artikelen 253 lid 2
van Boek 6, 947, 948 en 950 missen hier toepassing.
Artikel 950
Indien de verzekeringnemer overlijdt, kunnen zijn erfgenamen en de verzekeraar
de overeenkomst binnen negen maanden nadat zij met dit overlijden bekend zijn
geworden met inachtneming van een termijn van een maand opzeggen. Wanneer de
nalatenschap van de verzekeringnemer ingevolge artikel 13 van Boek 4 wordt
verdeeld, komt de bevoegdheid van de erfgenamen, bedoeld in de vorige zin, toe
aan zijn echtgenoot of geregistreerde partner.
Artikel 951
De verzekeraar vergoedt geen schade aan een verzekerde zaak indien die is
veroorzaakt door de aard of een gebrek van die zaak.
Artikel 952
De verzekeraar vergoedt geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of
door roekeloosheid heeft veroorzaakt.
Artikel 953
Indien een verzekering tegen aansprakelijkheid bepaalde erkenningen door de
verzekerde verbiedt, heeft overtreding van dat verbod geen gevolg voor zover de
erkenning juist is. Een verbod tot erkenning van feiten heeft nimmer gevolg.
Artikel 954
1. Indien in geval van een verzekering tegen aansprakelijkheid de verzekeraar
ingevolge artikel 941 de verwezenlijking van het risico is gemeld, kan de
benadeelde verlangen, dat indien de verzekeraar een uitkering verschuldigd is,
het bedrag dat de verzekerde daarvan ter zake van de schade van de benadeelde
door dood of letsel te vorderen heeft, aan hem wordt betaald.
2. De benadeelde kan zonder melding deze betaling verlangen indien de verzekerde
een rechtspersoon was die heeft opgehouden te bestaan en de verplichting tot
vergoeding van de schade van de benadeelde niet op een ander is overgegaan.
3. Indien de benadeelde zijn in lid 1 bedoelde bevoegdheid nog niet heeft
uitgeoefend, kan de verzekeraar slechts bevrijdend aan de verzekerde betalen
nadat hij de benadeelde tevergeefs verzocht heeft binnen vier weken mede te
delen of hij deze bevoegdheid wil uitoefenen, of indien deze daarvan afstand
heeft gedaan.
4. De verzekerde is niet bevoegd ten nadele van de benadeelde over zijn
vordering op de verzekeraar te beschikken, voorzover deze vordering schade door
dood of letsel betreft, noch is deze vordering in zoverre voor anderen dan de
benadeelde vatbaar voor beslag.
5. Voorzover de verzekeraar in verband met overschrijding van een verzekerde som
tot minder gehouden is dan het bedrag waarvoor de verzekerde aansprakelijk is,
wordt de verschuldigde uitkering naar evenredigheid toegerekend aan de schade
van elk der benadeelden alsmede, voorzover zij benadeelden betreft met zowel
schade door dood of letsel als andere schade, aan deze onderscheiden
schadesoorten. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van
vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde of de
verzekerde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd,
jegens de andere benadeelden slechts gehouden tot het beloop van het
overblijvende gedeelte van de verzekerde som. De betaling aan de benadeelden kan
worden opgeschort voorzover in verband met het in de eerste zin bepaalde op
redelijke gronden kan worden betwijfeld welk bedrag dient te worden voldaan.
6. De benadeelde die ter zake van zijn schade door dood of letsel een
rechtsvordering instelt tegen de verzekeraar, is daartoe slechts bevoegd indien
hij er zorg voor draagt dat de verzekerde tijdig in het geding wordt geroepen.
Dit lijdt uitzondering in het geval, bedoeld in lid 2.
7. De leden 1 tot en met 6 missen toepassing voor zover de benadeelde schadeloos
is gesteld of voor zover hem door de wet jegens de verzekeraar een eigen recht
op schadevergoeding is toegekend.
Artikel 955
1. De verzekerde som is het hoogste bedrag van de schadevergoeding tot uitkering
waarvan de verzekeraar als gevolg van eenzelfde voorval kan worden verplicht,
behoudens het bij artikel 959 bepaalde.
2. Door een uitkering als bedoeld in lid 1, wordt de verzekerde som niet
verminderd.
Artikel 956
Een gebouw is naar zijn herbouwwaarde, en andere zaken zijn naar hun
vervangingswaarde verzekerd. Vervangingswaarde is het bedrag benodigd voor het
verkrijgen van naar soort, kwaliteit, hoeveelheid, staat en ouderdom
gelijkwaardige zaken.
Artikel 957
1. Zodra de verzekeringnemer of de verzekerde van de verwezenlijking van het
risico of het ophanden zijn daarvan op de hoogte is, of behoort te zijn, is elk
hunner, naar mate hij daartoe in de gelegenheid is, verplicht binnen redelijke
grenzen alle maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de
schade kunnen leiden.
2. De verzekeraar vergoedt de kosten aan het nemen van de in lid 1 bedoelde
maatregelen verbonden, en de schade aan zaken die daarbij worden ingezet.
3. Indien de verzekerde de in lid 1 bedoelde verplichting niet is nagekomen, kan
de verzekeraar de uitkering verminderen met de schade die hij daardoor lijdt.
Artikel 958
1. Er is totaal verlies, wanneer een zaak:
a. is tenietgegaan,
b. zo is beschadigd dat zij heeft opgehouden een zaak van de verzekerde soort te
zijn, of
c. buiten de macht van de verzekerde is geraakt en herkrijging niet is te
verwachten.
2. Bij totaal verlies vergoedt de verzekeraar de waarde van het verzekerde
belang bij de zaak.
3. Heeft de verzekeraar in het geval van lid 1 onder c voldaan aan zijn
verplichting en wordt het daarna mogelijk de zaak te herkrijgen, dan heeft de
verzekeraar ter keuze van de verzekerde recht op terugbetaling van de vergoeding
of op overdracht van de zaak.
4. De verzekeraar vergoedt in geval van verzekering tegen vervangings-, herbouw-
of nieuwwaarde bij gedeeltelijke schade te zijner keuze hetzij de kosten van
herstel en de waardevermindering naar verkoopwaarde ondanks herstel, hetzij de
verzekerde waarde van de onbeschadigde zaak verminderd met de verkoopwaarde van
de restanten.
5. Indien het bedrag van de verzekerde som lager is dan de waarde die aan de
schadeberekening ten grondslag ligt, wordt de vergoeding volgens de leden 2 en 4
verminderd naar evenredigheid van hetgeen dat bedrag lager is dan de waarde.
Artikel 959
1. De in artikel 957 bedoelde vergoeding en de redelijke kosten tot het
vaststellen van de schade gemaakt, komen ten laste van de verzekeraar, ook al
zou daardoor, tezamen met de vergoeding van de schade, de verzekerde som worden
overschreden.
2. Indien de naar de grondslag van de verzekering berekende waarde van de
onbeschadigde zaak niet ten volle is verzekerd, komt de in artikel 957 bedoelde
vergoeding slechts met overeenkomstige toepassing van artikel 958 lid 5 ten
laste van de verzekeraar.
Artikel 960
De verzekerde zal krachtens de verzekering geen vergoeding ontvangen waardoor
hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken. De vorige zin mist
toepassing bij voorafgaande taxatie van de waarde van een zaak tot stand gekomen
krachtens een aan een deskundige opgedragen beslissing of krachtens een
beslissing van partijen overeenkomstig het advies van een deskundige.
Artikel 961
1. Indien dezelfde schade door meer dan een verzekering wordt gedekt, kan de
verzekerde met inachtneming van artikel 960 elke verzekeraar aanspreken. De
verzekeraar is daarbij bevoegd de nakoming van zijn verplichting tot
schadevergoeding op te schorten totdat de verzekerde de andere verzekeringen
heeft genoemd.
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt met schade die door een verzekering wordt
gedekt gelijkgesteld schade die door de verzekeraar onverplicht wordt vergoed.
3. De verzekeraars hebben onderling verhaal opdat ieder zijn deel draagt, naar
evenredigheid van de bedragen waarvoor een ieder afzonderlijk kan worden
aangesproken. Verzekeraars hebben op gelijke voet onderling verhaal voor hun
redelijke kosten tot het vaststellen van de schade, alsmede voor hun redelijke
kosten van verweer in en buiten rechte. De verzekerde is jegens de verzekeraars
afzonderlijk verplicht zich te onthouden van elke gedraging die ten koste van
dezen afbreuk doet aan hun onderling verhaal.
4. De bij eenzelfde verzekering betrokken verzekeraars zijn niet verder
aansprakelijk dan voor hun evenredig deel van hetgeen in totaal ten laste van
die verzekering komt.
Artikel 962
1. Indien de verzekerde terzake van door hem geleden schade anders dan uit
verzekering vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, gaan die
vorderingen bij wijze van subrogatie op de verzekeraar over voor zover deze, al
dan niet verplicht, die schade vergoedt. De verzekerde moet zich, nadat het
risico zich heeft verwezenlijkt, onthouden van elke gedraging welke aan het
recht van de verzekeraar tegen die derden afbreuk doet.
2. De verzekeraar kan de vordering waarin hij is gesubrogeerd, of die hij door
overdracht heeft verkregen, niet ten nadele van het recht op schadevergoeding
van de verzekerde uitoefenen.
3. De verzekeraar krijgt geen vordering op de verzekeringnemer, een
mede-verzekerde, de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of de
geregistreerde partner van een verzekerde, de andere levensgezel van een
verzekerde, noch op de bloedverwanten in de rechte lijn van een verzekerde, op
een werknemer of de werkgever van de verzekerde, of op degene die in dienst
staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde. Deze regel geldt niet voor zover
zulk een persoon jegens de verzekerde aansprakelijk is wegens een omstandigheid
die afbreuk zou hebben gedaan aan de uitkering, indien die omstandigheid aan de
verzekerde zou zijn toe te rekenen.
Artikel 963
1. Van de artikelen 960 en 962 lid 2 en lid 3, eerste zin, kan niet worden
afgeweken.
2. Van artikel 953 kan niet ten nadele van de verzekerde worden afgeweken.
3. Van artikel 947, tweede zin, kan niet ten nadele van de derde worden
afgeweken.
4. Van artikel 954 kan niet ten nadele van de benadeelde worden afgeweken;
5. Van artikel 957 lid 2 kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de
verzekerde worden afgeweken.
6. Van artikel 959 lid 1 kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de
verzekerde worden afgeweken voor zover de in dit lid bedoelde kosten niet het
bedrag overschrijden dat gelijk is aan de verzekerde som en de verzekeringnemer
een natuurlijk persoon is die de verzekering anders dan in de uitoefening van
een beroep of bedrijf heeft gesloten.
Afdeling 3. Sommenverzekering terug naar index
§ 1. Algemene bepalingen terug naar index
Artikel 964
Sommenverzekering is de verzekering waarbij het onverschillig is of en in
hoeverre met de uitkering schade wordt vergoed. Zij is slechts toegelaten bij
persoonsverzekering en bij verzekeringen welke daartoe bij algemene maatregel
van bestuur, zonodig binnen daarbij vast te stellen grenzen, zijn aangewezen.
Artikel 965
In deze afdeling wordt verstaan onder verzekerde: degene op wiens leven of
gezondheid de verzekering betrekking heeft; onder begunstigde: degene die tot
het ontvangen van een uitkering is aangewezen. Onder uitkering zijn de bedragen,
bedoeld in de artikelen 978 lid 2, 980 lid 2, 981 en 983 begrepen.
Artikel 966
1. De verzekeringnemer kan door schriftelijke mededeling aan de verzekeraar:
a. zichzelf of, al dan niet naast zichzelf, één of meer derden als begunstigde
aanwijzen, hetzij als hoofdgerechtigde, hetzij als beperkt gerechtigde;
b. het recht op uitkering onder bewind stellen;
c. een beschikking als onder a of b bedoeld herroepen of wijzigen.
2. De verzekeraar kan een aanwijzing of een wijziging daarvan afwijzen, indien
zij de nakoming van zijn uitkeringsverplichting onredelijk zou bemoeilijken. Hij
oefent dit recht uit door binnen een maand na de aanwijzing of de wijziging de
verzekeringnemer van zijn afwijzing in kennis te stellen.
3. Het bewind over een recht op uitkering heeft dezelfde rechtsgevolgen als een
bij uiterste wilsbeschikking ingesteld bewind, met dien verstande dat:
a. de termijnen bedoeld in de artikelen 178, 179 lid 2 en 180 lid 2 van Boek 4
aanvangen op het tijdstip waarop de uitkering of de eerste van een reeks
uitkeringen opeisbaar wordt, en
b. het bewind, voor zover het niet in het belang van een ander dan de
begunstigde is ingesteld, ook eindigt wanneer de verzekeringnemer en de
begunstigde een gemeenschappelijk besluit tot opheffing schriftelijk ter kennis
van de bewindvoerder brengen.
4. Een aanwijzing van een begunstigde als hoofdgerechtigde tot zekerheid geldt
als een aanwijzing als pandhouder. Op een aanwijzing als hoofdgerechtigde tot
aflossing van een schuld is de vorige zin van overeenkomstige toepassing, tenzij
de aanwijzing is beperkt tot hetgeen ter zake aan de begunstigde is
verschuldigd.
Artikel 967
1. Tenzij van een andere bedoeling blijkt, vervalt de aanwijzing van een
begunstigde, indien hij overlijdt vóórdat:
a. hij de aanwijzing heeft aanvaard, of
b. een uitkering waarop de aanwijzing betrekking had, opeisbaar is geworden.
2. Is de begunstigde in hoedanigheid aangeduid, dan wordt de aanwijzing vermoed
te zijn gedaan ten behoeve van hem die deze hoedanigheid bezit ten tijde dat de
aanwijzing volgens artikel 968, onder b tot en met d, onherroepelijk wordt.
Indien de begunstigde zowel bij naam als in hoedanigheid is aangeduid, wordt de
aanwijzing vermoed te zijn gedaan ten behoeve van de bij naam aangewezen
begunstigde.
3. In afwijking van het in lid 2 bepaalde strekt de begunstiging steeds ten
behoeve van de begunstigde wiens aanwijzing door aanvaarding onherroepelijk is
geworden, terwijl hij de in de aanwijzing aangeduide hoedanigheid bezat.
4. Zijn de als zodanig aangeduide erfgenamen van de verzekeringnemer of van de
verzekerde als begunstigden aangewezen, dan worden daaronder diegenen verstaan
die als erfgenamen tot de nalatenschap zijn geroepen, ongeacht of zij haar
hebben aanvaard. Zij zijn tot de uitkering gerechtigd in dezelfde verhouding als
waarin zij tot de nalatenschap zijn geroepen.
5. Is de nalatenschap van de verzekeringnemer of van de verzekerde als
begunstigde aangewezen, dan komt het recht op uitkering toe aan de erfgenamen
die de nalatenschap hebben aanvaard. Zij zijn tot de uitkering gerechtigd in
dezelfde verhouding als waarin zij in de nalatenschap delen.
6. Zijn als zodanig aangeduide kinderen als begunstigden aangewezen, dan worden
daaronder hun afstammelingen bij plaatsvervulling begrepen.
7. Indien een uitkering door de dood van de verzekerde opeisbaar wordt en deze
en een begunstigde derde gelijktijdig zijn overleden, dan wel indien beiden zijn
gestorven en men niet kan weten wie het eerst is overleden, valt, tenzij van een
andere bedoeling blijkt, de uitkering niet aan die begunstigde ten deel.
8. Zolang geen derde als begunstigde is aangewezen, komt het recht op uitkering
toe aan de verzekeringnemer. De verzekeringnemer wordt voorts geacht zichzelf
als begunstigde te hebben aangewezen voor het geval dat geen aanwijzing van een
derde als begunstigde gevolg heeft.
Artikel 968
De aanwijzing van een derde als begunstigde kan niet worden herroepen:
a. indien die derde haar heeft aanvaard;
b. indien het risico is geëindigd door het overlijden van de verzekerde;
c. indien een uitkering opeisbaar wordt;
d. indien dit uit de overeenkomst voortvloeit.
Artikel 969
1. De begunstigde derde verkrijgt zijn recht op uitkering door aanvaarding van
zijn aanwijzing. In afwijking van artikel 253 leden 3 en 4 van Boek 6 kan hij
slechts aanvaarden door een tot de verzekeraar gerichte verklaring. Tenzij de
aanwijzing onherroepelijk is volgens artikel 968, onder b tot en met d, kan de
begunstigde slechts schriftelijk aanvaarden met op gelijke wijze aan de
verzekeraar kenbaar gemaakte toestemming van de verzekeringnemer.
2. Is de aanwijzing volgens artikel 968, onder b tot en met d onherroepelijk,
dan kan de begunstigde derde zijn aanwijzing door een tot de verzekeraar
gerichte verklaring afwijzen.
3. De begunstigde derde maakt de aanvaarding van zijn aanwijzing ongedaan door
afstand te doen van zijn recht op uitkering.
Artikel 970
1. De rechten van de verzekeringnemer uit een sommenverzekering kunnen,
onverminderd de tweede zin, slechts gezamenlijk worden overgedragen. Uit een
sommenverzekering voortvloeiende vorderingsrechten kunnen afzonderlijk worden
overgedragen, voor zover uit de wet of de overeenkomst niet anders voortvloeit.
2. Levering van rechten uit een verzekering vereist een daartoe bestemde akte en
schriftelijke mededeling daarvan aan de verzekeraar door de vervreemder of de
verkrijger.
Artikel 971
1. Bij het vestigen van een pandrecht op uit een sommenverzekering
voortvloeiende rechten mist artikel 239 van Boek 3 toepassing.
2. Indien het pandrecht rust op een recht op uitkering, treedt voor de
toepassing van de artikelen 246 en 253 van Boek 3 en artikel 490b van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de hoofdgerechtigde voor de pandgever in
de plaats. Heeft een als hoofdgerechtigde aangewezen derde zijn aanwijzing nog
niet aanvaard, dan stelt de pandhouder de derde daartoe in de gelegenheid.
3. In afwijking van lid 2 kan de pandhouder een overschot als bedoeld in artikel
253 lid 1, tweede zin, van Boek 3 ook afdragen aan de verzekeraar. De
verzekeraar is het bedrag verschuldigd aan de hoofdgerechtigde.
Artikel 972
1. De verzekeringnemer kan zijn uit de overeenkomst voortvloeiende rechten
slechts uitoefenen met schriftelijke toestemming:
a. van de begunstigde, wanneer een aanwijzing volgens artikel 968 onherroepelijk
is;
b. van de beperkt gerechtigde, wanneer een beperkt recht is gevestigd op de voor
de verzekeringnemer uit de overeenkomst voortvloeiende rechten, dan wel op het
recht op een uitkering.
2. Indien uitoefening van de in lid 1 bedoelde rechten niet zou leiden tot
wijziging van de rechtspositie van de begunstigde, onderscheidenlijk de beperkt
gerechtigde, is daarvoor diens toestemming niet vereist.
Artikel 973
Aan de overeenkomst kunnen geen rechten worden ontleend door degeen die
onherroepelijk veroordeeld is ter zake dat hij de verwezenlijking van het risico
opzettelijk teweeg heeft gebracht of daaraan opzettelijk meegewerkt heeft.
Artikel 974
Van de vormvoorschriften van de artikelen 966 lid 1 en 969 lid 1, tweede zin, en
van de artikelen 972 en 973 kan niet worden afgeweken.
§ 2. Levensverzekering terug naar index
Artikel 975
Levensverzekering is de in verband met het leven of de dood gesloten
sommenverzekering met dien verstande dat ongevallenverzekering niet als
levensverzekering wordt beschouwd.
Artikel 976
De artikelen 978 lid 1, 980 lid 1 en 981, en artikel 986 voor zover het op deze
bepalingen betrekking heeft, missen toepassing bij verzekeringen strekkende tot
voorziening in de kosten van lijkbezorging. Bij algemene maatregel van bestuur
kunnen hiervoor nadere maatstaven worden gesteld. De waarde van deze
verzekeringen en de uit deze verzekeringen voortvloeiende rechten zijn niet
vatbaar voor beslag en blijven buiten het faillissement van of de toepassing van
de schuldsaneringsregeling op de verzekeringnemer en vereffening van zijn
nalatenschap.
Artikel 977
1. Behoudens het elders in deze titel bepaalde kan de verzekering niet door de
verzekeraar worden opgezegd of ontbonden, noch krachtens enig beding vervallen.
De eerste zin staat niet in de weg aan een beding dat de verzekering eindigt of
door de verzekeraar kan worden opgezegd, indien zij als gevolg van in de
overeenkomst voorziene verrekening van premie, bedongen rente en kosten niet
langer premievrije waarde of afkoopwaarde heeft.
2. Behoudens het elders in deze afdeling bepaalde kan de verzekeraar de
verzekering slechts afkopen of premievrij voortzetten met medewerking van de
verzekeringnemer, verkregen na het aangaan van de overeenkomst.
Artikel 978
1. De verzekeringnemer heeft het recht de verzekering, voor zover deze stellig
voorziet in een of meer uitkeringen, geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar
te doen afkopen. Door afkoop eindigt de verzekering, behoudens voor zover uit de
verzekering nog uitkeringen kunnen voortvloeien. De afkoopwaarde komt de
verzekeringnemer toe.
2. Indien de verzekering premievrije waarde heeft, komt de verzekeringnemer het
recht toe, haar premievrij te doen voortzetten. Dit recht kan worden uitgesloten
voor het geval dat bij premievrijmaking tegen verminderde bedragen de hoogte van
de verminderde uitkering of uitkeringen beneden een bij algemene maatregel van
bestuur vast te stellen grens zou blijven.
Artikel 979
1. De verzekeringnemer heeft het recht de verzekering als bedoeld in artikel 978
lid 1 tot het bedrag van de afkoopwaarde bij de verzekeraar te belenen op bij
deze gebruikelijke voorwaarden.
2. De verzekeraar mag het bedrag dat hij ter zake van de belening betaalt,
vermeerderd met rente en kosten, voor zover het hem niet wordt terugbetaald, in
mindering brengen op de contante waarde van periodieke uitkeringen, en inhouden
op betalingen uit hoofde of ten laste van de verzekering.
Artikel 980
1. Het niet-betalen van vervolgpremie heeft eerst gevolg, indien de verzekeraar
na de vervaldag de verzekeringnemer, de begunstigde, indien deze zijn aanwijzing
heeft aanvaard, de pandhouder en de beslaglegger door een mededeling op dat
gevolg heeft gewezen en betaling binnen een daarbij op ten minste één maand
gestelde termijn is uitgebleven.
2. Indien betaling is uitgebleven, wordt de verzekering die premievrije waarde
heeft, premievrij voortgezet of, indien de overeenkomst daarin voorziet,
voortgezet door middel van verrekening van de premie en de bedongen rente en
kosten met de afkoopwaarde. Bestaat geen recht op voortzetting als in de vorige
zin bedoeld, dan eindigt de verzekering, en heeft de verzekeringnemer bij een
verzekering die afkoopwaarde heeft, recht op die waarde.
3. In afwijking van lid 1 kan worden bedongen dat van de vervaldag af rente en
kosten verschuldigd zijn.
Artikel 981
Overlijdt de verzekerde ten gevolge van een van het risico uitgesloten oorzaak
en heeft de verzekering afkoopwaarde, dan wordt de verzekeraar een bedrag
verschuldigd gelijk aan de afkoopwaarde berekend naar de dag voorafgaande aan
het overlijden. Dat bedrag komt de begunstigde toe. Heeft de verzekering geen
afkoopwaarde, maar wel premievrije waarde, dan wordt de verzekeringnemer geacht
de dag vóór het overlijden het recht te hebben uitgeoefend als bedoeld in
artikel 978 lid 2 en wordt de verzekerde geacht te zijn overleden door een niet
van het risico uitgesloten oorzaak.
Artikel 982
1. Indien de leeftijd of het geslacht van de verzekerde onjuist is opgegeven,
wordt de verzekering geacht te zijn gesloten tot de aan de juiste leeftijd of
het juiste geslacht aangepaste uitkering, of uitkeringen, bij handhaving van
hetgeen omtrent de premiebetaling is overeengekomen. De artikelen 929 en 930 en
983 missen in zoverre toepassing.
2. Lid 1 mist toepassing indien de verzekeraar bij kennis van de juiste leeftijd
of het juiste geslacht geen verzekering zou hebben gesloten.
Artikel 983
1. Indien een verzekering die de verzekeringnemer krachtens wet of overeenkomst
kan doen afkopen, overeenkomstig artikel 929 wordt opgezegd, verkrijgt de
verzekeringnemer recht op de afkoopwaarde van de dag vóór haar beëindiging.
2. De begunstigde verkrijgt recht op een op gelijke wijze berekend bedrag,
indien de verzekeraar bij het einde van het risico een beroep doet op de
gevolgen van het niet nakomen van artikel 928. Zou echter de toepassing van
artikel 930 lid 2 of 3 tot een hogere uitkering leiden, dan verkrijgt de
begunstigde daarop aanspraak.
3. De verzekeraar die ingevolge artikel 929 de verzekeringnemer op het niet
nakomen van artikel 928 wijst onder voorbehoud van zijn rechten of die de
gevolgen van dat niet nakomen inroept, stelt de begunstigde die zijn aanwijzing
heeft aanvaard, en de pandhouder daarvan in kennis. In het geval, bedoeld in de
eerste zin, stelt de verzekeraar ook de beslaglegger in kennis, tenzij nog geen
verklaring als bedoeld in artikel 476a, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering is gedaan.
Artikel 984
1. Rust een pandrecht op de rechten van de verzekeringnemer, dan kan de
pandhouder de verzekering doen afkopen, tenzij de verzekeringnemer de
bevoegdheid mist de verzekering te doen afkopen. Tevens kan de pandhouder de
begunstiging wijzigen ten behoeve van de verzekeringnemer, voor zover deze niet
onherroepelijk is. Hij kan de verzekering slechts doen afkopen indien de
schuldenaar in verzuim is gekomen en nadat hij daarna zijn voornemen tot het
doen afkopen ten minste vier weken tevoren, bij aangetekende brief of bij
deurwaardersexploit, aan de verzekeringnemer heeft medegedeeld. De verzekeraar
is niet gehouden te onderzoeken of de schuldenaar in verzuim is. De pandhouder
doet een afschrift van de brief of het exploit, bedoeld in de derde zin,
toekomen aan de verzekeraar.
2. Om de verzekering te kunnen doen afkopen, dient de pandhouder bij de
mededeling van een voornemen van afkoop tevens te vermelden dat de
verzekeringnemer, tenzij deze bevoegdheid is uitgesloten, de verzekering binnen
de termijn van vier weken, bedoeld in lid 1, kan belenen ter voldoening, voor
zover mogelijk, van hetgeen aan de pandhouder verschuldigd is.
3. Heeft de pandhouder de verzekering doen afkopen of de verzekeringnemer deze
overeenkomstig lid 2 beleend, dan rust het pandrecht nog slechts op de vordering
ter zake van die afkoop of die belening.
4. De pandhouder is niet bevoegd tot verkoop overeenkomstig artikel 248 van Boek
3.
Artikel 985
Een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart
door verloop van vijf jaar na de dag waarop die vordering opeisbaar is geworden,
tenzij een langere termijn is bedongen.
Artikel 986
1. Van artikel 984 kan niet worden afgeweken.
2. Van de artikelen 977, 981 en 982 kan niet ten nadele van de verzekeringnemer,
de begunstigde of de pandhouder worden afgeweken.
3. Van de artikelen 978 lid 2, 980, en 983 kan niet ten nadele van de
verzekeringnemer, de begunstigde, de pandhouder of de beslaglegger worden
afgeweken, indien de verzekeringnemer is een natuurlijk persoon en deze de
verzekering sluit anders dan in verband met de uitoefening van een beroep of
bedrijf.
4. Beperking of uitsluiting van het recht, bedoeld in artikel 978 lid 1, kan
niet worden tegengeworpen aan schuldeisers van de verzekeringnemer, de curator
in het faillissement van de verzekeringnemer, diens bewindvoerder in geval van
surséance van betaling of toepassing van de schuldsaneringsregeling, dan wel de
vereffenaar van de nalatenschap van de verzekeringnemer. Bij een verzekering die
recht geeft op periodieke uitkeringen of verstrekkingen, mist de eerste zin
toepassing voor zover de ter zake voldane premies, mede op de grond dat de
verzekering bepaalt dat zij niet kan worden afgekocht, voor de heffing van de
inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het
belastbaar inkomen uit werk en woning.
Boek 7. Bijzondere overeenkomsten; titel 18. Lijfrente terug naar index
Artikel 990
Lijfrente is het van het in leven zijn van één of meer personen afhankelijke
recht op een periodieke uitkering in geld.
Artikel 991
1. Indien een uitkering op de vervaldag niet is betaald en ook binnen een maand
na een schriftelijke aanmaning nog niet is voldaan, kan de gerechtigde de
lijfrente, voor zover nog verschuldigd, bij een schriftelijke mededeling aan de
schuldenaar omzetten in een vordering tot vergoeding van het bedrag dat is
vereist voor het kopen van een gelijke lijfrente.
2. Nochtans is de schuldenaar van de lijfrente bevoegd de nakoming van zijn
verbintenis op te schorten indien hij op redelijke gronden betwijfelt of het
lijf nog in leven is.
Artikel 992
Over een periode waarin het lijf overlijdt, is de rente slechts verschuldigd
naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij heeft geleefd. Indien de rente
vooruit moest worden betaald blijft zij over de gehele termijn verschuldigd.