18
juli 2004
Voor het successierecht geldt een vrijstelling voor de verkrijging
van aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een lijfrente of
een periodieke uitkering bij overlijden (artikel 32, eerste lid,
ten vijfde, SW 1956). De begrippen zijn omschreven in het vierde
lid (de pensioenregeling), vijfde lid (de lijfrenteregeling) respectievelijk
het zesde lid (de periodieke uitkeringen bij overlijden) van artikel
32 van de Successiewet 1956. In het vragen- en antwoordenbesluit
van 5 juli 2004 (CPP2004/1541M) geeft de staatssecretaris van Financiën
antwoorden op aan hem voorgelegde vragen over onder meer de toepassing
van de lijfrenteregeling. Het besluit is opgenomen op de besluitenpagina
van deze site en via die pagina direct raadpleegbaar. |