Archief augustus 2017

 

Nieuwsarchief

Nieuwsarchief augustus 2017

30 augustus 2017
In de maand augustus 2017 is de volgende vakbijdrage gepubliceerd over een actueel onderwerp op het terrein van levensverzekeringen:

  • Overschrijding bandbreedte KEW bij aflopen rentevastperiode (Pensioen Advies, juli/augustus 2017, nr. 7/8).

Zie ook de vakartikelenpagina van deze website!

6 augustus 2017
Op 14 juli 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen (16/05464) in een zaak waarbij onder meer in geschil is (geweest) of de advocaatkosten van de belanghebbende, voor zover zij betrekking hadden op de toedeling van de echtelijke woning en op de spaartegoeden, op grond van artikel 3.108 Wet IB 2001 als aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen in mindering kunnen worden gebracht op belanghebbendes belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen. Aanvankelijk speelde de zaak voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (kenmerk 16/00010). Door het Hof werd als volgt geoordeeld. In artikel 3.108, eerste volzin Wet IB 2001 is bepaald dat aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen de daarop drukkende kosten zijn, voor zover zij zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die uitkeringen en verstrekkingen. In de artikelen 3.100 tot en met 3.107 Wet IB 2001 wordt omschreven wat onder belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen moet worden verstaan, inclusief de algemene en specifieke uitbreidingen daarvan, alsmede de vrijstellingen en uitgezonderde uitkeringen. Geen van deze wetsartikelen bevat een bepaling op grond waarvan vermogensbestanddelen als woningen en spaartegoeden zouden kunnen worden gekwalificeerd als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.1, lid 2, aanhef en onderdeel d Wet IB 2001. De ter zake van de toedeling van die vermogensbestanddelen in de echtscheidingsprocedure gemaakte advocaatkosten zijn volgens het Hof derhalve niet gemaakt tot verwerving, inning of behoud van uitkeringen en verstrekkingen, zodat de door belanghebbende beoogde aftrek op grond van de Wet IB 2001 niet mogelijk is. Alleen de advocaatkosten die zijn gemaakt tot behoud van de toekomstige lijfrente-uitkeringen komen voor aftrek in aanmerking. Deze kosten zijn dan ook terecht in aftrek toegelaten. Vervolgens oordeelde het Hof dat de wettelijke regeling van de aftrek van kosten van uitkeringen en verstrekkingen niet in strijd komt met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De omstandigheid dat de artikelen 3.108 en volgende van de Wet IB 2001 niet voorzien in een aftrek van kosten ter zake van verwerving, inning of behoud van de woning en de spaartegoeden – die niet als pensioenuitkeringen of anderszins als periodieke uitkeringen en verstrekkingen in de heffing worden betrokken – stoort belanghebbende volgens het Hof niet in zijn recht van eigendom. Evenmin kan volgens het Hof worden geoordeeld dat voormelde wettelijke regeling een inbreuk vormt op het recht op respect voor belanghebbendes privéleven of zijn woning, of dat sprake is van inmenging van enig openbaar gezag in de uitoefening van dit recht. In cassatie volgt de Hoge Raad het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Raad doet de zaak onder toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie af. Het arrest ia op 14 juli 2017 gepubliceerd.
De volledige uitspraak is direct te downloaden van de rechtspraakpagina IB niet-winst van deze website.

Bron: www.rechtspraak.nl

5 augustus 2017
Op 8 juni 2017 (door Advocaat-Generaal) en 14 juli 2017 (definitieve beslissing Hoge Raad) heeft de Hoge Raad antwoorden gegeven op een aantal prejudiciële vragen over een conserverende aanslag ter zake van pensioen- en lijfrenteaanspraken (zaaknummer 17/01256). Een van de door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant gestelde prejudiciële vragen is of het in de heffing betrekken bij conserverende aanslag van negatieve uitgaven bij emigratie ter zake van een lijfrenteaanspraak voor het op grond van artikel 3.136, lid 2 Wet IB 2001 bepaalde bedrag in de voorgelegde case in strijd komt met de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de uitlegging en toepassing van het Verdrag Nederland-Frankrijk (het Verdrag). Het antwoord van de Hoge Raad op deze vraag luidt als volgt: "het in de heffing betrekken bij conserverende aanslag van negatieve uitgaven bij emigratie ter zake van een lijfrenteaanspraak voor het op grond van artikel 3.136, lid 2, Wet IB 2001 bepaalde bedrag komt niet in strijd met de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de uitleg en toepassing van het Verdrag, voor zover de desbetreffende uitgaven zijn gedaan in de periode van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001 of in de periode na 15 juli 2009.". Ter zake van de in die periode gedane (premie)uitgaven heeft namelijk een voorwaardelijke aftrek gegolden. Met andere woorden, bij niet-naleving van bepaalde lijfrentevoorwaarden, zouden de in die perioden in aftrek gebrachte lijfrentepremies terug zijn genomen. Een dergelijk wettelijk regime geldt niet voor de lijfrentepremies die zijn betaald in de periode gelegen vóór 1992 en in de periode 1 januari 2001 tot en met 15 juli 2009. De aftrek van in die perioden betaalde lijfrentepremies had volgens de Raad daarom geen voorwaardelijk karakter. Bij de vaststelling van een conserverende aanslag moet derhalve compartimentering plaatsvinden, aldus de Hoge Raad. De Raad gaat daarmee een stap verder dan de Advocaat-Generaal deed in zijn conclusie van 8 juni 2017. De conclusie is op 16 juni 2017 gepubliceerd, en de beslissing van de Hoge Raad op 14 juli 2017.
De volledige uitspraak is direct te downloaden van de rechtspraakpagina IB niet-winst van deze website.

Bron: www.rechtspraak.nl

5 augustus 2017
Op 1 juni 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een (proef)procedure (AWB 16/6204) waarbij in geschil was of een kapitaalverzekering, die met een zogenoemd 'verkort aanvraagformulier' is aangevraagd, op grond van het gelijkheidsbeginsel moet worden geacht vóór 1 januari 1992 tot stand te zijn gekomen waardoor op deze kapitaalverzekering de wetgeving van vóór 1992 van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat in casu het gelijkheidsbeginsel er niet toe leidt dat de kapitaalverzekering vóór 1 januari 1992 tot stand is gekomen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt volgens de rechtbank, aangezien de door de belanghebbende aangedragen gevallen - de kapitaalverzekeringen waarin een verkorte aanvraagformulier is ingediend en de kapitaalverzekeringen, zoals die van eiser, waarin een standaard aanvraagformulier is ingediend - civielrechtelijk gezien niet op hetzelfde tijdstip tot stand zijn gekomen, zodat van gelijke gevallen geen sprake is. Nu de betreffende verzekeringsmaatschappij het standaard aanvraagformulier van eiser na 1 januari 1992 heeft ontvangen, is de kapitaalverzekering van eiser na 1 januari 1992 tot stand gekomen. Het rentebestanddeel in de kapitaalsuitkering is derhalve terecht belast. De uitspraak is op 5 juli 2017 gepubliceerd.
De volledige uitspraak is direct te downloaden van de rechtspraakpagina IB niet-winst van deze website.

Bron: www.rechtspraak.nl

5 augustus 2017
Op 17 juli 2017 is de eerste Nieuwsbrief Loonheffingen 2018 van de Belastingdienst gepubliceerd en tevens via deze website downloadbaar gemaakt. In de nieuwsbrief vindt u informatie over de nieuwe regels vanaf 1 januari 2018 voor het inhouden en betalen van loonheffingen, onder meer over de vanaf dat moment geldende AOW- en pensioenleeftijd.
De volledige nieuwsbrief is direct te downloaden van de renseignerings- en inhouding LB-pagina van deze website.

Bron: www.belastingdienst.nl/loonheffingen

4 augustus 2017
In de maand juli 2017 is de volgende vakbijdrage gepubliceerd over een actueel onderwerp op het terrein van levensverzekeringen:

  • Overschrijding bandbreedte bij aflopen rentevastperiode op aan kapitaalproduct gekoppelde hypotheek (Pensioen Alert, juli 2017, nr. 6).

Zie ook de vakartikelenpagina van deze website!

In deze rubriek zijn de oude nieuwsberichten op levensverzekeringsgebied opgenomen van augustus 2017.