Selectie wetteksten Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst 2011)
Wet van 2 juli 1959, houdende regelen, welke aan een aantal rijksbelastingen gemeen zijn
Index
Artikel 1. Reikwijdte en definitie
Artikel 5a. Partnerbegrip
Artikel 30f. Berekening heffingsrente m.b.t. IB, VPB, LB, OB, etc.
Artikel 30h. Grondslag in rekening te brengen heffingsrente
Artikel 30i. Revisierente
Artikel 30j. Vaststelling heffingsrente bij beschikking
Artikel 47. Verstrekking gegevens en inlichtingen op verzoek
Artikel 47a. Niet in Nederland gevestigd lichaam of wonende natuurlijke persoon
Artikel 47b. Indentificatieplicht
Artikel 48. Verplichting derden bij wie zich gegevensdragers ander bevinden
Artikel 49. Wijze van verstrekking gegevens en inlichtingen
Artikel 49a. Aanwijzing tot gebruik BSN- of Sofi-nummer
Artikel 50. Verplichting tot verlenen toegang tot gebouw en grond
Artikel 51. Geen beroep op geheimhoudingsplicht mogelijk
Artikel 52. Wijze van voeren administratie
Artikel 52a. Vastlegging identiteit [Vervallen per 01-08-2008]
Artikel 53. Verplichtingen bij belastingheffing van derden
Artikel 53a. Beroepen op geheimhoudingsplicht bij belastingheffing van derden
Artikel 54. Gevolgen bij niet voor raadpleging beschikbaar stellen van gegevensdragers
Artikel 55. Verstrekking van gegevens en inlichtingen door Ministers, etc.
Artikel 56. Reikwijdte verplichtingen
Artikel 63. Tegemoetkoming aan onbillijkheden van overwegende aard
Artikel 65. Ambtshalve verminderen
Artikel 1. Reikwijdte en
definitie terug
naar index
1. De bepalingen van deze wet gelden in Nederland bij de heffing van rijksbelastingen,
de heffing van heffingsrente, revisierente en bestuurlijke boeten welke ingevolge
de belastingwet kunnen worden vastgesteld of opgelegd, alsmede bij de uitvoering
van de basisregistratie inkomen, een en ander met uitzondering van de belastingen
voor zover voor een belanghebbende na een door de inspecteur gedane uitspraak
op bezwaar met betrekking tot deze belastingen beroep openstaat bij de Raad
van Beroep voor belastingzaken, bedoeld in hoofdstuk VIII van de Belastingwet
BES.
2. Onder rijksbelastingen worden verstaan belastingen welke van rijkswege door
de rijksbelastingdienst worden geheven.
3. Met betrekking tot de heffing van rijksbelastingen blijven titel 5.2 en afdeling
10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.
Artikel 5a. Partnerbegrip
terug naar index
1. Als partner wordt aangemerkt:
a. de echtgenoot;
b. de ongehuwde meerderjarige persoon waarmee de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige
een notarieel samenlevingscontract is aangegaan en met wie hij staat ingeschreven
op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie buiten Nederland.
2. Degene die ingevolge het eerste lid voor een deel van het kalenderjaar als
partner wordt aangemerkt, wordt ook als partner aangemerkt in de andere perioden
van het kalenderjaar, voor zover hij in die perioden op hetzelfde woonadres
als de belastingplichtige staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie
buiten Nederland.
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een persoon die van tafel en
bed is gescheiden, aangemerkt als ongehuwd. Bij ministeriële regeling kunnen
nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid.
4. In afwijking van het eerste lid wordt een persoon niet meer als partner aangemerkt
ingeval:
a. een verzoek, zoals bedoeld in artikel 150, respectievelijk 169 van Boek 1
van het Burgerlijk Wetboek tot echtscheiding, respectievelijk tot scheiding
van tafel en bed is ingediend, en
b. hij niet meer op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie
buiten Nederland staat ingeschreven als de belastingplichtige.
5. Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben.
Ingeval een persoon meer dan één echtgenoot heeft, wordt alleen
de echtgenoot uit de oudste verbintenis als partner aangemerkt. Bij meer dan
één notarieel samenlevingscontract, wordt alleen het oudste samenlevingscontract
in aanmerking genomen. Een notarieel samenlevingscontract met meer dan één
persoon, wordt niet in aanmerking genomen.
6. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op basis waarvan
iemand die niet in Nederland woont, geacht wordt op zijn woonadres te zijn ingeschreven
in een naar aard en strekking met de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
overeenkomende administratie buiten Nederland.
7. Personen die partners waren op grond van het eerste lid, onderdeel b, blijven
als partners aangemerkt nadat de in dat onderdeel bedoelde inschrijving op hetzelfde
woonadres niet langer mogelijk is als gevolg van opname in een verpleeghuis
of verzorgingshuis vanwege medische redenen of ouderdom van een van hen, zolang
na het einde van die inschrijving op hetzelfde woonadres ten aanzien van geen
van beiden een derde persoon als partner wordt aangemerkt. De eerste volzin
vindt geen toepassing meer indien één van beiden door middel van
een schriftelijke kennisgeving aan de inspecteur laat weten dat zij niet langer
als partners willen worden aangemerkt. Bij ministeriële regeling kunnen
nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit lid.
Artikel 30h. Grondslag
in rekening te brengen heffingsrente
terug naar index
1. Heffingsrente wordt in rekening gebracht over het positieve bedrag van de
belastingaanslag, dan wel, indien artikel 30f, tweede lid, tweede volzin, van
toepassing is, over het bedrag van de te laat betaalde belasting.
2. De in rekening gebrachte heffingsrente wordt verlaagd bij vermindering van
het positieve bedrag van de belastingaanslag, tenzij de vermindering voortvloeit
uit de verrekening van een verlies van een volgend jaar.
Artikel 30i. Revisierente
terug naar index
1. Met betrekking tot de inkomstenbelasting wordt rente – revisierente – verschuldigd,
indien:
a. door de toepassing van artikel 19b, eerste lid, tweede lid, eerste volzin,
of achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 in verbinding met artikel
3.81 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of van artikel 3.83, eerste of tweede
lid, dan wel artikel 7.2, achtste lid, van de laatstgenoemde wet de aanspraak
ingevolge een pensioenregeling of aanspraak op periodieke uitkeringen, bedoeld
in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, of de stamrechtspaarrekening of het
stamrechtbeleggingsrecht, bedoeld in artikel 11a van de Wet op de loonbelasting
1964 tot het loon wordt gerekend;
b. ingevolge artikel 3.133, 3.136 of 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel g,
van de Wet inkomstenbelasting 2001 premies voor een aanspraak op periodieke
uitkeringen als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking
worden genomen, behoudens voorzover artikel 3.69, eerste lid, aanhef en onderdeel
b, van genoemde wet met betrekking tot deze negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
toepassing vindt;
c. ingevolge artikel 3.135 of 7.2, tweede lid, aanhef en onderdeel g, van de
Wet inkomstenbelasting 2001 premies voor een aanspraak uit een pensioenregeling
als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van die wet als negatieve
uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen.
2. De revisierente bedraagt 20 percent van de waarde in het economische verkeer
van aanspraken als bedoeld in het eerste lid. In afwijking van de eerste volzin
bedraagt de revisierente, ingeval artikel 3.136, tweede, derde of vierde lid,
van de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is, 20% van het bedrag dat
ingevolge die leden als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking
wordt genomen.
3. Ingeval de aanspraak is bedongen minder dan 10 jaren vóór het
jaar waarin de aanspraak ingevolge een pensioenregeling of de aanspraak op periodieke
uitkeringen tot loon wordt gerekend dan wel de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
worden genoten, wordt, indien de belastingplichtige dit verzoekt, in afwijking
van het tweede lid, de revisierente gesteld op het door de belastingplichtige
aannemelijk te maken bedrag dat ingevolge de artikelen 30f en 30h aan heffingsrente
in rekening zou worden gebracht indien:
a. ingeval het betreft een aanspraak ingevolge een pensioenregeling of negatieve
uitgaven voor inkomensvoorzieningen: de mogelijkheid zou bestaan de aftrek van
de premies voor de aanspraak ongedaan te maken door navorderingsaanslagen over
de jaren van die aftrek, of
b. ingeval het betreft een aanspraak op periodieke uitkeringen: de mogelijkheid
zou bestaan de aanspraak tot inkomen uit werk en woning te rekenen in het jaar
waarop de aanspraak is ontstaan en ter zake daarvan een navorderingsaanslag
op te leggen.
Hierbij worden de bedragen van die navorderingsaanslagen gesteld op 50 percent
van de premies, bedoeld in de vorige volzin onderdeel a, danwel van de aanspraak,
bedoeld in de vorige volzin onderdeel b, en wordt het einde van het in artikel
30f, derde lid, onderdeel a, bedoelde tijdvak gesteld op 31 december van het
jaar waarin de aanspraak ingevolge een pensioenregeling of de aanspraak op periodieke
uitkeringen tot loon wordt gerekend dan wel de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
worden genoten.
4. Indien revisierente wordt berekend met betrekking tot inkomstenbelasting
die betrekking heeft op inkomsten die in aanmerking zijn genomen op grond van
de artikelen 3.83, eerste of tweede lid, 3.133, tweede lid, onderdelen h of
j, 3.136, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid, of 7.2, achtste lid,
van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt bij de toepassing van het derde lid
artikel 30f, eerste lid, tweede volzin, buiten aanmerking gelaten.
Artikel 30j. Vaststelling
heffingsrente bij beschikking
terug naar index
1. De inspecteur stelt het bedrag van de heffingsrente vast bij voor bezwaar
vatbare beschikking. Met betrekking tot deze beschikking zijn de bepalingen
in de belastingwet die gelden voor de belastingaanslag ter zake waarvan heffingsrente
wordt berekend, van overeenkomstige toepassing.
2. Het bedrag van de heffingsrente wordt op het aanslagbiljet of op het afschrift
van de uitspraak of bij de bekendmaking afzonderlijk vermeld. Ingeval de eerste
volzin geen toepassing vindt, blijkt het bedrag van de heffingsrente uit het
afschrift van de beschikking.
3. Met betrekking tot de revisierente bedoeld in artikel 30i zijn het eerste
en tweede lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 47. Verstrekking
gegevens en inlichtingen op verzoek
terug naar index
1. Ieder is gehouden desgevraagd aan de inspecteur:
a. de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing
te zijnen aanzien van belang kunnen zijn;
b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan - zulks
ter keuze van de inspecteur - waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor
de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing
te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen.
2. Ingeval de belastingwet aangelegenheden van een derde aanmerkt als aangelegenheden
van degene die vermoedelijk belastingplichtig is, gelden, voor zover het deze
aangelegenheden betreft, gelijke verplichtingen voor de derde.
3. Een ieder die de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, is verplicht op
vordering van de inspecteur terstond een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden, indien dit
van belang kan zijn voor de belastingheffing te zijnen aanzien.
Artikel 47a. Niet in Nederland
gevestigd lichaam of wonende natuurlijke persoon
terug naar index
1. Met betrekking tot een vennootschap met een geheel of ten dele in aandelen
verdeeld kapitaal waarin een niet in Nederland gevestigd lichaam of een niet
in Nederland wonende natuurlijke persoon een belang heeft van meer dan 50 percent
en met betrekking tot een ander lichaam waarover dat niet in Nederland gevestigde
lichaam of die natuurlijke persoon de zeggenschap heeft, is artikel 47, eerste
lid, van overeenkomstige toepassing ter zake van gegevens en inlichtingen alsmede
gegevensdragers die in het bezit zijn van dat niet in Nederland gevestigde lichaam
of die natuurlijke persoon. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing
in gevallen waarin twee of meer lichamen of natuurlijke personen waarvan er
ten minste één niet in Nederland is gevestigd of woont, volgens
een onderlinge regeling tot samenwerking een belang houden van meer dan 50 percent
in een vennootschap met een geheel of ten dele in aandelen verdeeld kapitaal
dan wel de zeggenschap hebben in een ander lichaam. Ter zake van die gegevensdragers
kan worden volstaan met het voor raadpleging beschikbaar stellen van de inhoud
daarvan door middel van kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels.
2. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde vennootschap en het andere
lichaam is artikel 47, eerste lid, eveneens van overeenkomstige toepassing ter
zake van gegevens en inlichtingen alsmede gegevensdragers die in het bezit zijn
van een niet in Nederland gevestigde vennootschap met een geheel of ten dele
in aandelen verdeeld kapitaal waarin een in het eerste lid bedoeld niet in Nederland
gevestigd lichaam of wonend natuurlijk persoon een belang heeft van meer dan
50 percent of die in het bezit zijn van een ander niet in Nederland gevestigd
lichaam waarover dat niet in Nederland gevestigde lichaam of die natuurlijke
persoon zeggenschap heeft. Ter zake van die gegevensdragers kan worden volstaan
met het voor raadpleging beschikbaar stellen van de inhoud daarvan door middel
van kopieén, leesbare afdrukken of uittreksels.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien het in die leden
bedoelde niet in Nederland gevestigde lichaam of de in die leden bedoelde natuurlijke
persoon is gevestigd onderscheidenlijk woont in Aruba, Curaçao, Sint
Maarten of een staat waarmee in de relatie met Nederland een wederkerige regeling
bestaat die voorziet in inlichtingenuitwisseling met betrekking tot de belasting
voor de heffing waarvan de inspecteur de gegevens, inlichtingen of gegevensdragers
nodig heeft.
4. In afwijking van het derde lid kan Onze Minister de inspecteur toestaan het
eerste en het tweede lid alsnog toe te passen indien is gebleken dat bij toepassing
van het derde lid de gevraagde inlichtingen niet kunnen worden verkregen.
5. Voor een weigering om te voldoen aan de in dit artikel omschreven verplichtingen
kunnen de vennootschap en het andere lichaam zich niet met vrucht beroepen op
een gebrek aan medewerking van het niet in Nederland gevestigde lichaam of de
niet in Nederland wonende natuurlijke persoon.
Artikel 47b. Indentificatieplicht
terug naar index
1. Ieder die de inspecteur verzoekt hem een sociaal-fiscaalnummer toe te kennen
dan wel een hem toegekend sociaal-fiscaalnummer aan hem bekend te maken, is
ter vaststelling van zijn identiteit gehouden een document als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht
ter inzage te verstrekken aan de inspecteur, die de aard en het nummer van dat
document in de administratie opneemt.
2. Degene op wie de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 53, tweede
en derde lid, betrekking hebben, is gehouden, volgens bij of krachtens de belastingwet
te stellen regels, aan de administratieplichtige opgave te verstrekken van zijn
burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, zijn sociaal-fiscaalnummer.
Artikel 48. Verplichting
derden bij wie zich gegevensdragers ander bevinden
terug naar index
1. De in artikel 47, eerste lid, onderdeel b, bedoelde verplichting geldt onverminderd
voor een derde bij wie zich gegevensdragers bevinden van degene die gehouden
is deze, of de inhoud daarvan, aan de inspecteur voor raadpleging beschikbaar
te stellen.
2. De inspecteur stelt degene wiens gegevensdragers hij bij een derde voor raadpleging
vordert, gelijktijdig hiervan in kennis.
Artikel 49. Wijze van verstrekking
gegevens en inlichtingen terug
naar index
1. De gegevens en inlichtingen dienen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud
te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze - zulks ter
keuze van de inspecteur - en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.
2. Toegelaten moet worden, dat kopieën, leesbare afdrukken of uittreksels
worden gemaakt van de voor raadpleging beschikbaar gestelde gegevensdragers
of de inhoud daarvan.
Artikel 49a. Aanwijzing
tot gebruik BSN- of Sofi-nummer
terug naar index
1. Bij ministeriële regeling wordt aangewezen degene die is gehouden bij
het verrichten van de in die ministeriële regeling aan te wijzen werkzaamheden
het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer
te gebruiken ten behoeve van de rijksbelastingdienst. Voor aanwijzing komt niet
in aanmerking een overheidsorgaan als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van
de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer of degene aan wie het burgerservicenummer
is toegekend.
2. Op het ontwerp van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste
lid, is artikel 51, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 50. Verplichting
tot verlenen toegang tot gebouw en grond
terug naar index
1. Degene die een gebouw of grond in gebruik heeft, is verplicht de inspecteur
en de door deze aangewezen deskundigen desgevraagd toegang te verlenen tot alle
gedeelten van dat gebouw en alle grond, voor zover dat voor een ingevolge de
belastingwet te verrichten onderzoek nodig is.
2. De gevraagde toegang moet worden verleend, tussen acht uur ’s ochtends en
zes uur ’s avonds, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en algemeen erkende
feestdagen.
3. Indien het gebouw of de grond wordt gebruikt voor het uitoefenen van een
bedrijf, een zelfstandig beroep of een werkzaamheid als bedoeld in artikel 52,
eerste lid, wordt, voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is het onderzoek
te doen plaatsvinden gedurende de in het tweede lid bedoelde uren, de gevraagde
toegang verleend tijdens de uren waarin het gebruik voor de uitoefening van
dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid daadwerkelijk plaatsvindt.
4. De gebruiker van het gebouw of de grond is verplicht desgevraagd de aanwijzingen
te geven die voor het onderzoek nodig zijn.
Artikel 51. Geen beroep
op geheimhoudingsplicht mogelijk
terug naar index
Voor een weigering om te voldoen aan de in de artikelen 47, 47a, 47b, 48 en
49 omschreven verplichtingen kan niemand zich met vrucht beroepen op de omstandigheden
dat hij uit enigerlei hoofde tot geheimhouding verplicht is, zelfs niet indien
deze hem bij een wettelijke bepaling is opgelegd.
Artikel 52. Wijze van voeren
administratie terug
naar index
1. Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles
betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van
dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een
administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere
gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten
en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang
zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
2. Administratieplichtigen zijn:
a. lichamen;
b. natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen,
alsmede natuurlijke personen die belastbare winst uit onderneming als bedoeld
in artikel 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 genieten;
c. natuurlijke personen die inhoudingsplichtige zijn;
d. natuurlijke personen die een werkzaamheid als bedoeld in de artikelen 3.91,
3.92 en 3.92b van de Wet inkomstenbelasting 2001 verrichten.
3. Tot de administratie behoort hetgeen ingevolge andere belastingwetten wordt
bijgehouden, aangetekend of opgemaakt.
4. Voorzover bij of krachtens de belastingwet niet anders is bepaald, zijn administratieplichtigen
verplicht de in de voorgaande leden bedoelde gegevensdragers gedurende zeven
jaar te bewaren.
5. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier
gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager
worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en
volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd
beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
6. De administratie dient zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en
de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door
de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de
administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen
van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.
Artikel 52a. Vastlegging
identiteit terug
naar index
[Vervallen per 01-08-2008]
Artikel 53. Verplichtingen
bij belastingheffing van derden
terug naar index
1. Met betrekking tot administratieplichtigen als bedoeld in artikel 52 zijn
de in de artikelen 47 en 48 tot en met 50 geregelde verplichtingen van overeenkomstige
toepassing ten behoeve van:
a. de belastingheffing van derden;
b. de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen.
2. Onverminderd de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn de bij of
krachtens de belastingwet aan te wijzen administratieplichtigen gehouden de
bij of krachtens de belastingwet aan te wijzen gegevens en inlichtingen waarvan
de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn eigener
beweging te verstrekken aan de inspecteur volgens bij of krachtens de belastingwet
te stellen regels.
3. De administratieplichtigen, bedoeld in het tweede lid, zijn gehouden bij
de gegevens en inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, het burgerservicenummer
of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer te vermelden van degene
op wie de gegevens en inlichtingen betrekking hebben.
4. Het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing
op de personen en de lichamen als bedoeld in artikel 55, voor zover het de in
dat artikel bedoelde gegevens en inlichtingen betreft.
Artikel 53a. Beroepen op
geheimhoudingsplicht bij belastingheffing van derden
terug naar index
1. Voor een weigering om te voldoen aan de verplichtingen ten behoeve van de
belastingheffing van derden kunnen alleen bekleders van een geestelijk ambt,
notarissen, advocaten, artsen en apothekers zich beroepen op de omstandigheid,
dat zij uit hoofde van hun stand, ambt of beroep tot geheimhouding verplicht
zijn.
2. Met betrekking tot de verplichtingen ten behoeve van de heffing van de belasting
waarvan de inhouding aan administratieplichtigen is opgedragen, is artikel 51
van overeenkomstige toepassing.
Artikel 54. Gevolgen bij
niet voor raadpleging beschikbaar stellen van gegevensdragers
terug naar index
De administratieplichtige die niet of niet volledig voldoet aan de vordering
gegevensdragers, of de inhoud daarvan, voor raadpleging beschikbaar te stellen,
wordt voor de toepassing van de artikelen 25 en 27e geacht niet volledig te
hebben voldaan aan een bij of krachtens artikel 52 opgelegde verplichting, tenzij
aannemelijk is dat de afwezigheid of onvolledigheid van de gegevensdragers of
de inhoud daarvan het gevolg is van overmacht.
Artikel 55. Verstrekking
van gegevens en inlichtingen door Ministers, etc.
terug naar index
1. Onze Ministers, openbare lichamen en rechtspersonen die bij of krachtens
een bijzondere wet rechtspersoonlijkheid hebben verkregen, de onder hen ressorterende
instellingen en diensten, alsmede lichamen die hoofdzakelijk uitvoering geven
aan het beleid van de rijksoverheid, verschaffen, mondeling, schriftelijk of
op andere wijze - zulks ter keuze van de inspecteur - de gegevens en inlichtingen,
en wel kosteloos, die hun door de inspecteur ter uitvoering van de belastingwet
worden gevraagd.
2. Onze Minister kan, op schriftelijk verzoek, ontheffing verlenen van de in
het eerste lid omschreven verplichting.
Artikel 56. Reikwijdte verplichtingen
terug naar index
De verplichtingen welke volgens deze afdeling bestaan jegens de inspecteur,
gelden mede jegens iedere door Onze Minister aangewezen andere ambtenaar van
de rijksbelastingdienst.
Artikel 63. Tegemoetkoming
aan onbillijkheden van overwegende aard
terug naar index
Onze Minister is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet
te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, welke zich bij de toepassing
van de belastingwet mochten voordoen.
Artikel 65. Ambtshalve verminderen
terug naar index
1. Een onjuiste belastingaanslag of beschikking kan door de inspecteur ambtshalve
worden verminderd. Een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing
of teruggaaf kan door hem ambtshalve worden verleend.
2.Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degene die
een onjuist bedrag op aangifte heeft voldaan of afgedragen, of van wie een onjuist
bedrag is ingehouden.