Selectie wetteksten Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (tekst 2012)
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011
Index
Artikel 1.1. Reikwijdte
Artikel 1.2. Definities
Artikel 3.3a. Niet tot het loon behorende aanspraken
Artikel 3.4. Minimale periode uitkeringstermijnen bij stamrechtspaarrekening
en stamrechtbeleggingsrecht
Artikel 3.12. Bepaling waarde aanspraken, waaronder aanspraken op ziektekostenregelingen
Artikel 4.2. Aanwijzing van een aantal van de staten die partij zijn bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
Artikel 8.6. Niet-drukkende uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling
voor vervroegde uittreding
Artikel 8.7. Geen regeling voor vervroegde uittreding
Artikel 12.2. Overgangsregeling niet-drukkende uitkering, bijdrage of premie
ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding
Artikel 12.2a. Overgangsregeling gedeeltelijk drukkende uitkering, bijdrage
of premie ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding
Artikel 1. Reikwijdte
terug naar index
Deze regeling
geeft uitvoering aan de artikelen 5b, 6, 8, 8a, 11, 11a, 11b, 12, 13, 13bis,
18, 19a, 19f, 25, vierde lid, 26, zesde lid, 27, 28, 28a, 29, 31, eerste lid,
onderdeel c, 31a, 32ab, 32ba, 33, 35, 35d, 35e, 35g, 35k, 35l, 35m en 39c, eerste
lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en de artikelen 2e en 10e van het Uitvoeringsbesluit
loonbelasting 1965.
Artikel 1.2. Definities
terug naar index
1. Deze regeling verstaat onder:
a. wet: de Wet op de loonbelasting 1964;
b. besluit: het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965;
c. belasting: ingeval artikel 27b, eerste lid, van de wet van toepassing is:
het gezamenlijke bedrag van de belasting en de premie voor de volksverzekeringen;
d. inhoudingsplichtigenverklaring: de verklaring dat degene aan wie die verklaring
is afgegeven ten aanzien van artiesten of beroepssporters als inhoudingsplichtige
is aangewezen;
e. Minister: de Minister van Financiën
f. werkplek: iedere plaats die in verband met het verrichten van arbeid wordt
gebruikt en waarvoor voor de inhoudingsplichtige de Arbeidsomstandighedenwet
van toepassing is, met dien verstande dat niet als werkplek wordt aangemerkt
een werkruimte gelegen in een woning, een duurzaam aan een plaats gebonden schip
of een woonwagen in de zin van artikel 1 van de Huisvestingswet, de aanhorigheden
daaronder begrepen, van de werknemer;
g. verbonden vennootschap: een verbonden vennootschap als bedoeld in artikel
10a, zevende lid, van de wet;
h. jaaropgaaf: de opgave van het in het kalenderjaar genoten loon, de ingehouden
belasting en andere gegevens die van belang kunnen zijn voor de heffing van
de inkomstenbelasting;
i. heffingskorting: de standaardloonheffingskorting, bedoeld in artikel 21c
van de wet.
2. In deze regeling wordt onder een uitkering ingevolge een sociale verzekeringswet
mede verstaan de toeslag die ingevolge de Toeslagenwet wordt verleend op die
uitkering.
Artikel 3.3a. Niet tot het
loon behorende aanspraken
terug naar index
Tot het loon behoren niet:
a. aanspraken op een eenmalige uitkering bij het beëindigen van de dienstbetrekking
anders dan vanwege arbeidsongeschiktheid of overlijden van de werknemer, vervroegd
uittreden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;
b. aanspraken op een eenmalige uitkering bij het beëindigen van de dienstbetrekking
wegens arbeidsongeschiktheid of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd,
indien deze uitkering driemaal het loon van een maand niet overtreft;
c. aanspraken op uitkeringen en verstrekkingen in door de Minister aan te wijzen
gevallen.
Artikel 3.4. Minimale periode
uitkeringstermijnen bij stamrechtspaarrekening en stamrechtbeleggingsrecht
terug naar index
1. De minimale periode tussen de eerste en de laatste uitkering, bedoeld in
artikel 11a, derde lid, onderdeel a, onder 2°, en onderdeel b, onder 2°,
van de wet, wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.
Ingeval
de gerechtigde tot de uitkeringen, bedoeld in artikel 11a, derde lid,
van de wet bij ingang van de uitkeringen, een leeftijd heeft bereikt van |
Maar
nog niet de leeftijd heeft bereikt van |
Bedraagt
de minimale periode tussen de eerste en de laatste uitkering het in deze
kolom vermelde aantal jaren |
I |
II |
III |
- |
25 |
18 |
25 |
30 |
15 |
30 |
35 |
12 |
35 |
40 |
9 |
40 |
45 |
6 |
45 |
50 |
4 |
50 |
55 |
3 |
55 |
60 |
2 |
60 |
- |
1 |
2. Ingeval de uitkeringen toekomen aan kinderen of pleegkinderen van de werknemer die ten tijde van het ontvangen van de eerste uitkering jonger zijn dan 30 jaar, bedraagt het aantal jaren tussen de eerste en de laatste uitkering, in afwijking van het eerste lid, nimmer meer dan het aantal jaren dat de gerechtigde jonger is dan 30 jaar.
Artikel 3.12. Bepaling waarde
aanspraken, waaronder aanspraken op ziektekostenregelingen
terug naar index
1. De waarde van een aanspraak om na verloop van tijd of onder een voorwaarde
een of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen, wordt gesteld op de
bedragen die bij een derde worden gestort of, voor zover geen stortingen worden
verricht, zouden moeten worden gestort teneinde de aanspraak te dekken.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt per kalenderjaar de waarde
van een aanspraak ingevolge een ziektekostenregeling ten behoeve van ten minste
25 werknemers of gewezen werknemers die gedurende het gehele voorafgaande kalenderjaar
heeft bestaan, voor zover geen stortingen bij derden worden verricht, gesteld
op het bedrag van de gemiddelde uitkering. De gemiddelde uitkering is het rekenkundige
gemiddelde van de jaargemiddelden van de afgelopen vijf kalenderjaren. Het jaargemiddelde
is het gezamenlijke bedrag van de ter zake door of namens de inhoudingsplichtige
gedane uitkeringen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer,
gedeeld door het aantal personen dat in het desbetreffende jaar gedurende ten
minste zes maanden gerechtigd is geweest. Indien zulks tot een lagere gemiddelde
uitkering leidt, worden het hoogste en het laagste jaargemiddelde buiten beschouwing
gelaten en is de gemiddelde uitkering het rekenkundige gemiddelde van de jaargemiddelden
van de andere drie kalenderjaren.
3. Indien de in het tweede lid bedoelde regeling minder dan vijf gehele kalenderjaren
heeft bestaan, is dat lid van overeenkomstige toepassing op het mindere aantal
gehele kalenderjaren, met dien verstande dat bij een bestaansduur van de regeling
van een of twee gehele kalenderjaren de laatste volzin van dat lid niet van
toepassing is.
4. De waarde van een aanspraak ingevolge een wettelijke Belgische ziektekostenverzekering
bedraagt maximaal het gezamenlijke bedrag van de voor dat jaar geldende standaardpremie,
bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag, welke standaardpremie tweemaal
in aanmerking wordt genomen ingeval sprake is van een op grond van verordening
(EU) 883/2004 (Pb EU L314) meeverzekerde echtgenoot als bedoeld in die verordening,
en het voor dat jaar geldende maximumbedrag van de inkomensafhankelijke bijdrage
volgens hoofdstuk 5 van de Zorgverzekeringswet.
5. In afwijking van de vorige leden wordt de waarde van een aanspraak op een
ziektekostenregeling met een waarde van ten hoogste € 27 per jaar op nihil gesteld.
Artikel 4.2. Aanwijzing
van een aantal van de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte
terug naar index
Voor de toepassing van artikel 19a van de wet worden van de staten die partij
zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangewezen:
IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.
Artikel 8.6. Niet-drukkende
uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding
terug naar index
1. Voor de toepassing van artikel 32ba van de wet wordt een uitkering, een bijdrage
of een premie eveneens beschouwd niet te drukken op een inhoudingsplichtige
voor zover de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat hij ter zake op een
later moment bedragen van werknemers gaat inhouden of van andere inhoudingsplichtigen
bijdragen of premies voldaan gaat krijgen.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde inhouding of voldoening niet binnen
een jaar na het in artikel 32ba, tweede lid, van de wet bedoelde tijdstip heeft
plaatsgevonden, wordt de uitkering, de bijdrage of de premie op dat moment geacht
op de inhoudingsplichtige te drukken.
Artikel 8.7. Geen regeling
voor vervroegde uittreding
terug naar index
1. Een regeling ingevolge welke de jaarlijkse arbeidsduur ten opzichte van de
jaarlijkse arbeidsduur in het voorafgaande kalenderjaar met ten hoogste 50%
wordt verminderd, wordt niet aangemerkt als een regeling voor vervroegde uittreding
in de zin van artikel 32ba van de wet. De eerste volzin is niet van toepassing
indien:
a. de arbeidsduur meer dan 50% lager is dan de arbeidsduur in het laatste kalenderjaar
voorafgaand aan het begin van de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaande
aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum, of
b. anders dan als gevolg van ziekte, arbeidsongeschiktheid of jaarlijks vakantieverlof,
per week minder dan 50% van de arbeidsduur per week zoals die gold in het laatste
kalenderjaar, bedoeld in onderdeel a, feitelijk pleegt te worden gewerkt.
2. Een regeling die uitsluitend voorziet in uitkeringen als bedoeld in artikel
11, eerste lid, onderdeel f, van de wet, wordt niet aangemerkt als een regeling
voor vervroegde uittreding in de zin van artikel 32ba van de wet, indien:
a. deze uitkeringen naar aard, strekking, omvang en uitkeringsduur overeenkomen
met de uitkeringen ingevolge aanspraken als bedoeld in artikel 11, eerste lid,
onderdeel e, van de wet, en
b. werknemers die deze uitkeringen genieten in de periode van de uitkeringen
geen uitkeringen ter zake van dezelfde dienstbetrekking genieten ingevolge artikel
11, eerste lid, onderdeel e, van de wet.
Artikel 12.2. Overgangsregeling
niet-drukkende uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling voor vervroegde
uittreding
terug naar index
1. Voor de toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet, blijven bedragen
die de inhoudingsplichtige van werknemers heeft ingehouden buiten aanmerking,
voor zover deze bedragen ingevolge de op het moment van inhouding ter zake van
deze inhouding geldende tekst van artikel 11 van de wet niet tot het loon behoren.
2. Voor de toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet, blijven bijdragen
en premies die de inhoudingsplichtige van andere inhoudingsplichtigen voldaan
heeft gekregen buiten aanmerking, voor zover artikel 32ba, eerste lid, van de
wet, bij die andere inhoudingsplichtigen niet van toepassing is op deze bijdragen
en premies.
Artikel 12.2a. Overgangsregeling
gedeeltelijk drukkende uitkering, bijdrage of premie ingevolge een regeling
voor vervroegde uittreding
terug naar index
1. Voor de toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet, blijven bedragen
die de inhoudingsplichtige van werknemers heeft ingehouden voor de helft buiten
aanmerking, voor zover deze bedragen ingevolge de op het moment van inhouding
ter zake van deze inhouding geldende tekst van artikel 11 van de wet voor de
helft niet tot het loon behoren en voor zover blijkt dat deze bedragen met het
oog op de toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet op een ongebruikelijk
tijdstip zijn ingehouden.
2. Voor de toepassing van artikel 32ba, derde lid, van de wet, blijven bijdragen
en premies die de inhoudingsplichtige van andere inhoudingsplichtigen voldaan
heeft gekregen voor de helft buiten aanmerking, voor zover artikel 32ba, eerste
lid, van de wet bij die andere inhoudingsplichtigen naar een tarief van 26%
van toepassing is op deze bijdragen en premies en voor zover blijkt dat deze
bijdragen en premies met het oog op de toepassing van artikel 32ba, derde lid,
van de wet op een ongebruikelijk tijdstip zijn voldaan.