Archief mei 2018

 

Nieuwsarchief

Nieuwsarchief mei 2018

27 mei 2018
Op 24 april 2018 heeft het verwijzingshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan (nr. 17/00591) in een procedure waarbij volgens onderdeel 3 van de uitspraak (Het geschil) in geschil was of de heffing over de lijfrente-uitkering op grond van het Belastingverdrag tussen Nederland en de VS is toegewezen aan de VS of aan Nederland. Uit de feiten blijkt dat het niet gaat om een lijfrente-uitkering maar om een (loon)stamrechtuitkering. Dit terzijde, maar niet geheel onbelangrijk. In de zaak speelde het volgende. Belanghebbende X heeft een internationaal arbeidsverleden. Zo heeft hij onder andere, in de periode april 1997 tot en met september 2001, in de VS gewerkt en gewoond. In oktober 2010 is X teruggekeerd naar Nederland en heeft hij zich in de GBA van een Nederlandse gemeente laten inschrijven. Bij overeenkomst van 1 november 2010 is het dienstverband tussen X en zijn werkgever met ingang van 12 november 2010 beëindigd. In verband daarmee heeft X een ontslagvergoeding toegekend gekregen welke hij onder gebruikmaking van de loonstamrechtvrijstelling van artikel 11, lid 1, onderdeel g Wet LB 1964 als koopsom voor een stamrecht heeft ondergebracht bij een door hemzelf opgerichte stamrecht-BV. Die BV heeft aan X in september 2011 een uitkering uit hoofde van het stamrecht gegaan. Hierop is loonheffing ingehouden. Het Hof Den Bosch dat uitspraak deed op 1 april 2016 (nr. 14/01039), oordeelde dat het bedongen stamrecht kwalificeert als een lijfrente als bedoeld in artikel 19, lid 1 van het Belastingverdrag met de VS. Het heffingsrecht komt toe aan Nederland. Tegen de uitspraak van het hof is X in cassatie gegaan. In zijn arrest van 19 mei 2017, nr. 16/02463, oordeelde de Hoge Raad dat, gelet op de definitie van ‘lijfrente’ in artikel 19 van het Verdrag met de VS, daartoe niet kan worden gerekend het recht op periodieke uitkeringen dat een (ex-)werknemer in het kader van de beëindiging van de dienstbetrekking heeft verkregen van zijn (ex-)werkgever. Dat heeft ook te gelden in het geval dat de (ex-)werkgever de verplichting tot het doen van die periodieke uitkeringen tegen betaling heeft overgedragen aan een derde, ook indien – zoals in het geval van X – die derde een zogenaamde stamrecht-BV is die door de (ex-) werknemer zelf is opgericht. Met zijn oordeel dat het door X in de maand september 2011 ontvangen bedrag een uitkering is uit een lijfrente als bedoeld in artikel 19 van het Verdrag met de VS, heeft het Hof Den Bosch dit miskend. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof Den Bosch, oordelend als voormeld, niet in zijn beoordeling heeft betrokken de stelling van de inspecteur dat de uitkering soortgelijk is aan een pensioenuitkering en dat artikel 19 van het Belastingverdrag met de VS om die reden de belastingheffing toewijst aan de woonstaat Nederland. De Hoge Raad verwijst de zaak daarom naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor een nadere beoordeling van de aard van de uitkering en geeft nog mee dat als naar het oordeel van het verwijzingshof geen sprake mocht zijn van pensioen, dat hof voorts moet onderzoeken of Nederland over de uitkering kan heffen op grond van artikel 16 van het Belastingverdrag met de VS. Onderzocht moet dan worden of de ontslagvergoeding ten laste is gekomen van een Nederlandse werkgever van X en niet is doorbelast naar de VS. Het Hof Arnhem-Leeuwarden ‘omzeilt’ de door de Hoge Raad opgelegde eerste onderzoeksopdracht en beoordeelt de aard van de uitkering niet. In het kader van de tweede onderzoeksopdracht stelt het hof vast dat de ontslagvergoeding ten laste is gekomen van een Nederlandse werkgever, maar dat deze niet is doorbelast naar de VS. Het hof volgt daarmee de gemotiveerde stelling van de inspecteur. Het hof concludeert op basis van onder meer het vorenstaande ten slotte dat de heffing over de “lijfrente-uitkering” aan Nederland is toegewezen. Het hof sluit af met de opmerking dat de vraag of de uitkering soortgelijk is aan een pensioenuitkering in de zin van artikel 19 van het Belastingverdrag met de VS geen beantwoording behoeft.
De volledige uitspraak is direct te downloaden van de rechtspraakpagina internationaal van deze website.

Bron: www.rechtspraak.nl

19 mei 2018
De afgelopen maand zijn de volgende vakbijdragen gepubliceerd over actuele onderwerp op het terrein van levensverzekeringen:

  • Kapitaalverzekeringen: Attentiepunten en fiscaliteiten. Aandachtspunten bij wijzigingen en omzetttingen (Pensioen Advies, mei 2018, nr. 5)
  • Attentiepunten bij aanwending oudedagsverplichting voor lijfrente (Pensioen Alert, mei 2018, nr. 4).

Zie ook de vakartikelenpagina van deze website!

7 mei 2018
Begin april 2018 is op www.belastingdienst.nl een nieuwe versie gepubliceerd van het document 'Verdragsstaten IB Niet-ingezetenen’ (versie januari 2018). Dit document bevat een overzicht waarin per door Nederland met een ander land gesloten belastingverdrag (ter voorkoming van dubbele heffing) is aangegeven aan welk land het heffingsrecht ter zake van een bepaalde inkomsten(bron) is toegewezen een en ander bekeken vanuit een buitenlands belastingplichtige die inkomsten ontvangt uit een Nederlandse bron. Dit overzicht is onder meer van belang bij de internationale aspecten inzake periodieke lijfrente-uitkeringen en afkoopsommen van lijfrenten. Zie hiervoor onder andere paragraaf 3 van het document.
Aan het begin van april 2018 is ook een nieuwe versie gepubliceerd van het document 'Verdragsstaten IB Ingezetenen’ (versie van februari 2018). Dit document bevat een vergelijkbaar overzicht per gesloten verdrag maar dan bekeken vanuit een binnenlands belastingplichtige. Het document kan dus als naslagwerk dienen voor de aangiften IB van binnenlands belastingplichtigen waarbij sprake is van inkomstenbestanddelen afkomstig uit het buitenland.

Zie ook de nieuwe internationaalpagina van deze website!

In deze rubriek zijn de oude nieuwsberichten op levensverzekeringsgebied opgenomen van mei 2018.