Omzetting oude lijfrente in een nieuwe lijfrente

Besluit van 31 juli 1995, nr. DB95/1106M

De plv. Directeur-Generaal der Belastingen heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

In mijn besluit van 4 juli 1994, nummer DB94/85M, Info 94/543, heb ik mijn beleid gepubliceerd inzake het aanwenden van een afkoopsom van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule waarop van toepassing zijn de wettelijke bepalingen zoals deze golden op 31 december 1991, ten behoeve van de aankoop van een nieuwe lijfrenteverzekering.

Mij is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat omtrent de strekking van dit beleid. Met name blijkt er verwarring te zijn ontstaan omtrent de vraag of de nieuw afgesloten lijfrenteverzekering valt onder de eerbiedigende werking of dat daarop van toepassing zijn de bepalingen zoals deze gelden met ingang van de inwerkingtreding van de Brede Herwaardering per 1 januari 1992.

Mijn beleid heeft betrekking op verzoeken van belastingplichtigen om, op de voet van het bepaalde in artikel 75, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), het bepaalde in de eerste volzin van dat lid buiten toepassing te laten. Een dergelijk verzoek heeft tot gevolg dat het regime zoals dat geldt op het relevante moment van toepassing wordt. Binnen dat laatste regime vindt alsdan het bedingen van de nieuwe lijfrente plaats. Een en ander heeft tot gevolg dat op de nieuwe lijfrente het nieuwe regime van toepassing is.

Aangezien voorts inmiddels enkele wettelijke bepalingen die in mijn voormelde besluit van 4 juli 1994 worden aangehaald, zijn vernummerd, volgt hierna een integrale aangepaste versie van dat besluit. Het besluit van 4 juli 1994, nummer DB94/85M, Info 94/543, wordt hierbij ingetrokken.

1. In de gevallen waarin een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule na expiratie tegen de wil van de belastingplichtige wordt uitbetaald, placht ik goed te keuren, dat het uitbetaalde bedrag niet in de heffing van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen wordt betrokken indien het bedrag ter uitvoering van de lijfrenteclausule binnen enkele maanden alsnog aan een professionele verzekeraar wordt overgemaakt.

2. Per 1 januari 1992 is de zogenaamde Brede Herwaardering in werking getreden. Daardoor is de regeling rond lijfrenten gewijzigd. Binnen de nieuwe regeling bestaat de mogelijkheid een afkoopsom van een lijfrente als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel g, van de Wet binnen het kalenderjaar aan te wenden voor een nieuwe lijfrente, zonder dat dit tot belastingheffing leidt. Ingevolge artikel 25, dertiende (tot 1 januari 1995: negende) lid, van de Wet, wordt de nieuwe lijfrente alsdan aangemerkt als de voortzetting van de oude lijfrente.

3. In artikel 75, eerste lid, van de Wet, is de eerbiedigende werking voor oude lijfrente-overeenkomsten neergelegd. De eerbiedigende werking is evenwel niet van toepassing indien de belastingplichtige dit bij de aangifte schriftelijk verzoekt.
Ik keur voor zoveel nodig goed, dat de inspecteurs een verzoek een afkoop van een kapitaalsverzekering met lijfrenteclausule waarop van toepassing zijn de wettelijke bepalingen zoals deze golden op 31 december 1991, te behandelen conform de wettelijke bepalingen zoals deze gelden met ingang van 1 januari 1992, honoreren. Vervolgens kan de afkoopsom op grond van artikel 25, dertiende (tot 1 januari 1995: negende) lid, van de Wet, binnen het kalenderjaar worden aangewend voor de aankoop van een nieuwe lijfrente als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel g, van de Wet. De nieuwe lijfrente valt onder de wettelijke bepalingen zoals deze gelden met ingang van 1 januari 1992 doch wordt overigens beschouwd als een voortzetting van de oude lijfrente.

4. Gelet op de onder punt 3 geboden oplossing voor het geval afkoop van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule plaatsvindt, is het beleid vermeld onder punt 1 ingetrokken.

De Staatssecretaris van Financiën,

namens deze,

De plv. Directeur-Generaal der Belastingen,

MR. P.P.W. SWILDENS.