Premie lijfrente. Lijfrenteuitkering en ANW VERVALLEN M.I.V. CPP2005/2728M
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen
Besluit van 8 december 2000, nr. CPP2000/2848M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is opnieuw uitgebracht voor de toepassing van de Wet IB 2001. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de regeling die gold voor de toepassing van de Wet IB 1964, besluit van 9 juli 1996, nr DB96/2672M. In onderliggend besluit is tevens opgenomen onderdeel B 38 en B 40 van het besluit van 30 maart 1998, nr. DB98/1230M, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 juli 1998, nr. DB98/2375M.
1. Inleiding
Met ingang van 1 juli 1996 is de Algemene nabestaandenwet in werking getreden. Als gevolg daarvan is het mogelijk dat nabestaanden na het overlijden van hun echtgenoot/partner een nabestaanden-pensioen gaan ontvangen waarvan de uitkeringen eindigen op het moment dat het jongste kind 18 jaar wordt. In de praktijk blijkt de wens te bestaan een nabestaandenvoorziening te treffen waarvan de termijnen ingaan bij het overlijden, dan wel, indien de nabestaande recht heeft op een Anw-uitkering, onmiddellijk nadat het recht op de Anw-uitkering is geëindigd.
2. Beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is aftrek mogelijk van premies ten behoeve van een zogenaamde nabestaandenlijfrente. Eén van de voorwaarden voor premie-aftrek is dat het gaat om een lijfrente waarvan de termijnen ingaan bij het overlijden van de belastingplichtige. Een lijfrente waarvan de termijnen onder omstandigheden niet ingaan bij het overlijden voldoet derhalve niet aan de wettelijke voorwaarden voor premie-aftrek.
3. Goedkeuring
Naar mijn oordeel voorzien verzekeringen als bedoeld in paragraaf 1 na de inwerkingtreding van de Anw in een maatschappelijke behoefte. Hierin heb ik aanleiding gevonden goed te keuren dat een lijfrente waarvan de termijnen ingaan bij het overlijden, dan wel, indien de nabestaande recht heeft op een Anw-uitkering, ingaan onmiddellijk nadat het recht op de Anw-uitkering is geëindigd, wordt aangemerkt als een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001.
4. Vragen en antwoorden inzake nabestaandenlijfrente en Anw-uitkeringen
a. Uitstel nabestaandenlijfrente mogelijk?
Vraag
De termijnen van een nabestaandenlijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001, komen tot
uitkering op de datum van overlijden van de verzekeringnemer/verzekerd lijf. Mogelijk bestaat er bij de betreffende nabestaanden
op dat moment nog geen behoefte aan extra inkomsten. Hebben de nabestaanden de mogelijkheid de ingangsdatum van de
nabestaandenlijfrente naar de toekomst te verschuiven, dan wel de termijnen tijdelijk op te schorten?
Antwoord
Nee. De omzetting is fiscaal niet toegestaan en zal leiden tot bijtelling van zogenoemde negatieve uitgaven voor
inkomensvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.133, eerste lid, juncto tweede lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001. Als
uitzondering hierop geldt de situatie waarin de nabestaande recht heeft op een Anw-uitkering zoals vermeld in paragraaf 3.
b. Uitstel nabestaandenlijfrente bij recht op Anw; uitstel tot de datum waarop jongste kind 18 jaar wordt
Vraag
Verzekeringstechnisch is het niet mogelijk met alle factoren waardoor een recht op Anw eindigt rekening te houden. In de
praktijk wordt dan ook veelal een Anw-hiaat lijfrente verzekerd die ingaat als het recht op Anw vervalt omdat het jongste kind de
leeftijd van 18 jaar bereikt. Is dit mogelijk?
Antwoord
Het recht op Anw kan inderdaad eindigen om redenen (bijvoorbeeld hertrouwen) die niet in verzekeringstarieven te verwerken
zijn. Om deze reden ontmoet het geen bezwaar dat de nabestaandenlijfrente, die is overeengekomen om het Anw-hiaat te dekken,
ingaat als het jongste kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Het feit dat het recht op Anw eventueel op andere gronden op
een eerder tijdstip vervalt, doet hier derhalve niet aan af.
5. Ingangsdatum
Het besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.
Terug naar indexpagina | Terug naar besluitenpagina 2001 | Terug naar overzicht Besluiten IB 2001 (niet winst) | Naar volgende besluit |