Overlijdensuitkering krachtens levensverzekering; premiesplitsing VERVALLEN DOOR BESLUIT CPP2008/302M
Besluit van 20 maart 1998, nr. VB 97/1414
De plv. Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
In het onderstaande geef ik antwoord op enkele vragen die zijn gesteld naar
aanleiding van het besluit
van 19 maart 1997, nr. VB 97/568,
inzake premiesplitsing en de betekenis daarvan voor de heffing van successierecht
(hierna ook: het besluit).
Vraag 1
Het besluit bevat het vereiste van een door alle premieplichtigen ondertekend en gedagtekend aanvraagformulier (§ 2.2 en § 4.4, voorwaarde 2). Bij de totstandkoming van verzekeringen wordt evenwel niet altijd gebruik gemaakt van een aanvraagformulier. Kan in plaats van een aanvraagformulier ook een ander schriftelijke stuk als bewijs dienen van de instemming met de premiesplitsing door alle premieplichtigen jegens de verzekeraar?
De in § 2.2 en § 4.4, onder voorwaarde 2, gestelde vereisten met betrekking tot de inhoud van de polis of een daarbij behorend clausuleblad én het aanvraagformulier zijn cumulatief. Naast het vereiste dat de verschuldigdheid jegens de verzekeraar van de premiegedeelten door de verschillende premieplichtigen moet blijken uit de polis of een daarbij behorend clausuleblad, geldt het door alle premieplichtigen ondertekende en gedagtekende aanvraagformulier dus als zelfstandig vereiste.
Bij het afsluiten van verzekeringen
wordt niet altijd gewerkt met een aanvraagformulier, aangezien de aanvraag ook
op andere wijzen kan geschieden. In verband hiermee ontmoet het bij mij geen
bezwaar indien alle premieplichtigen zich - bij het ontbreken van een aanvraagformulier
- door middel van een ander schriftelijk stuk jegens de verzekeraar verbinden
tot het verschuldigd zijn van een bepaald gedeelte van de premie.
Ik keur daarom goed
dat voor de toepassing van het besluit van 19 maart 1997 onder een 'door alle
premieplichtigen ondertekend en gedagtekend aanvraagformulier' mede wordt verstaan
een schriftelijk stuk dat voldoet aan de volgende vereisten:
a. het stuk bevat
in ieder geval de volgende gegevens:
- de namen en geboortedata
van alle premieplichtigen;
- de gegevens van de verzekering waarop de premiesplitsing betrekking heeft;
- de component van de verzekering waarop de premieverschuldigdheid van iedere
premieplichtige betrekking heeft;
- de handtekeningen van alle premieplichtigen;
- de datum van ondertekening door de premieplichtigen;
b. de datum van ondertekening
van het stuk ligt vóór of uiterlijk op de datum van totstandkoming
van de verzekeringsovereenkomst waarop de premiesplitsing betrekking heeft;
c. na ondertekening
door alle premieplichtigen wordt het stuk onverwijld ingezonden aan de verzekeraar
of diens gemachtigde.
Een door alle premieplichtigen
voor accoord getekende offerte die de bovengenoemde gegevens bevat, kan gelden
als een dergelijk schriftelijk stuk.
Daarnaast blijft uiteraard
het vereiste gelden dat de verschuldigdheid van premie door elk van die premieplichtigen
en de gesplitste bedragen moeten blijken uit de polis of een bij de polis behorend
clausuleblad.
Vraag 2
Geldt voor verzekeringen met een premiesplitsing die zijn afgesloten vóór of op 19 maart 1997 het vereiste van een door alle premieplichtigen ondertekend en gedagtekend aanvraagformulier? Hoe is uw beleid op dit punt ten aanzien van verzekeringen die zijn of worden afgesloten in de periode die loopt van 20 maart 1997 tot 1 juli 1998?
Ik acht het niet redelijk om het
vereiste van een ondertekend en gedagtekend aanvraagformulier te stellen voor
verzekeringen die op 19 maart 1997 reeds waren afgesloten. Dit mag ook blijken
uit het feit dat dit vereiste niet geldt voor een verzekering die met toepassing
van § 6 tijdig wordt hersteld.
Voor verzekeringen met een premiesplitsing die zijn afgesloten vóór
of op 19 maart 1997 en die, afgezien van het vereiste van het aanvraagformulier,
voldoen aan het gestelde in het besluit hoeft dus niet alsnog een aanvraagformulier
te worden ondertekend door alle premieplichtigen.
Voor verzekeringen met een premiesplitsing die zijn afgesloten in de periode
die loopt van 20 maart 1997 tot 1 juli 1998 geldt hetzelfde.
Vraag 3
In de periode direct volgend op de datum van publicatie van het besluit van 19 maart 1997 zijn nogal wat verzekeringen met een premiesplitsing afgesloten die niet voldeden aan de vereisten van het besluit. Mag de regeling voor lopende polissen van § 6 ook op deze verzekeringen worden toegepast?
De regeling die is opgenomen
in § 6 geldt voor "lopende polissen", d.w.z. voor verzekeringen
die op 19 maart 1997 reeds waren afgesloten. Gebleken is dat het om praktische
redenen vaak niet mogelijk was verzekeringen met een premiesplitsing met ingang
van 20 maart 1997 direct volledig in overeenstemming met het in het besluit
geformuleerde premiesplitsingsbeleid af te sluiten.
Om die reden keur
ik goed dat de regeling voor lopende polissen tevens geldt voor verzekeringen
die zijn of worden afgesloten in de periode van 20 maart 1997 tot 1 juli 1998.
Voor alle duidelijkheid zij hierbij nog opgemerkt dat de mogelijkheid van herstel
van § 6 alleen geldt voor de in die paragraaf strikt omschreven situaties.
Herstel dient steeds plaats te vinden vóór 1 juli 1998.
Intrekking resoluties
In verband met het gestelde in het besluit van 19 maart 1997 heeft het gestelde in de resoluties van 14 juni 1951, nr. 21, en 3 augustus 1951, nr. 67, PW 15637, zijn belang verloren. Deze resoluties worden hierbij ingetrokken.