Geen aftrek premies voor niet aan IB 2001 aangepaste kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. Grove schuld aan zijde belastingplichtige; navordering en boete 25% in stand
UITSPRAAK BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN | ||
Belastingkamer : | Tweede meervoudige | |
Zaaknummer : | BK 36/06 | |
Datum uitspraak : | 11 mei 2007 | |
Belastingmiddel : | Inkomstenbelasting / AWR |
UITSPRAAK
van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen de inspecteur tegen de uitspraak in de zaak AWB 05/1986 van de rechtbank Leeuwarden van 19 april 2006 (EvT: niet beschikbaar!) in het geding tussen X wonende te Z, de belanghebbende, en de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende
voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag (aanslagnummer 000.00.000.H17) inkomstenbelasting
en premie volksverzekeringen (IB/PV) opgelegd, berekend naar een belastbaar
inkomen uit werk en woning van € 24.716. Tevens is een vergrijpboete opgelegd
van 25% (€ 223).
Belanghebbende heeft tegen de opgelegde vergrijpboete een bezwaarschrift ingediend.
Bij uitspraak van 27 oktober 2005 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond
verklaard. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank Leeuwarden
(hierna de rechtbank) ingesteld.
Bij uitspraak van 19 april 2006 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard
en de uitspraak op bezwaar vernietigd, evenals de navorderingsaanslag voorzover
deze betrekking heeft op de opgelegde boete.
Tegen deze uitspraak heeft de inspecteur hoger beroep ingesteld bij beroepschrift
(met bijlage) van 1 mei 2006, bij het hof ingekomen op 2 mei 2006. Bij brief
van 29 juni 2006 (met bijlage) heeft de inspecteur de gronden van het hoger
beroep ingediend.
Namens belanghebbende is op 17 juli 2006 een verweerschrift ingediend, nadat
op 15 mei 2006 een machtiging van belanghebbende is binnengekomen.
De tweede meervoudige belastingkamer van het hof heeft de zaak ter zitting behandeld
op 15 maart 2007. Aldaar zijn verschenen A, namens de inspecteur, alsmede belanghebbende,
vergezeld van zijn echtgenote, tevens gemachtigde, mevrouw B. Namens de inspecteur
is een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Van alle genoemde (en hierna nog
te noemen) stuken moet de inhoud als hier ingelast worden beschouwd.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding
en het verhandelde ter zitting staat, als niet tussen partijen in geschil, dan
wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende
weersproken, het volgende vast.
2.1. Belanghebbende heeft bij zijn aangifte IB/PV 2001 een bedrag van € 2.379
aan premies in aftrek gebracht welke premies betrekking hebben op een kapitaalverzekering
met lijfrenteclausule, welke op 1 september 1989 is ingegaan.
2.2. De echtgenote van belanghebbende verzorgt al sinds jaar en dag (met hulp)
de belastingaangifte van belanghebbende. De aangifte 2001 heeft zij door een
bevriende deskundige, werkzaam op een accountantskantoor, laten verzorgen. Zij
heeft deze deskundige ten behoeve van de aangifte 2001 de over dat jaar betaalde
premienota voor voormelde kapitaalverzekering ter hand gesteld.
2.3. Conform de door deze deskundige opgestelde aangifte heeft de inspecteur
aan belanghebbende een aanslag IB/PV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit
werk en woning van € 22.337.
2.4. Nadien is de inspecteur bij gelegenheid van de aanslagregeling 2003 gebleken
dat belanghebbende heeft verzuimd om - met het oog op het waarborgen van de
aftrekbaarheid van de premies - zijn kapitaalverzekering met lijfrenteclausule
tijdig aan te passen, zoals bedoeld in het besluit
van de staatssecretaris van Financiën van 28 augustus 2002 (nr.CPP2002/1275M,
BNB 2002/360). Bij dit besluit is bepaald dat voor premies die zijn of worden
betaald in de jaren 2001 en 2002 een dergelijk aanpassing uiterlijk op 31 december
2002 moet plaatsvinden, dan wel, indien dat tijdstip later is, het tijdstip
waarover de aangifte 2001 wordt gedaan. De inspecteur heeft daarom bij aanslag
van 15 juli 2005 de primitieve aanslag gecorrigeerd en een vergrijpboete van
25% van het te betalen belastingbedrag opgelegd.
2.5. De verzekeringsmaatschappij van belanghebbende (C), bij wie de bedoelde
kapitaalverzekering liep, heeft hem over de noodzaak tot wijziging van zijn
kapitaalverzekering met lijfrenteclausule met het oog op de aftrekbaarheid van
de premies tijdig en schriftelijk geïnformeerd. Belanghebbende en diens
echtgenote hebben deze schriftelijke informatie wel ontvangen, maar niet aan
de bevriende deskundige ter beschikking gesteld met het oog op de aangifte IB/PV
over 2001. Op het aanbod van C van een persoonlijk advies door middel van huisbezoek
door de tussenpersoon zijn belanghebbende en zijn echtgenote niet ingegaan.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1. De inspecteur stelt zich op
het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake
is van grove schuld aan de zijde van belanghebbende, omdat hij en zijn echtgenote
in redelijkheid niet hoefden te twijfelen aan de fiscale aanvaardbaarheid van
de aangifte, zodat de grove schuld van de door hen ingeschakelde deskundige
niet aan belanghebbende kan worden toegerekend.
3.2. Naar de mening van de inspecteur is in dit geval niet alleen sprake van
grove schuld aan de zijde van de door belanghebbende ingeschakelde deskundige,
maar ook aan de zijde van belanghebbende, omdat deze ernstig is tekortgeschoten
in zijn zorgplicht ten aanzien van de eigen aangifte en niet de zorg heeft betracht
die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd in de samenwerking met zijn gemachtigde.
Hiertoe voert de inspecteur aan dat de verzekeringsmaatschappijen hun verzekerden
eind 2000 hebben aangeschreven en daarbij hebben geadviseerd of de bestaande
lijfrentepolis kon worden voortgezet of dat die polis om in aanmerking te blijven
komen voor belastingaftrek, moest worden aangepast. Ook tegen het eind van 2002
hebben de verzekeringsmaatschappijen hun verzekerden hierover nogmaals aangeschreven
om te wijzen op de gewijzigde fiscale wetgeving ten aanzien van de premieaftrek
voor lijfrenteverzekeringen. Daarbij is aan belanghebbende de mogelijkheid geboden
van een persoonlijk advies waarvoor de tussenpersoon bij hem thuis zou komen.
Belanghebbende heeft daarvan echter geen gebruik gemaakt. Ook wijst de inspecteur
erop dat belanghebbende heeft nagelaten om de door zijn echtgenote ingeschakelde
deskundige op de hoogte te brengen van de van C afkomstige informatie over dit
onderwerp.
3.3. Bovendien is de inspecteur van mening dat de ingrijpende wijziging van
het belastingstelsel per 1 januari 2001 een feit van algemene bekendheid mag
worden genoemd. Daarbij wijst de inspecteur erop dat de echtgenote van belanghebbende
al zeer lange tijd de belastingaangiftes verzorgt en dus geen leek is op fiscaal
gebied, zodat het haar – mede in het licht van de informatie van C - niet kan
zijn ontgaan dat er een wijziging was opgetreden in de fiscale aftrekbaarheid
van de premies van de kapitaalverzekering van haar echtgenoot.
3.4. Namens belanghebbende is aangevoerd dat hij het invullen van zijn aangifte
aan zijn echtgenote pleegt over te laten, die in deze procedure ook als zijn
gemachtigde optreedt. De gemachtigde erkent dat zij zich onvoldoende heeft verdiept
in de informatie die haar echtgenoot over deze kwestie van de verzekeringsmaatschappij
heeft ontvangen, maar stelt dat de door haar ingeschakelde deskundige daar ook
niet naar heeft gevraagd. Zij is van mening dat de hoogte van de opgelegde boete
in wanverhouding staat tot de aard van het vergrijp.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1. Op grond van art. 67e van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen – voor zover hier van belang - kan de inspecteur
gelijktijdig met de vaststelling van een navorderingsaanslag een boete opleggen
indien het met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt
geheven aan grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag
tot een te laag bedrag is vastgesteld. De inspecteur heeft de onderhavige vergrijpboete
van 25% op deze bepaling gebaseerd, alsmede op par. 25 tweede lid en par. 27
van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.
4.2. Bij arrest van 1 december 2006, nr. 40.369 heeft de Hoge Raad voor vergrijpboetes
toerekening van opzet en grove schuld van een ander dan de belastingplichtige
aan de belastingplichtige uitgesloten. Hierbij is de Hoge Raad teruggekomen
van zijn arrest BNB 1988/270. De enkele omstandigheid dat de belastingplichtige
een adviseur heeft ingeschakeld wiens opzet of grove schuld wordt vastgesteld,
rechtvaardigt, aldus de Hoge Raad in deze uitspraak, niet het vermoeden dat
ook bij de belastingplichtige opzet of grove schuld aanwezig is geweest. In
de uitspraak van 1 december 2006 heeft de Hoge Raad echter ook overwogen dat
opzet of grove schuld van de adviseur kan samengaan met opzet of grove schuld
van de belastingplichtige en dat in dat geval van belang kan zijn of de belastingplichtige
de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem kan worden gevergd bij de
keuze van zijn adviseur en bij de samenwerking met die adviseur.
4.3. Het hof stelt vast dat niet in geschil is dat de deskundige die door belanghebbende
en/of zijn echtgenote is ingeschakeld om de belastingaangifte 2001 te verzorgen
grove schuld kan worden verweten, nu deze, ondanks de informatie daarover in
de toelichting bij de aangifte, over het hoofd heeft gezien dat de premie voor
de kapitaalverzekering niet aftrekbaar was, omdat die verzekering niet door
belanghebbende was aangepast in verband met het nieuwe belastingstelsel.
4.4. De vraag is nu of in het licht van voormelde uitspraak van de Hoge Raad
ook belanghebbende grove schuld kan worden verweten ten aanzien van deze onjuiste
aangifte.
4.5. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
In rechte staat vast dat belanghebbende door zijn verzekeringsmaatschappij tijdig
is gewaarschuwd dat zijn kapitaalverzekering moest worden aangepast om ook onder
het nieuwe belastingstelsel nog te kunnen profiteren van belastingaftrek van
de premie. Belanghebbende heeft voorts niet betwist dat hij hiervoor door zijn
verzekeringsmaatschappij ook nog een tweede keer schriftelijk is gewaarschuwd,
zoals de inspecteur heeft gesteld. Bovendien is hij niet ingegaan op een aanbod
voor huisbezoek door zijn tussenpersoon om een en ander nader toe te laten lichten.
Ten slotte heeft belanghebbende ook verzuimd om de brieven van zijn verzekeringsmaatschappij
aan de door hem ingeschakelde deskundige ten behoeve van zijn aangifte ter hand
te stellen. Hierdoor heeft belanghebbende niet de zorg betracht die redelijkerwijs
van hem kan worden gevergd bij de samenwerking met de mede namens hem ingeschakelde
adviseur.
4.6. Voornoemde omstandigheden acht het hof voldoende grond voor het aannemen
van grove schuld aan de zijde van belanghebbende, zodat de opgelegde boete van
€ 223,= passend en geboden is.
4.7. Voor zover belanghebbende zou willen betogen dat hem geen schuld kan worden
toegerekend, nu niet hijzelf, maar zijn echtgenote feitelijk de aangifte verzorgde,
kan hem dat reeds daarom niet baten, omdat geen omstandigheden zijn gesteld
of gebleken op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat hij zelf niet
in staat was om voormelde berichtgeving van C op zijn waarde te schatten en
deze aan de deskundige te doen toekomen. Ter zitting van het hof heeft belanghebbende
immers nog meegedeeld dat hij al lange tijd in Nederland verblijft en Nederlands
kan lezen.
4.8. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat de aangevallen uitspraak
moet worden vernietigd, waarbij het hof het beroep tegen de uitspraak op bezwaar
van 27 oktober 2005 alsnog ongegrond zal verklaren. Het hof ziet geen aanleiding
voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
5. De beslissing
Het gerechtshof
vernietigt de uitspraak van de rechtbank waarvan beroep en
verklaart het bij de rechtbank ingesteld beroep ongegrond.
Gedaan en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2007 door mr. G.M. Van der Meer, raadsheer en voorzitter, mr. D. Keur, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. de Jong en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Bron: www.rechtspraak.nl
LJN-nummer: BA5194