Tijdige binnenkomst aanvraagformulier voor kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. Totstandkoming overeenkomst uiterlijk op 15 oktober 1990

UITSPRAAK BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE ARNHEM (VERWIJZINGSHOF)
Belastingkamer : Eerste meervoudige
Zaaknummer : BK 05/00285
Datum uitspraak : 9 maart 2006
Belastingmiddel : Inkomstenbelasting
   
Uitspraak hof Den Bosch : Klik hier voor de uitspraak van het hof (VERWEZEN)
Zaaknummer : BK 00/01746
Datum uitspraak : 3 oktober 2002
   
Arrest Hoge Raad : Klik hier voor arrest HR (VERWEZEN)
Zaaknummer : 38.856
Datum arrest : 29 april 2005 AZ

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen P op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde navorderingsaanslag nr. 01.H.47.

1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 57 093.
1.2. Vervolgens is hem over dat jaar de voormelde navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 67 093. Na daartegen gemaakt bezwaar is deze navorderingsaanslag bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, welk hof bij uitspraak van 3 oktober 2002, nr. 00/01746, het beroep ongegrond heeft verklaard.
1.4. Op het beroep in cassatie van belanghebbende heeft de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 29 april 2005, nr. 38 856 (BNB 2005/255*; hierna: het verwijzingsarrest), de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
1.5. Tot de stukken van het geding behoren de conclusies na verwijzing die achtereenvolgens belanghebbende en de Inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Maastricht (hierna: de Inspecteur) hebben ingezonden en die over en weer in afschrift zijn doorgezonden, alsmede de notities van het pleidooi dat ter zitting op 18 november 2005 namens belanghebbende is gehouden.
1.6. Van het onderzoek ter zitting op 18 november 2005 te Arnhem is proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.7. Van het voortgezette onderzoek ter zitting op 27 januari 2006 te Arnhem is proces-verbaal opgemaakt, dat eveneens aan deze uitspraak is gehecht.

2. Vaststaande feiten
Voor dit geding kan als vaststaand worden aangenomen hetgeen is vermeld in de voormelde uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch onder ‘2. Feiten’.

3. Geschil
3.1. Na cassatie en verwijzing als voormeld is nog slechts in geschil, of het aanvraagformulier waaraan door D Levensverzekering N.V. (hierna: D) het nummer 0454 is toegekend, uiterlijk 15 oktober 1990 D of een daartoe door haar gevolmachtigde inspecteur heeft bereikt. Voorts moet worden beoordeeld of de Inspecteur zal worden veroordeeld in belanghebbendes kosten van het geding voor het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.

4. Beoordeling van het geschil
4.1. De Inspecteur, op wiens weg dit zou hebben gelegen, voert geen bijzondere omstandigheden aan als bedoeld in rechtsoverweging 3.6 van het verwijzingsarrest, die zouden meebrengen dat A als verzekeringsinspecteur van D niet gevolmachtigd zou zijn geweest tot inontvangstneming van het op 18 september 1990 gedagtekende aanvraagformulier waarmee belanghebbende het aanbod van D heeft aanvaard.
4.2. De Inspecteur betwist niet, en het Hof acht aannemelijk, dat het aanvraagformulier is ondertekend op de daarop vermelde datum 18 september 1990.
4.3. Het Hof acht aannemelijk dat, zoals A voornoemd ter zitting van 27 januari 2006 als getuige heeft verklaard, hij in de periode september-oktober 1990, gelet op de positie van Joosten als startende tussenpersoon, tweemaal per maand Joosten bezocht en alle ingevulde en ondertekende aanvraagformulieren meenam om deze te kunnen doorsturen naar de verzekeringsmaatschappij.
4.4. Uit de verklaring van A voornoemd wordt niet aannemelijk dat hij dat formulier eerst na 15 oktober 1990 in ontvangst zou hebben genomen. Met die verklaring is immers niet onverenigbaar dat het formulier hem wel uiterlijk op die datum heeft bereikt maar door andere oorzaken vertraagd op het hoofdkantoor van D is aangekomen en/of verwerkt.
4.5. In de omstandigheden van dit geval, waar sprake is van een groot tijdsverloop alsmede van feiten en omstandigheden buiten de reguliere termijn voor navordering, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast mee dat niet van belanghebbende kan worden verlangd zodanige oorzaak aan te wijzen maar dat de Inspecteur bewijst dat het formulier niet vóór 15 oktober 1990 door A voornoemd in ontvangst kan zijn genomen.
4.6. Het vorenstaande brengt mee dat het er in dit geding voor moet worden gehouden dat de onderhavige kapitaalverzekering met lijfrenteclausule tot stand is gekomen uiterlijk op 15 oktober 1990.

5. Slotsom
Het beroep is gegrond. De bestreden navorderingsaanslag kan niet in stand blijven.

6. Kosten
De proceskosten van belanghebbende zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op (2 punten [beroepschrift en verschijnen ter zitting] à € 322 ×1,5=) € 966 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de behandeling van het beroep bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch en op (2 punten [0,5 voor de conclusie na verwijzing, 1 voor de eerste zitting en 0,5 voor de tweede zitting] à € 322 ×1,5 =) € 966 voor de behandeling bij dit Hof, alsmede op belanghebbendes reis- en verblijfkosten, begroot op 1× € 31 (Z-’s-Hertogenbosch en terug) en 2× € 38 (Z-Arnhem en terug), in totaal derhalve € 2 039.

7. Beslissing
Het Gerechtshof:
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur alsmede de daarbij gehandhaafde navorderingsaanslag;
– gelast de Staat aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 27,23 te vergoeden;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 2 039, te vergoeden door de Staat.

Aldus gedaan te Arnhem op 9 maart 2006 door mr. Röben, voorzitter, mr.drs. F.J.P.M. Haas en mr.dr. Van Amsterdam. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.

Bron: www.rechtspraak.nl

LJN-nummer: AV6388