Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector Brieven en Beleidsbesluiten
Besluit
van 7 december 2005, nr. CPP2005/2828M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit bevat een goedkeurende maatregel over de vormgeving die vereist is voor lijfrenten om na het kalenderjaar 2005 nog een overbruggingslijfrente te kunnen bedingen.
Op 26 mei 2005 heb ik in het persbericht 2005/071 een goedkeuring aangekondigd over de vormgeving die vereist is voor lijfrenten om na het kalenderjaar 2005 nog een overbruggingslijfrente te kunnen bedingen. Dit besluit bevat die goedkeuring.
Algemeen; vanaf 2006 geen
premieaftrek meer voor overbruggingslijfrente
Op grond van de Wet
aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling,
Stb. 2005,115 (hierna: Wet VPL), die wat dit onderdeel betreft
in werking treedt op 1 januari 2006, is met ingang van die datum geen premieaftrek
meer mogelijk voor tijdelijke lijfrenten die voorafgaan aan de pensioendatum.
Dergelijke lijfrenten worden in de praktijk overbruggingslijfrenten genoemd.
Wel is het op grond van het in de Wet VPL opgenomen overgangsrecht mogelijk
om in de toekomst nog overbruggingslijfrenten te bedingen voor zover er sprake
is van op 31 december 2005 bestaande aanspraken (eerbiedigende werking,
zie artikel 10a.1 van
de Wet IB 2001, onderdeel van artikel III Wet VPL).
Wettelijke voorwaarde
eerbiedigende werking
Voor die eerbiedigende werking geldt als voorwaarde dat de polis (mede)
betrekking heeft op een overbruggingslijfrente. Dit houdt in dat de
overbruggingslijfrente uitdrukkelijk (mede) verzekerd dient te zijn. In vele
bestaande lijfrentepolissen worden overbruggingslijfrenten echter niet met
zoveel woorden genoemd. Eenvoudshalve zijn meestal uitsluitend de zogenoemde
oudedagslijfrenten in de polis opgenomen, met als achterliggende gedachte dat op
grond van de huidige Wet IB 2001 een fiscaal geruisloze omzetting in een
overbruggingslijfrente steeds mogelijk is.
Vervallen omzettingsmogelijkheid
met ingang van 2006
Met ingang van 2006 komt de mogelijkheid tot omzetting in een overbruggingslijfrente
te vervallen. In situaties waarin men een dergelijke omzetting toch zou willen,
zou de overbruggingslijfrente in 2005 (alsnog) uitdrukkelijk in de bestaande
lijfrentepolis moeten worden opgenomen om in de toekomst gebruik te kunnen maken
van de eerbiedigende werking van het overgangsrecht van artikel
10a.1 van de Wet IB 2001.
Algemeen
Om te voorkomen dat lijfrentepolissen alleen om deze reden moeten worden
aangepast, keur ik goed dat de hiervóór vermelde aanpassing van
lijfrentepolissen niet nodig is om in de toekomst overbruggingslijfrenten te
kunnen bedingen met betrekking tot op 31 december 2005 bestaande
aanspraken.
Lijfrente voor
oudedagsreserve en/of stakingswinst
De goedkeuring geldt ook voor lijfrenten die worden of zijn bedongen in
het kader van de omzetting van de fiscale oudedagsreserve in een lijfrente en/of
in het kader van de omzetting van stakingswinst in een lijfrente.
Omzetting artikel 19
(oud)/artikel 44j(oud) Wet IB 1964 stamrecht
De goedkeuring geldt eveneens voor stamrechten die in het verleden zijn
bedongen met toepassing van artikel 19 (oud) en artikel 44j (oud) van de Wet IB
1964. Dergelijke stamrechten mogen thans worden omgezet in een lijfrente als
bedoeld in artikel 3.125 van de Wet IB 2001. De omzetting in een
overbruggingslijfrente kan in dit kader ook plaatsvinden na het kalenderjaar
2005.
Terugwenteling premies
naar kalenderjaar 2005
Op grond van artikel 10a.1, eerste lid, van de Wet IB 2001 geldt de
eerbiedigende werking voor aanspraken die voortvloeien uit premies die vóór 1 januari
2006 als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn genomen. Als
gevolg hiervan geldt de eerbiedigende werking ook voor aanspraken die
voortvloeien uit premies die zijn betaald in 2006 en die op grond van artikel
3.130, tweede en derde lid, van de Wet IB 2001 in 2005 in aanmerking zijn
genomen (terugwenteling). Het kan hierbij gaan om reeds vóór 2006 gesloten
lijfrenten maar ook om in 2006 gesloten lijfrenten, waarbij de premie is
teruggewenteld naar 2005. Ook voor de betreffende polissen waarvan de premies
naar 2005 zijn teruggewenteld, is de goedkeuring van toepassing. Ook daarin
behoeft de overbruggingslijfrente derhalve niet uitdrukkelijk te zijn genoemd
(verzekerd).
Waarde in het economische
verkeer van polis; terugwenteling premies
Indien (mede) een overbruggingslijfrente is verzekerd, terwijl na 31 december
2005 nog premies worden voldaan, kan in de toekomst slechts een
overbruggingslijfrente worden bedongen tot het bedrag van de waarde in het
economische verkeer van de verzekering op 31 december 2005 (artikel 10a.1,
derde lid, van de Wet IB 2001). Premies die met toepassing van artikel 3.130 van
de Wet IB 2001 worden teruggewenteld naar 2005, worden in dit verband niet
aangemerkt als premies die na 31 december 2005 zijn voldaan.
Met betrekking tot de waarde in het economische verkeer van lijfrenten waarvoor na 31 december 2005 nog premies worden voldaan keur ik het volgende goed. De waarde in het economische verkeer van de polis op 31 december 2005 kan worden verhoogd met de nominale premie die na 31 december 2005 is voldaan en met toepassing van artikel 3.130 van de Wet IB 2001 is teruggewenteld.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dagtekening van dit besluit.