Uitvoeringsaspecten werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen

Besluit van 21 juni 1996, nr. DON-LB6/72

De plv. directeur-generaal der Belastingen heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

De regeling voor werknemersspaarregelingen in de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) en de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen (hierna: de Uitvoeringsregeling) heeft in de uitvoeringspraktijk vragen opgeroepen. Hierna wordt een overzicht gegeven van een aantal van de gestelde vragen en de daarop gegeven antwoorden.

1. Is het mogelijk in een premiespaarreglement de voorwaarde te stellen dat de spaarpremie verkregen wordt in ruil voor een deel van het loon van de deelnemers?

Indien in het reglement is bepaald dat de werknemers alleen recht hebben op een spaarpremie voor zover zij afstand doen van een deel van hun loon, is de spaarpremie afhankelijk van het afstand doen van loon. Dit is niet toegestaan. De spaarpremie mag immers alleen afhankelijk zijn van de ingehouden spaargelden. In het reglement kan eventueel wel opgenomen worden dat de werknemers mogen deelnemen aan de regeling indien zij afstand doen van een deel van hun loon. In dat geval is namelijk alleen de deelname aan de regeling afhankelijk van het afstand doen van loon. Hierbij zij opgemerkt dat de voorwaarde dat de regeling moet openstaan voor ten minste driekwart van het personeel (hierna: het 75%-criterium) in het geding kan komen. Voor het overige wordt verwezen naar het besluit van 8 april 1994, nr. DB94/1119M, opgenomen in Infobulletin 94/339, het antwoord op vraag 7.

2. Kan een werknemer die een ziektewetuitkering of een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, deelnemen aan een spaarregeling van zijn (vroegere) werkgever?

Een werknemer kan alleen deelnemen aan een spaarregeling als zijn werkgever loon uit tegenwoordige dienstbetrekking toekent. Bij een ziektewetuitkering of een arbeidsongeschiktheidsuitkering is dat slechts het geval als de witte tabel van toepassing is.

3. Kan een werknemer bij deelname aan een premiespaarregeling zijn hele netto loon sparen? Kan een werknemer bij deelname aan een spaarloonregeling zijn hele bruto loon sparen met inachtneming van het wettelijke maximum?

Bij een premiespaarregeling kan een werknemer zijn hele netto loon sparen, mits het spaarreglement van de werkgever dit toelaat. Voor de eventuele gevolgen bij opname van de ingehouden spaargelden wordt verwezen naar het besluit van 8 april 1994, nr. DB94/1119M, opgenomen in Infobulletin 94/339, het antwoord op vraag 6. Het ontmoet geen bezwaar als de werknemer bij deelname aan een spaarloonregeling zijn hele bruto loon spaart mits het spaarbedrag het wettelijke maximum niet te boven gaat.

4. Mag een spaarloonregeling bepalen dat het spaarloon meer kan bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 34a, eerste lid, van de Wet, waarbij slechts het in de Wet genoemde bedrag onder de vrijstelling valt?

Volgens artikel 14, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling mag het spaarloon niet meer bedragen dan het in de Wet vermelde bedrag. Een regeling die anders bepaalt, voldoet niet aan de voorwaarde van artikel 34a, tiende lid, van de Wet, in samenhang met artikel 14, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling. Dit leidt tot heffing over het volledige bedrag aan spaarloon.

5. Is het mogelijk dat er gespaard wordt bij een buitenlandse bank?

Artikel 2, achtste lid, en artikel 15, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling geven aan welke instellingen als spaarinstelling kunnen gelden. Er worden geen voorwaarden gesteld aan de vestigingsplaats van de spaarinstelling. Op grond van artikel 10, 11 en 18 van de Uitvoeringsregeling moeten alle gegevens betreffende de spaarregelingen bij de werkgever in Nederland controleerbaar zijn.

6. Behoort de aankoop van een stuk grond, een garage of een schuur bij een al in het bezit zijnde eigen woning tot het verwerven van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning?

Indien de grond, de garage of de schuur (aanhorigheden) tegelijkertijd met de woning wordt gekocht of gebouwd, geldt artikel 5 of artikel 21, eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling voor de gehele koopprijs of aanneemsom. Indien de aanhorigheden geruime tijd na de aankoop of bouw van de woning worden aangeschaft, is er niet opnieuw sprake van het verwerven van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning.

7. Is het toegestaan dat een werkgever premies voor een levensverzekering rechtstreeks betaalt aan de verzekeraar? Is het toegestaan dat een werkgever aflossingen voor een hypotheek rechtstreeks betaalt aan de geldverstrekker?

Artikel 8, vijfde lid, (in samenhang met artikel 16, tweede lid,) van de Uitvoeringsregeling bepaalt dat rechtstreekse betalingen van premies voor levensverzekeringen door de werknemer gelijk gesteld mogen worden met ten laste van de spaarrekening voldane premies. Het ontmoet geen bezwaar als de werkgever de premies voor levensverzekeringen rechtstreeks namens de werknemer betaalt aan de verzekeraar. Het ontmoet evenmin bezwaar als de werkgever de hypotheekaflossingen rechtstreeks namens de werknemer betaalt aan de geldverstrekker.

8. Een werknemer betaalt maandelijks de hypotheekaflossing voor zijn eigen woning of de premie voor zijn levensverzekering rechtstreeks van een privé-rekening. De werkgever wil niet elke maand de spaarpremie eerst storten op de premiespaarrekening van de werknemer en dan onmiddellijk weer deblokkeren. Mag de werkgever de spaarpremie direct aan de werknemer uitbetalen?

Ja. Artikel 5, derde lid, van de Uitvoeringsregeling bewerkstelligt dat rechtstreekse betalingen van hypotheekaflossingen gelijkgesteld worden met aflossingen die van de premiespaarrekening worden betaald. Volgens artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling mag de spaarpremie bij besteding worden toegekend. Ingevolge artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling mogen rechtstreekse betalingen van premies voor levensverzekeringen gelijkgesteld worden met van de premiespaarrekening betaalde premies. Artikel 8, zevende lid, van de Uitvoeringsregeling bepaalt dat de werkgever de spaarpremie mag toekennen bij besteding van de ingehouden spaargelden voor levensverzekeringspremies. Door elke maand aan de werkgever zijn betalingsbewijzen te overleggen kan de werknemer aantonen dat hij de hypotheekaflossing of de levensverzekeringspremie heeft betaald. Op grond van artikel 11, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling moet de werkgever afschriften van deze betalingsbewijzen bij zijn administratie bewaren.

9. Kunnen de spaarpremies van een oude premiespaarregeling in één keer onbelast uitbetaald worden, indien een nieuwe spaarregeling wordt ingesteld? Kan spaarloon van een oude spaarloonregeling of kunnen winstuitkeringen van een oude winstdelingsspaarregeling in één keer onbelast uitbetaald worden, indien een nieuwe spaarregeling wordt ingesteld?

Nee, de bepalingen van de oude spaarregeling en het Besluit Bedrijfsspaarregelingen moeten in acht genomen worden.

10. Op welke wijze kan een werkgever de spaarpremie in een premiespaarregeling laten differentiëren voor verschillende (groepen) werknemers?

De spaarpremie moet worden toegekend naar gelang de van de werknemers ingehouden spaargelden. De hoogte van de spaarpremie kan alleen beperkt worden door: - het wettelijke maximum; - een vast percentage van de spaargelden, welk percentage voor alle werknemers gelijk moet zijn; - een vast bedrag dat voor alle werknemers gelijk moet zijn. Indien de spaarpremie een percentage is van de spaargelden of een vast bedrag, dat per (groep) werknemer(s) verschilt, is er sprake van meerdere spaarregelingen. Er wordt dan waarschijnlijk niet voor alle regelingen voldaan aan het 75%-criterium.

11. Is het toegestaan dat de omschrijving van de toe te kennen spaarpremie of de maximale hoogte van de in te houden besparingen niet is opgenomen in het premiespaarreglement zelf maar in een afzonderlijk geschrift?

Het is toegestaan dat bepalingen of voorwaarden die behoren tot een spaarreglement, in afzonderlijke schriftelijke bescheiden worden opgenomen, onder de voorwaarde dat het spaarreglement en de bescheiden naar elkaar verwijzen. In feite vormen alle schriftelijke bescheiden te zamen het spaarreglement.

12. In welke gevallen moet bij een premiespaarregeling loonbelasting/premie volksverzekeringen worden ingehouden over de ingehouden spaargelden van een werknemer?

Bij een premiespaarregeling hoeft nooit loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden te worden over de ingehouden spaargelden. Een werknemer kan altijd over zijn ingehouden spaargelden beschikken, aangezien het spaargelden uit zijn netto loon betreft. Indien een werknemer zijn ingehouden spaargelden opneemt voordat de spaartermijn is verstreken en hij de gelden besteedt voor een ander doel dan de in de spaarregeling genoemde toegelaten mogelijkheden, kan niet op grond van de premiespaarregeling een onbelaste spaarpremie worden toegekend.

13. In een spaarloonregeling is de volgende bepaling opgenomen: `Indien een werknemer over (een deel van) het saldo wil beschikken binnen de spaartermijn en de gelden voor een ander doel wil gebruiken dan de erkende bestedingsdoeleinden, houdt de werkgever alsnog loonbelasting/premie volksverzekeringen en premies werknemersverzekeringen in over het op te nemen bedrag. Het resterende netto bedrag wordt vrijgegeven aan de werknemer.' Is zo'n bepaling toegestaan?

Nee. Een spaarloonregeling mag niet de mogelijkheid geven dat er in strijd met de regeling over het spaarloon beschikt wordt. Een regeling waarin bovengenoemde of een soortgelijke bepaling is opgenomen, is geen spaarloonregeling in de zin van artikel 34a, vierde lid, van de Wet. (Zie het besluit van 8 april 1994, nr. DB94/1119M, opgenomen in Infobulletin 94/339, het antwoord op vraag 17.)

14. Een werkgever heeft een aantal werknemers in dienst onder andere voorwaarden dan de andere werknemers die in vaste dienst zijn. Het gaat bijvoorbeeld om oproepkrachten of werknemers die vallen onder het Jeugdwerkgarantieplan of de Vermeend/Moor-regeling. De werkgever wil een spaarregeling instellen, waarbij eerdergenoemde werknemers worden uitgesloten van deelname. De werkgever verzoekt voor deze groep werknemers ontheffing van het 75%-criterium.

De Belastingdienst verleent geen ontheffing van het 75%-criterium. De werkgever kan wellicht gebruikmaken van de eerder gepubliceerde goedkeuring dat werknemers die minder dan 8 uur per week of 1 maand per jaar werken niet hoeven mee te tellen voor het 75%-criterium (zie het besluit van 8 april 1994, nr. DB94/1119M, opgenomen in Infobulletin 94/339, het antwoord op vraag 5).

15. Kan deelname aan een premiespaarregeling gekoppeld worden aan deelname aan een spaarloonregeling?

Deelname aan de premiespaarregeling staat bijvoorbeeld alleen open voor werknemers die deelnemen aan de spaarloonregeling. Het maximumspaarbedrag voor een werknemer en de daaraan gekoppelde spaarpremie hangt af van het voordeel dat de werkgever geniet door de deelname van deze werknemer aan de spaarloonregeling. indien de spaarloonregeling openstaat voor ten minste 75% van het personeel, vormt het feit dat deelname aan de premiespaarregeling alleen openstaat voor werknemers die deelnemen aan de spaarloonregeling, geen belemmering voor het 75%-criterium. De voorwaarde dat werknemers alleen kunnen deelnemen aan de premiespaarregeling als zij ten minste een bepaald bedrag' sparen via de spaarloonregeling, kan wel in strijd zijn met 75%-criterium. Dit hangt af van de samenstelling van de groep werknemers gelet op de hoogte van hun beloning. Toetsing van het 75%-criterium moet daarom per inhoudingsplichtige plaatsvinden. (Zie het besluit van 8 april 1994, nr. DB94/1119M, opgenomen in Infobulletin 94/339, het antwoord op vraag 3.)

16. Welke bedragen mogen op de spaarloonrekening en de premiespaarrekening blijven staan en voor welke bedragen geldt de verhoogde rentevrijstelling?

Spaarloonregeling Op grond van artikel 17 van de Uitvoeringsregeling mag spaarloon waarvoor de spaartermijn in het spaarreglement van de werkgever is verstreken, op de spaarloonrekening blijven staan. Ook alle op het tegoed gekweekte inkomsten mogen op de spaarloonrekening blijven staan. De verhoogde rentevrijstelling geldt voor rente die betrekking heeft op spaarloon dat volgens het spaarloonreglement nog is geblokkeerd, en voor rente die betrekking heeft op inkomsten die al eerder over dit geblokkeerde spaarloon zijn genoten en op de spaarloonrekening staan. Zodra het spaarloon niet meer is geblokkeerd, valt rente over dit spaarloon en die inkomsten niet meer onder de verhoogde rentevrijstelling. Uit artikel 18, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling volgt dat de werkgever (of de spaarinstelling) de op een spaarloonrekening genoten rente moet splitsen in rente die onder de verhoogde rentevrijstelling valt en andere rente.

Premiespaarregeling Op grond van artikel 9 van de Uitvoeringsregeling mogen ingehouden spaargelden altijd op de premiespaarrekening blijven staan. Ook alle op het tegoed gekweekte inkomsten mogen op de premiespaarrekening blijven staan. Alleen definitief toegekende spaarpremies moeten van de rekening af, maar in de praktijk wordt daarvoor wel een zogenoemde `vrije' rekening ten name van de werknemer aangehouden. De verhoogde rentevrijstelling geldt voor rente die betrekking heeft op ingehouden spaargelden gedurende vier jaren na de inhouding (de spaartermijn in het spaarreglement van de werkgever kan langer zijn dan vier jaren) en voor rente die betrekking heeft op voorlopig bijgeschreven spaarpremies. De verhoogde rentevrijstelling geldt ook voor rente die betrekking heeft op inkomsten die al eerder over deze ingehouden spaargelden en voorlopig bijgeschreven spaarpremies zijn genoten. Zodra de periode van vier jaren na inhouding van de spaargelden voorbij is, valt rente over de desbetreffende bedragen niet meer onder de verhoogde rentevrijstelling. Uit artikel 10, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling volgt dat de werkgever (of de spaarinstelling) de op een premiespaarrekening genoten rente moet splitsen in rente die onder de verhoogde rentevrijstelling valt en andere rente.

17. Geldt de verhoogde rentevrijstelling ook voor rente over bedragen die onder het oude regime zijn gespaard?

Indien een oude premiespaarregeling of spaarloonregeling, al dan niet na wijziging, ook volgens het nieuwe wettelijke regime als premiespaarregeling of spaarloonregeling kan worden opgevat, kan de verruimde rentevrijstelling ook gelden voor inkomsten over vóór 1994 gespaarde bedragen.

18. Onder welke voorwaarden is een zogenoemde gemengde verzekering, zoals bedoeld in de toelichting op artikel 8 van de Uitvoeringsregeling, toegestaan?

Overeenkomsten van levensverzekering kunnen blijkens de toelichting op artikel 8 van de Uitvoeringsregeling mede voorzien in een recht op uitkering(en) ten gevolge van het overlijden van de verzekerde werknemer, mits dit recht geen overheersende betekenis heeft. Dit betekent het volgende. Bij een gemengde kapitaalverzekering is het aan de overlijdensuitkering toe te rekenen deel van de premie niet hoger dan het aan de uitkering bij leven toe te rekenen gedeelte. Tevens bedraagt de uitkering bij overlijden niet meer dan driemaal het verzekerde kapitaal bij in leven zijn (vergelijk artikel 25, zesde lid, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964). Bij een gemengde lijfrenteverzekering is het aan de nabestaandenlijfrente toe te rekenen deel van de premie niet hoger dan het aan de oudedagslijfrente toe te rekenen gedeelte.