Loonheffing. Begrip regeling voor vervroegde uittreding; afgrenzing met loonstamrechten en eenmalige ontslaguitkeringen; overgangsrecht INGETROKKEN M.I.V. BESLUIT DGB2005/6722M

Directoraat-generaal Belastingdienst
Team particulieren en formeel recht

Besluit van 8 juni 2005, nr. DGB2005/3620M

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.


In het beleidsbesluit van 26 mei 2005, DGB 2005/3299M, heb ik enige richtlijnen voor de praktijk gegeven bij de uitleg van de definitie van regelingen voor vervroegde uitreding in artikel 32aa van de Wet op de loonbelasting 1964. Met deze richtlijnen heb ik invulling gegeven aan de toezegging die ik in de Eerste Kamer heb gedaan. Daarnaast heb ik in het beleidsbesluit een goedkeuring opgenomen voor stamrechten bij ontslag en eenmalige ontslaguitkeringen die voor 26 mei jl. zijn overeengekomen.

In verband met de discussie die op 30 juni a.s. in de Tweede Kamer plaatsvindt over het SER-advies inzake de WW en het ontslagrecht heb ik besloten dat, in afwijking van wat daarover is opgemerkt in het besluit DGB 2005/3299M, stamrechtregelingen bij ontslag en (rechten op) eenmalige ontslaguitkeringen tot een nader te bepalen datum niet worden aangemerkt als regelingen voor vervroegde uittreding. Tot die nader te bepalen datum is de heffing van artikel 32aa niet van toepassing op deze stamrechten en ontslagvergoedingen.