Uiterste betaaldatum premies van lijfrenten VERVALLEN M.I.V. CPP2005/2728M, VRAAGNR. 7.1.3

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 13 mei 2002, nummer CPP2002/1130M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964, besluit van 10 juni 1993, nr. DB93/2467M.


1. Inleiding

In dit besluit wordt ingegaan op de gevolgen van het niet tijdig betalen van lijfrentepremies.


2. Premies betaald na afloop van de terugwentelingstermijn; hardheidsclausule

Ingevolge artikel 3.130, eerste lid, Wet IB 2001 worden premies voor lijfrenten in aanmerking genomen op het tijdstip waarop deze zijn betaald of verrekend voor zover de verrekening niet leidt tot een schuldig gebleven bedrag. Op basis van het tweede lid van genoemde bepaling en hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel Sa, van de Invoeringswet Wet IB 2001 kan een belastingplichtige premies voor lijfrenten als bedoeld in de artikelen 3.127, tweede lid (jaarruimte), 3.128 (omzetting oudedagsreserve) en 3.129 (omzetting stakingswinst) van de Wet IB 2001 die binnen twaalf maanden na afloop van het kalenderjaar zijn betaald of verrekend, naar bij de aangifte gemaakte keuze aanmerken als premies die zijn betaald of verrekend in het kalenderjaar ("terugwentelen"). Ingevolge mijn Besluit van 4 december 2001, nr. DGB2001/1339M, geldt deze terugwentelingsmogelijkheid voor het belastingjaar 2001, vooruitlopend op een voorstel tot wetswijziging, ook voor de reserveringsruimte als bedoeld in artikel 3.127, derde lid, van de Wet IB 2001.

De vraag is voorgelegd of op of na de terugwentelingstermijn betaalde bedragen onder omstandigheden (bijvoorbeeld omdat het inkomen over het voorafgaande kalenderjaar nog niet bekend is) toch met toepassing van de hardheidsclausule kunnen worden teruggewenteld.
Allereerst acht ik de terugwentelingstermijn na afloop van het kalenderjaar waarin de premieaftrek is gewenst ruim voldoende voor de bepaling van de hoogte van een eventueel pensioentekort als bedoeld in artikel 3.127, tweede lid, Wet IB 2001. Daarnaast brengt de regeling van de reserveringsruimte mee dat de in een kalenderjaar niet gebruikte jaarruimte met toepassing van artikel 3.127, derde lid, Wet IB 2001, (deels) alsnog in aanmerking kan worden genomen in het jaar van betaling.
Tevens merk ik op dat voor zover de betaling na afloop van de desbetreffende termijn meebrengt dat de lijfrentepremie niet aftrekbaar is in box 1, het desbetreffende recht onderdeel uit gaat maken van de heffingsgrondslag in box 3; er treedt derhalve geen dubbele belastingheffing op.

Verzoeken om met toepassing van de hardheidsclausule toe te staan dat premies die zijn betaald of verrekend na twaalf maanden (voor 2001 en 2002, daarna na zes maanden) na afloop van het kalenderjaar, alsnog aan te merken als premies die zijn betaald in het kalenderjaar, zullen gelet op het vorenstaande door mij worden afgewezen.


3. Ingangsdatum

Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.