Vragen en antwoorden verzekeringen; kapitaalverzekering eigen woning (2) en overgangsrecht kapitaalverzekeringen VERVALLEN M.I.V. BESLUIT CPP2005/2727M

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen

Besluit van 29 april 2004, nummer CPP2004/476M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

In mijn besluit van 22 april 2003, nr. CPP2002/1935M *, heb ik een aantal vragen beantwoord op het gebied van de kapitaalverzekering eigen woning. Inmiddels zijn daarover en over het overgangsrecht voor kapitaalverzekeringen in box 3 diverse nieuwe vragen voorgelegd en beantwoord. Hieronder geef ik de betreffende vragen en antwoorden weer.

1. Kapitaalverzekering eigen woning voortgekomen uit pre-Brede Herwaarderingspolis; verhoging kapitaal

Vraag
Een belastingplichtige heeft een kapitaalverzekering die tot stand is gekomen vóór 1 januari 1992. De verzekering wordt op grond van Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AM, tweede lid, van de Invoeringswet Wet IB 2001 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 aangemerkt als een kapitaalverzekering eigen woning. Wordt het bedrag van de vrijstelling genoemd in artikel 3.118 van de Wet IB 2001 nog verhoogd met de waarde van de kapitaalverzekering op 1 januari 2001 indien op of na die datum het verzekerde kapitaal wordt verhoogd?

Antwoord
Nee. In Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AO, eerste lid, van de Invoeringswet Wet IB 2001 is bepaald dat de verhoging van de vrijstelling van art. 3.118 van de Wet IB 2001 slechts van toepassing is, indien het verzekerd kapitaal van de op 31 december 1991 bestaande kapitaalverzekering nadien, dat wil zeggen na 31 december 1991, niet is verhoogd. In de tekst is daarbij geen beperking opgenomen tot verhogingen die hebben plaatsgevonden vóór 2001 en er is ook geen grond om een dergelijke beperking te hanteren. Ook een verhoging van het verzekerd kapitaal – tenzij deze plaatsvond op grond van een normale en gebruikelijke optieclausule – na het jaar 2000, leidt derhalve tot verlies van de verhoging van de vrijstelling van artikel 3.118 van de Wet IB 2001.

2. Omzetting kapitaalverzekering eigen woning op basis van art. 3.119 van de Wet IB 2001. Bedrag niet rechtstreeks doorgestort naar andere verzekeraar

Vraag
Een belastingplichtige heeft zijn kapitaalverzekering bij een levensverzekeraar om willen zetten in een andere zodanige verzekering bij een andere levensverzekeraar.
Ter zake van deze omzetting is de waarde van de eerste verzekering met het oog op doorstorting naar de tweede verzekeringsmaatschappij overgeboekt op een bankrekening van een door de belastingplichtige aangewezen notaris. De notaris heeft vervolgens de waarde overgemaakt aan de nieuwe verzekeraar als premie op de nieuwe polis. In de nieuwe polis is opgenomen dat deze een voortzetting is van de polis bij de eerste verzekeraar waarbij de gehele waarde van de beëindigde verzekering is ingebracht in de nieuwe kapitaalverzekering.
Is in deze situatie sprake van een omzetting als bedoeld in art. 3.119 van de Wet IB 2001?

Antwoord
Ja. In het algemeen geldt dat slechts sprake kan zijn van voortzetting van de verzekering indien de belastingplichtige niet de beschikking heeft gekregen over de waarde van de verzekering.
Gelet op het feit dat in dit geval de gehele overdrachtswaarde van de verzekering door de notaris is ontvangen met het oog op doorstorting aan de maatschappij waarbij de belastingplichtige de kapitaalverzekering wenst voort te zetten, is de waarde van de verzekering niet aan de belastingplichtige zelf ter beschikking gesteld. Vergelijk in dit verband HR 11 september 1991, BNB 1991/284. Derhalve wordt de tweede verzekering aangemerkt als een voortzetting van de kapitaalverzekering in de zin van art. 3.119 Wet IB 2001.
Hetzelfde geldt voor omzetting van een kapitaalverzekering op grond van art. 25, vierde lid, van de Wet IB 1964 (oud).

3. Wijziging wetgeving; premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; invloed op bandbreedte kapitaalverzekeringen bij verlaging premies

Vraag
Vanaf 1 januari 2004 geldt ingevolge de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 voor werkgevers een loondoorbetalingsverplichting van twee jaar. Voorheen gold een termijn van één jaar. Als de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid van een kapitaalverzekering is gekoppeld aan de criteria van de WAO, leidt deze wetswijziging tot een verlaging van de premies voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Ingevolge artikel 3.116, zevende lid, van de Wet IB 2001 en ingevolge artikel 25, zesde lid van de Wet IB ’64 leidt dit tevens tot een verlaging van de premie voor de kapitaalverzekering. Kan in de genoemde situatie de verlaging van de premie leiden tot overschrijding van de zogenoemde bandbreedte-eis voor de premies?

Antwoord
Bij een overschrijding van de bandbreedte vervalt het recht op vrijstelling van het rente-element in de kapitaalsuitkering.

Goedkeuring
Gelet op het feit dat hier sprake is van een bijzondere omstandigheid (wetswijziging) waarop de bij de kapitaalverzekering betrokken partijen geen invloed hebben gehad, keur ik het volgende goed. Een verlaging van de premie voor de kapitaalverzekering eigen woning louter als gevolg van de bedoelde verlaging van de premie voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, wordt niet aangemerkt als een overschrijding van de bandbreedte-eis die leidt tot het verlies van de mogelijkheid van vrijstelling van de kapitaalsuitkering.

4. Wijziging wetgeving; premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid; eerbiedigende werking bij gelijkblijvende premiebetaling

Vraag
Vanaf 1 januari 2004 geldt ingevolge de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 voor werkgevers een loondoorbetalingsverplichting van twee jaar. Voorheen gold een termijn van één jaar. Als de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid van een kapitaalverzekering is gekoppeld aan de criteria van de WAO, leidt deze wetswijziging tot een verlaging van de premies voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Indien in deze situatie de contractueel verschuldigde totale premie niet wordt aangepast, heeft dit tot gevolg dat het verzekerde kapitaal van de kapitaalverzekering wordt verhoogd.
Leidt deze verhoging tot het niet meer van toepassing zijn van de bijzondere waardevrijstelling in box 3 voor bestaande kapitaalverzekeringen – onderdeel AN Invoeringswet Wet IB 2001 – en van de eerbiedigende werking van artikel 76 van de Wet IB ‘64 voor de belastingheffing over kapitaalsuitkeringen?

Antwoord
Een verhoging van het kapitaal bij leven leidt tot verlies van de vrijstelling in box 3 en van de genoemde eerbiedigende werking (behoudens indien die verhoging heeft plaatsgevonden op grond van een zogenoemde normale en gebruikelijke optieclausule).

Goedkeuring
Gelet op het feit dat hier sprake is van een bijzondere omstandigheid (wetswijziging) waarop de bij de kapitaalverzekering betrokken partijen geen invloed hebben gehad, keur ik het volgende goed. De verhoging van het kapitaal bij leven die het gevolg is van de bedoelde wijziging van de WAO, leidt niet tot verlies van de bijzondere waardevrijstelling in box 3 en van de eerbiedigende werking van artikel 76 van de Wet IB ‘64.

5. Omzetting kapitaalverzekering eigen woning i.v.m. aangaan en beëindiging van huwelijk en duurzaam gemeenschappelijke huishouding

Vraag
In de praktijk doen zich bij het aangaan en bij het beëindigen van een huwelijk en van een duurzaam gemeenschappelijke huishouding situaties voor waarbij wijzigingen in kapitaalverzekeringen eigen woning noodzakelijk zijn. Bij echtscheiding kan het er bij voorbeeld om gaan een of beide uit elkaar gaande personen in staat te stellen geheel of gedeeltelijk verder te gaan met de kapitaalverzekering. Deze wijzigingen leiden op grond van het regime van de kapitaalverzekering eigen woning vaak tot belastingheffing. Zijn er voor dit maatschappelijke knelpunt oplossingen denkbaar?

Antwoord
De in de vraagstelling genoemde wijzigingen leiden er in veel gevallen toe dat op grond van artikel 3.116, derde lid, Wet IB 2001 een kapitaalverzekering geacht moet worden integraal tot uitkering te zijn gekomen. Er kan bij voorbeeld sprake zijn van een vervreemding als bedoeld in onderdeel b van het genoemde derde lid.

Goedkeuring
Vooruitlopend op een in te dienen voorstel tot wetswijziging, keur ik goed dat in de onderhavige situaties toepassing van artikel 3.116, derde lid, Wet IB 2001 achterwege blijft voor zover de kapitaalverzekering na de relevante wijzigingen voldoet aan de voorwaarden van een kapitaalverzekering eigen woning in het tweede lid van dat artikel. In samenhang hiermee keur ik goed dat in de onderhavige situaties toepassing van artikel 3.116, derde lid, achterwege blijft indien niet meer wordt voldaan aan de kring van verzekerde personen als bedoeld in artikel 3.116, tweede lid, onderdeel c.
Op de ten gevolge van mijn goedkeuringen fiscaal geruisloze wijzigingen is artikel 3.119 Wet IB 2001 van toepassing zodat de nieuwe kapitaalverzekering in zoverre geacht wordt de voortzetting te zijn van de kapitaalverzekering die is gewijzigd. Dit beleidsstandpunt is van toepassing op alle daarin beschreven situaties die zich hebben voorgedaan met ingang van het jaar 2001.

 

-------------------------------------
* Dit moet zijn besluitnummer CPP2002/3490M