Archief juni 2017

 

Nieuwsarchief

Nieuwsarchief juni 2017

17 juni 2017
Op 14 juni 2017 zijn op www.belastingdienstpensioensite.nl (website van het CAP van de Belastingdienst) drie nieuwe vragen en antwoorden over de uitfasering van PEB gepubliceerd. Het gaat om de nummers 17-026, 17-030 en 17-032. Daarnaast is een reeds bestaand vraag en antwoord opnieuw uitgebracht (nr. 17-023). De op de website van het CAP gepubliceerde V&A's geven antwoord op diverse praktijkvragen. Op deze website, de Fiscale site Levensverzekeringen, is vandaag een bundel geplaatst met alle tot op heden gepubliceerde vragen op het terrein van uitfasering van PEB, naar de stand van zaken per 14 juni 2017.
De bundel met VenA's is direct te raadplegen en tevens te downloaden van de FAQ's en helpdeskvragenpagina van deze site.

Bron: http://www.belastingdienstpensioensite.nl

12 juni 2017
Op 19 mei 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen in een zaak waarbij de Raad zich heeft uitgelaten over de heffingsbevoegdheid ter zake van de afkoopsom van een loonstamrecht dat bij ontslag is toegekend door een werkgever in Nederland, terwijl de ontslagvergoeding (mede) betrekking heeft op de periode waarin de (ex-)werknemer in de Verenigde Staten van Amerika (VS) werkzaam was (nr. 16/02648). Belanghebbende heeft ruim 30 jaar in de VS gewoond en aldaar in dienstbetrekking gewerkt voor een concern. Eind 2011 is belanghebbende naar Nederland verhuisd. Vanaf eind 2011 tot begin 2012 is hij in dienstbetrekking geweest bij een Nederlandse dochteronderneming van het betreffende concern. In 2012 is belanghebbende ontslagen. Daarbij heeft hij een ontslagvergoeding gekregen in de vorm van een loonstamrecht. Onder gebruikmaking van de loonstamrechtvrijstelling (art. 11, lid 1, ond. g Wet LB 1964) werd de ontslagvergoeding ondergebracht bij een daartoe opgerichte stamrecht-BV. In 2014 heeft belanghebbende het loonstamrecht afgekocht. Op de afkoopsom werd loonheffing ingehouden. Volgens de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 15/3918) was bij afkoop sprake van een louter nationale situatie waarop het belastingverdrag Nederland - Verenigde Staten niet van toepassing is. Tegen de uitspraak is belanghebbende in (sprong)cassatie gegaan. Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van de rechtbank blijk van een onjuiste rechtsopvatting en heeft de rechtbank miskend dat van belang is dat de afkoopsom van het stamrecht zijn oorsprong vindt in een ontslagvergoeding die binnen het bereik valt van dat verdrag. Het gaat in deze zaak om een ontslagvergoeding die is toegekend aan een inwoner van Nederland door een in Nederland gevestigde werkgever, welke (mede) betrekking heeft op de periode waarin deze werknemer in de VS werkzaam was. Voorts oordeelt de Hoge Raad dat, indien en voor zover de ontslagvergoeding niet ten laste is gekomen van een werkgever die inwoner is van de VS (of van een vaste inrichting of vast middelpunt van die werkgever in de VS), de band van die vergoeding met het arbeidsverleden in de VS onvoldoende is om te kunnen oordelen dat de ontslagvergoeding een beloning vormt voor de uitoefening van de dienstbetrekking in de VS. Op basis van de gedingstukken concludeert de Raad dat de door de werkgever in Nederland toegekende ontslagvergoeding niet is doorbelast aan de (ex-)werkgever in de VS en dat de belastingheffing over de afkoopsom is toegewezen aan Nederland. Het arrest is op 19 mei 2017 gepubliceerd.
Het volledige arrest is direct te downloaden van de rechtspraakpagina Wet LB 1964 van deze website.

Bron: www.rechtspraak.nl

11 juni 2017
Op 19 mei 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen in een zaak waarbij de Raad zich heeft uitgelaten over de belastingheffing over een uitkering uit een stamrecht dat is verkregen wegens ontslag uit een in de Verenigde Staten van Amerika (VS) uitgeoefende dienstbetrekking (nr. 16/02463). Belanghebbende heeft circa 13 jaar in de VS gewoond en aldaar in dienstbetrekking gewerkt. In 2010 is die dienstbetrekking beëindigd. Belanghebbende is na zijn ontslag in Nederland gaan wonen. Belanghebbende heeft een ontslagvergoeding gekregen in de vorm van een koopsom voor een loonstamrecht. Onder gebruikmaking van de loonstamrechtvrijstelling (art. 11, lid 1, ond. g Wet LB 1964) werd de ontslagvergoeding ondergebracht bij een daartoe opgerichte stamrecht-BV. In 2011 heeft de stamrecht-BV een eerste uitkering uit hoofde van het stamrecht gedaan. Hierop werd loonheffing ingehouden. Volgens het Hof Den Bosch (nr. 14/01039) komt het heffingsrecht over de stamrechtuitkering toe aan Nederland omdat sprake is van een lijfrente in de zin van artikel 19 van het belastingverdrag Nederland - Verenigde Staten. In aansluiting hierop concludeerde de A-G van de Hoge Raad tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (nr. CPG 16/02463). De Hoge Raad is het niet eens met het oordeel van het hof. De Raad oordeelt dat tot een lijfrente in de zin van genoemd artikel niet kan worden gerekend het recht op periodieke uitkeringen dat een (ex-)werknemer in het kader van de beëindiging van de dienstbetrekking heeft verkregen van zijn (ex-)werkgever. De uitspraak van het hof kan niet in stand blijven en de zaak wordt verwezen voor een nadere beoordeling van de aard van de in 2011 gedane uitkering. Het arrest is op 19 mei 2017 gepubliceerd.
Het volledige arrest en de hofuitspraak zijn direct te downloaden van de rechtspraakpagina Wet LB 1964 van deze website.

Bron: www.rechtspraak.nl

10 juni 2017
De uitfasering van pensioen in eigen beheer (PEB) is op 1 april 2017 in werking getreden. Op www.belastingdienstpensioensite.nl is onder meer de nodige informatie te vinden over de uitfasering van PEB. Op 1 april 2017 zijn de eerste 19 VenA's met standpunten van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst inzake het uitfaseren van PEB op die website gepubliceerd. De V&A's geven antwoord op diverse praktijkvragen. De meest recente VenA's inzake de uitfasering van PEB zijn op 2 juni 2017 op die website geplaatst. Tijd voor een overzicht!
Op deze website is vandaag een bundel geplaatst met alle tot op heden gepubliceerde vragen op het terrein van uitfasering van PEB.
De bundel met
VenA's is direct te raadplegen en tevens te downloaden van de FAQ's en helpdeskvragenpagina van deze site.

Bron: http://www.belastingdienstpensioensite.nl

10 juni 2017
In de maand juni 2017 is de volgende vakbijdrage gepubliceerd over een actueel onderwerp op het terrein van levensverzekeringen:

  • Tijdklemmen bij álle kapitaalproducten definitief vervallen (Pensioen Alert, juni 2017, nr. 5).

Zie ook de vakartikelenpagina van deze website!

8 juni 2017
Op 18 januari 2017 heeft het Gerechtshof Den Haag zich uitgelaten over een zaak waarin bij het opleggen van de aanslag IB/PVV ter zake van de afkoop van een Brede Herwaarderingslijfrente in 2014 revisierente in rekening is gebracht (BK-16/00366). In hoger beroep was in geschil of bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 terecht revisierente in rekening is gebracht ter zake van een in 1995 gesloten lijfrenteverzekering. Meer specifiek is in geschil:
1. of de regeling inzake het in rekening brengen van revisierente in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het Eerste Protocol);
2. (bij ontkennende beantwoording van deze eerste vraag) of het in rekening brengen van revisierente in strijd is met het verdragsrechtelijke gelijkheidsbeginsel.
Het Hof overweegt dat de revisierente naar de bedoeling van de wetgever een (rente)vergoeding is voor het feit dat de belasting over de premies én het behaalde rendement pas op een (veel) later tijdstip is verschuldigd dan ingeval de lijfrente van begin af aan als een niet gefaciliteerd spaarproduct zou zijn behandeld. Het Hof is voorts van oordeel dat van de wettelijke regeling van de revisierente niet kan worden gezegd dat zij elke redelijke grond ontbeert. Het Hof is bovendien van mening dat belanghebbende niet is getroffen door een individuele en buitensporige last. Het Hof wijst het beroept op het gelijkheidsbeginsel af en overweegt daartoe dat belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat andere belastingplichtigen die feitelijk en juridisch in dezelfde omstandigheden verkeren als belanghebbende wat betreft het in rekening brengen van revisierente gunstiger zijn behandeld dan belanghebbende en evenmin dat enerzijds belanghebbende en anderzijds belastingplichtigen die in fiscaal opzicht feitelijk en juridisch niet met hem vergelijkbaar zijn, wat betreft het in rekening brengen van revisierente niet naar de mate van hun ongelijkheid ongelijk zijn behandeld. De uitspraak is op 31 mei 2017 gepubliceerd.
De volledige uitspraak is direct te downloaden van de rechtspraakpagina IB niet-winst van deze website.

Bron: www.rechtspraak.nl

In deze rubriek zijn de oude nieuwsberichten op levensverzekeringsgebied opgenomen van juni 2017.