Vragen en antwoorden inzake de reserveringsruimte 1994-2000 VERVALLEN M.I.V. CPP2005/2728M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 21 december 2001, nr. CPP2001/3116M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiλn het volgende besloten.

Inleiding

Vanuit de praktijk zijn enkele vragen voorgelegd over de berekening van de inhaal van pensioentekorten (reserveringsruimte) die zijn ontstaan in de periode van 1994 tot en met 2000. Hieronder geef ik die vragen en de daarop gegeven antwoorden weer.

1. Reserveringsruimte; aftrek premies pre-brede-herwaarderingspolis (art. 75 Wet IB 64)

Vraag

Moet bij de berekening van de ruimte voor inhaal van pensioentekorten (reserveringsruimte) ontstaan in de periode van 1994 tot en met 2000 rekening worden gehouden met lijfrentepremies die in die jaren op grond van artikel 75 Wet IB 1964 in aanmerking zijn genomen (polissen waarop het regime van vσσr de Brede herwaardering in die jaren van toepassing was)?

Antwoord

In Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel Ra, van de Invoeringswet Wet IB 2001 is geregeld dat voor de toepassing van de reserveringsruimte van artikel 3.127, derde lid, Wet IB 2001, de jaren 1994 tot en met 2000 mede in aanmerking worden genomen. In het tweede lid van onderdeel Ra is geregeld dat ten aanzien van de wijze van berekening van het in aanmerking te nemen bedrag nog nadere regels worden gesteld. Deze regels zijn gesteld in Hoofdstuk 2, artikel I, van het Besluit van 20 december 2000 tot aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten (Staatsblad 2000, 640, V-N 2001/5.6). In dit Besluit is onder meer bepaald dat voor de berekening van de reserveringsruimte de ingevolge artikel 45a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in aanmerking genomen bedragen voor lijfrenten in mindering worden gebracht. In artikel 45a, zesde lid, van de Wet IB 1964, zoals dat in die jaren gold, was bepaald dat premies die ingevolge artikel 75 van de Wet IB 1964 in aanmerking waren genomen, in mindering kwamen op de ruimte voor aftrek ingevolge artikel 45a. Uit deze imputatiesystematiek vloeit voort dat ook de op grond van artikel 75 van de Wet IB 1964 in aanmerking genomen bedragen voor de berekening van de reserveringsruimte over de jaren 1994 tot en met 2000 in mindering moeten worden gebracht.

2. Reserveringsruimte; wijze rekening houden met in verleden afgetrokken lijfrentepremies

Vraag

Moeten de lijfrentepremies die op grond van artikel 45a en artikel 75 Wet IB 1964 in de jaren 1994 tot en met 2000 in aanmerking zijn genomen – zie vraag 1 – steeds in mindering worden gebracht op de per "oud" jaar te berekenen jaarruimte of op het totale bedrag van de jaarruimten over die jaren?

Antwoord

In de toelichting op het in vraag 1 vermelde Besluit van 20 december 2000 is aangegeven dat per oud jaar eerst de jaarruimte wordt berekend en dat vervolgens op dat bedrag de in dat jaar in aanmerking genomen premies voor lijfrenten in mindering worden gebracht. Indien deze berekening in een bepaald jaar leidt tot een positief saldo is voor dat jaar sprake van niet-benutte jaarruimte waarvoor de (overgangs)reserveringsregeling geldt.

3. Reserveringsruimte; afgetrokken premies voor lijfrente aan echtgenoot

Vraag

Zie ook vraag 1 en 2. Als iemand gebruik wenst te maken van de reserveringsruimte met betrekking tot de jaren 1994 tot en met 2000 en hij heeft in die jaren op grond van artikel 75 Wet IB 1964 premies afgetrokken voor lijfrenten die zullen toekomen aan zijn echtgenoot, moeten die premies dan bij de vaststelling van de niet-benutte jaarruimte toch in aanmerking worden genomen?

Antwoord

Ja, voor de toepassing van de regeling is slechts maatgevend of er lijfrentepremies in de jaren 1994 tot en met 2000 in aanmerking zijn genomen. Daarbij is niet van belang met welk oogmerk de lijfrentepremies zijn betaald.

4. Reserveringsruimte; premies betaald door echtgenoot afgetrokken bij andere echtgenoot

Vraag

Zie ook vraag 1 en 2. Als iemand gebruik wenst te maken van de reserveringsruimte met betrekking tot de jaren 1994 tot en met 2000 en er zijn voor een pre-brede-herwaarderingspolis op grond van artikel 75 van de Wet IB 1964 aan hem premies voor lijfrenten toegerekend die zijn betaald door zijn echtgenoot omdat hij het hoogste persoonlijke inkomen had, moeten die premies dan bij de vaststelling van de niet-benutte jaarruimte toch in aanmerking worden genomen?

Antwoord

Ja, voor de toepassing van de regeling is slechts maatgevend of bij de echtgenoot lijfrentepremies in de jaren 1994 tot en met 2000 in aanmerking zijn genomen. Daarbij is niet relevant dat die premies zijn betaald door de andere echtgenoot maar aan hem zijn toegerekend op grond van de inkomenstoerekeningsregels in die jaren.

5. Reserveringsruimte; grondslagen oude jaren

Vraag

Van welke grondslagen moet worden uitgegaan bij de berekening van de ruimte voor inhaal van pensioentekorten die zijn ontstaan in de periode van 1994 tot en met 2000?

Antwoord

Voor de bepaling van de reserveringsruimte, worden ingevolge het in vraag 1 vermelde Besluit van 20 december 2000, de in de kalenderjaren 1994 tot en met 2000 niet-aangewende bedragen berekend en in aanmerking genomen overeenkomstig de in artikel 3.127, tweede tot en met vijfde lid, van de Wet IB 2001, voor het kalenderjaar 2001 geldende grondslagen en bedragen.

Voor de vaststelling van de grondslagen voor de jaren 1994 tot en met 2000 moet ingevolge hoofdstuk 2, artikel I, eerste lid, onderdeel b, van het vermelde besluit worden uitgegaan van het in die jaren genoten persoonlijke inkomen zoals vastgesteld op basis van artikel 5, tweede lid, Wet IB 1964. Op dat bedrag moet vervolgens in mindering worden gebracht de in de desbetreffende jaren gerealiseerde pensioenopbouw en de aan de oudedagsreserve verrichte dotaties. Daarbij geldt dat de vermindering in verband met de pensioenopbouw moet worden berekend aan de hand van de in artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit IB 2001 opgenomen uitgangspunten en de feitelijke inkomensgegevens uit de desbetreffende jaren.

6. Reserveringsruimte; premiegrondslag voor berekening maximum

Vraag

Ingevolge artikel 3.127, derde lid, Wet IB 2001, geldt als maximum voor de reserveringsruimte 17% van de premiegrondslag doch ten hoogste € 5.708 (f 12.579) of € 11.276 (f 24.849) voor 55-plussers. Van welk jaar is dat de premiegrondslag?

Antwoord

Voor de berekening van het in artikel 3.127, derde lid, genoemde maximum van 17 % moet worden uitgegaan van de premiegrondslag van het jaar waarin de aftrek wordt gevraagd. Indien bijvoorbeeld in 2001 aftrek wordt geclaimd, is ingevolge de reserveringsruimte maximaal 17% van de premiegrondslag van 2001 aftrekbaar, met als maximum € 5.708 (f 12.579) of € 11.276 (f 24.849) voor 55-plussers. Het betreft hier immers een maximum met betrekking tot het bedrag aan reserveringsruimte dat feitelijk kan worden afgetrokken in het jaar van betaling. Dat maximum speelt derhalve geen rol bij de vaststelling van de niet-benutte jaarruimte van de "oude" jaren.

7. Reserveringsruimte; inbouw AOW oude jaren

Vraag

Welk bedrag aan AOW-franchise moet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de ruimte voor inhaal van pensioentekorten die zijn ontstaan in de periode van 1994 tot en met 2000?

Antwoord

In het in vraag 1 vermelde Besluit van 20 december 2000 is onder meer bepaald dat voor de bepaling van de reserveringsruimte, de in de kalenderjaren 1994 tot en met 2000 niet-aangewende bedragen worden berekend en in aanmerking genomen overeenkomstig de in artikel 3.127, tweede tot en met vijfde lid, van de Wet IB 2001, voor het kalenderjaar 2001 geldende grondslagen en bedragen. Daarom dient bij de berekening van de reserveringsruimte voor de jaren van 1994 tot en met 2000 rekening te worden gehouden met het bedrag van de AOW-franchise dat is vermeld in de wettekst 2001 van artikel 3.127, vierde lid, Wet IB 2001. Dit betekent derhalve dat voor al deze jaren een vaste AOW-franchise van € 9.896 (f 21.808) geldt.

8. Reserveringsruimte; leeftijd bij beschikbarepremieregeling

Vraag

Voor de vaststelling van de aangroei van het pensioen – de zogenoemde factor A - in de jaren 1994 tot en met 2000 gelden de systematiek van de Wet IB 2001 en de grondslagen van het jaar 2001. Voor beschikbarepremieregelingen dient de factor A te worden vastgesteld op grond van artikel 15, tweede lid, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit IB 2001. In onderdeel a is een tabel opgenomen met leeftijdsafhankelijke factoren. Van welke leeftijd moet worden uitgegaan voor de jaren 1994 tot en met 2000?

Antwoord

Voor de vaststelling van de factor A op grond van de in de vraag vermelde tabel dient te worden uitgegaan van de leeftijd van de belastingplichtige in de onderscheidene jaren en niet met diens leeftijd in het jaar 2001. Ingevolge het in vraag 1 genoemde Besluit van 20 december 2000 en de toelichting daarop moet immers rekening worden met de feitelijk gerealiseerde pensioenopbouw.

9. Reserveringsruimte; pensioenopbouw in 1994 – 2000 voor vrijeberoepsuitoefenaren

Vraag

Op welke wijze dient voor vrijeberoepsuitoefenaren die deelnemen aan een verplicht gestelde pensioenregeling – bijvoorbeeld voor huisartsen – de opbouw van het pensioen te worden vastgesteld in de jaren 1994 tot en met 2000?

Antwoord

Ook voor deze personen geldt dat het vaststellen van de niet-benutte jaarruimte in de jaren 1994 tot en met 2000 volledig moet plaatsvinden op grond van de systematiek van de Wet IB 2001 en de grondslagen van het jaar 2001. De opbouw van hun pensioen – de factor A – in de jaren 1994 tot en met 2000 dient derhalve plaats te vinden op grond van artikel 15 Uitvoeringsbesluit IB 2001. Aangezien de onderhavige beroepsgroepen geen aan het inkomen gerelateerde inkomensvoorziening bij ouderdom opbouwen – zoals bij een eindloon- of middelloonstelsel – is niet onderdeel b, maar onderdeel a, van het tweede lid van het vermelde artikel 15 van toepassing. De tabel voor beschikbare-premieregelingen van onderdeel a, moet dan ook voor de jaren 1994 tot en met 2000 worden toegepast voor de vaststelling van de opbouw van het pensioen.

Terug naar indexpagina Terug naar besluitenpagina 2001 Terug naar overzicht Vragen en antwoorden IB 2001