Samenhang tussen levensverzekeringsovereenkomsten dermate groot dat sprake is van stamrecht tegen eenmalige koopsom, aanvangende na 14 jaar met eerste hoge uitkering. Sprake van combinatiepolis
UITSPRAAK GERECHTSHOF TE ARNHEM | |
Belastingkamer (sector belasting) : | Tweede meervoudige |
Zaaknummer : | BK 06/00025 |
Datum uitspraak : | 30 oktober 2007 |
Belastingmiddel : | Inkomstenbelasting |
Uitspraak rechtbank : | Klik hier voor de uitspraak van de rechtbank |
Registratienummer : | AWB 05/1783 |
Datum uitspraak : | 13 december 2005 |
U I T S P R A A K
van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 13 december 2005, nummer AWB 05/1783, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
1. Aanslag, het bezwaar en het geding voor de Rechtbank
1.1. Aan belanghebbende is voor het
jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd
naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 124.228. Deze aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar,
bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank Arnhem (verder: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Het geding voor het Hof
2.1 Belanghebbende is van deze uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij dit Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 10 mei 2007 zijn van belanghebbendes gemachtigde nadere stukken door het Hof ontvangen, welke op dezelfde datum in kopie naar de Inspecteur zijn doorgezonden.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 31 mei 2007 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende alsmede de Inspecteur. De Inspecteur heeft bij deze mondelinge behandeling een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota wordt als hier ingelast aangemerkt.
2.3 Het Hof heeft tijdens de zitting de Inspecteur verzocht om zo spoedig mogelijk na de zitting alsnog een berekening van belanghebbendes belastbaar inkomen uit werk en woning, dat uit zijn subsidiare stelling volgt, in te dienen. Het Hof heeft de berekening op 11 juni 2007 ontvangen. Een afschrift van deze berekening is naar belanghebbendes gemachtigde gezonden, die daarop bij brief van 28 juni 2007 gereageerd heeft. Vervolgens hebben partijen het Hof schriftelijk toestemming gegeven zonder (nadere) mondelinge behandeling van de zaak uitspraak te doen. Het Hof heeft het onderzoek vervolgens op de voet van artikel 8:64, lid 5 van de Algemene wet bestuursrecht gesloten.
2.4 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
3. Feiten
3.1 Belanghebbende heeft op 21 april 1988 met A Levensverzekering NV (hierna: A NV) twee levensverzekeringsovereenkomsten afgesloten. Op de beide polissen is belanghebbende aangewezen als verzekeringsnemer, verzekerde en (eerste) begunstigde.
3.2 De eerste polis (polisnummer 01) vermeldt dat ingaande 21 april 1988 een kapitaal is verzekerd dat leidt bij in leven zijn van de verzekerde op 21 april 2002 dan wel bij diens overlijden vóór 21 april 2002 tot uitkering van ten minste f 421.537. Bij in leven zijn van de verzekerde op 21 april 2002 neemt dit kapitaal ten gevolge van een overrentewinstdeling toe tot ten minste f 463.691. Als begunstigden zijn achtereenvolgens genoemd de verzekeringsnemer, de weduwe van verzekeringsnemer, de kinderen van de verzekeringsnemer en de erfgenamen van de verzekeringsnemer. De premie bedraagt f 27.500 per jaar van 21 april 1988 tot 21 april 2002, bij vooruitbetaling te voldoen zolang de verzekerde leeft.
3.3 De tweede polis (polisnummer
02) vermeldt dat ingaande 21 april 1988 een lijfrente is verzekerd die leidt
tot een jaarlijkse uitkering van f 27.500 per jaar uit te keren aan belanghebbende
gedurende zijn leven. Na zijn overlijden wordt een lijfrente van
f 19.250 per jaar aan zijn weduwe (medeverzekerde) uitgekeerd gedurende haar
leven. De lijfrente wordt tot 21 april 2002 uitgekeerd in jaarlijkse termijnen
vooraf en na die datum in kwartaaltermijnen achteraf. Als begunstigden vermeldt
de polis achtereenvolgens de verzekerde en de weduwe van de verzekerde. De tegenprestatie
voor deze verzekering is een koopsom van f 400.000.
3.4 Op 21 april 2002 heeft A NV uit
hoofde van de eerste polis een bedrag van € 226.640
(f 499.448) aan belanghebbende uitgekeerd. Belanghebbende heeft voor het jaar
2002 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 17.073. De Inspecteur
heeft belanghebbendes aangifte gecorrigeerd en een bedrag bij het belastbaar
inkomen uit werk en woning geteld van € 107.155, zijnde de uitkering ad € 226.640
verminderd met de actuarieel berekende koopsom van € 119.485. Bij uitspraak
op bezwaar heeft de Inspecteur deze correctie gehandhaafd. Belanghebbende heeft
daartegen bij de Rechtbank Arnhem beroep ingesteld. De Rechtbank Arnhem heeft
de Inspecteur inhoudelijk in het gelijk gesteld en belanghebbendes belastbaar
inkomen uit werk en woning, als zijnde niet tussen partijen in geschil, verminderd
tot € 115.472.
4. Geschil
4.1. De Inspecteur neemt primair het standpunt in dat tussen de beide onder 3.2 en 3.3. genoemde polissen gedurende de looptijd van de kapitaalverzekering een samenhang bestaat die er toe leidt dat in wezen een kapitaalverzekering tegen betaling van een koopsom is gesloten. Hij verwijst daarbij naar de arresten van de HR van 23 april 1997, nr 31 139, BNB 1997/233 en 28 oktober 2005 nr. 39 338, BNB 2006/31.
4.2. De Inspecteur heeft ter zitting
subsidiair het standpunt ingenomen dat de samenhang tussen de polissen er toe
leidt dat sprake is van één overeenkomst, namelijk een lijfrente
die na veertien jaar of vooroverlijden een eerste grote uitkering doet en vervolgens
jaarlijks een lagere uitkering. Uitgaande van dit standpunt berekent de Inspecteur
belanghebbendes belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt.
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning € 17.073
Bij: correctie belaste rentebestanddeel € 45.127
correctie ziektekostenaftrek en giften € 2.152
vast te stellen belastbaar inkomen uit werk en woning € 64.352.
4.3. Belanghebbende heeft daartegen ingebracht dat de beide genoemde verzekeringen op zich zelf staande contracten zijn die ook voor de fiscale behandeling als zodanig moeten worden beschouwd, nu de einddatum van beide polissen niet gelijk is en de lijfrenteverzekering (ook) het karakter heeft van een nabestaandenvoorziening voor de echtgenote. Voorts voert belanghebbende aan dat met betrekking tot de kapitaalverzekering er geen sprake is van een hoog/laag constructie maar van een gemengde verzekering tegen gelijkblijvende jaarpremie. Niet het beleggingskarakter maar het verzekeringskarakter heeft voorop gestaan.
4.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging de uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de onderhavige aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.225.
4.5. De Inspecteur concludeert primair
tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot vernietiging
van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de onderhavige aanslag
tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 64.352.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Vaststaat dat tussen de hiervoor onder 3.2 en 3.3 vermelde verzekeringsovereenkomsten een samenhang bestaat, aldus dat zij tussen dezelfde partijen zijn gesloten, dat zij een gelijke ingangsdatum hebben en dat belanghebbende in beide overeenkomsten wordt aangeduid als verzekeringsnemer, verzekerde en – uiteraard tenzij een uitkering wordt gedaan na zijn overlijden – begunstigde. Voorts is de jaarlijkse uitkering ingevolge de onder 3.3 vermelde verzekeringsovereenkomst gedurende de looptijd van de eerstgenoemde verzekeringsovereenkomst even hoog als de jaarlijkse premie voor de onder 3.2 vermelde verzekeringsovereenkomst en kent zij dezelfde vervaldata.
5.2 Naar het oordeel van het Hof moet op grond hiervan worden geoordeeld dat belanghebbende in feite tegen betaling van een eenmalige koopsom van f 400.000 een recht op een reeks van periodieke uitkeringen, aanvangende na veertien jaar of zijn vooroverlijden en lopende tot zijn overlijden of dat van zijn medeverzekerde heeft bedongen, waarbij de eerste uitkering – van f 499.448 – hoger is dan de daarop volgende uitkeringen.
5.3 Het vorenoverwogene leidt er toe dat belanghebbendes belastbaar inkomen moet worden verminderd tot € 64.352. In zoverre is het beroep van belanghebbende gegrond.
6. Kosten
Belanghebbendes proceskosten met
betrekking tot de procedure bij de Rechtbank Arnhem zijn in overeenstemming
met het Besluit proceskosten te berekenen op:
2,5 punten voor proceshandelingen (beroepschrift, repliek en verschijnen
ter zitting) maal € 322 maal 1 in verband met het gewicht van de zaak, ofwel
op € 805.
De kosten met betrekking tot de procedure bij dit Gerechtshof zijn te berekenen
op
2,5 punten voor proceshandelingen (beroepschrift, verschijnen ter zitting en
schriftelijke inlichtingen) maal € 322 maal 1 in verband met het gewicht van
de zaak, ofwel op € 805
Totaal € 1.610
7. Beslissing
Het Hof;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
- vermindert de onderhavige aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen
uit werk en woning van € 64.352;
- gelast de Staat aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van
€ 37 voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank Arnhem en het gestorte
griffierecht van € 103 voor de behandeling van het hoger beroep bij dit Hof,
te vergoeden;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag
van € 1.610 te vergoeden door de Staat.
Deze uitspraak is op gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. C.M. Ettema
en mr. G.W.J.M. Kampschöer, raadsheren. De beslissing is op dezelfde datum
in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als
griffier.
Bron: www.rechtspraak.nl
LJN-nummer: BB7512