30 januari 2019
Op 8 november 2018 heeft de A-G van de Hoge Raad conclusie (18/00136) genomen in een zaak waarbij in geschil is of belanghebbende in 2013 recht heeft op verrekening van de door de lijfrenteaanbieder in 2015 aangekondigde inhouding van loonbelasting en premies volksverzekeringen ter zake van de - in verband met de overschrijding van de wettelijke uitvoeringstermijn aangenomen - (fictieve) afkoop van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule met de door hem in 2013 verschuldigde inkomstenbelasting. De lijfrenteaanbieder heeft belanghebbende geïnformeerd dat ten onrechte loonheffing is achterhouden en dat dit bedrag aan belanghebbende zal worden uitgekeerd. Het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde in zijn uitspraak van 28 november 2017 (BK 17/00399) dat de fictief afgekochte aanspraak op lijfrente niet is aan te merken als loon op grond van de Wet LB 1964 en niet aan de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen is onderworpen. Het door de lijfrenteaanbieder achtergehouden bedrag kan naar het oordeel van het hof reeds daarom niet worden aangemerkt als geheven loonheffing in de zin van artikel 27, lid 1, Wet LB 1964. A-G Niessen oordeelt dat nu in casu sprake is van een fictieve afkoop van de kapitaalverzekering met lijfrenteclausule in verband met overschrijding van de wettelijke uitvoeringstermijn als bedoeld in artikel 3.133, lid 3 Wet IB 2001 (van overeenkomstige toepassing op zo'n oud-regimelijfrente ingevolge onderdeel O, lid 6 Invoeringswet Wet IB 2001) geen sprake is van een afkoopsom die is onderworpen aan de inhouding van loonbelasting. A-G Niessen merkt op dat ingevolge artikel 27, lid 5, Wet LB 1964 een inhoudingsplichtige lijfrenteaanbieder (slechts) verplicht is de in een tijdvak ingehouden belasting op aangifte af te dragen. Nu in casu geen sprake is van ingehouden loonbelasting, was de lijfrenteaanbieder niet verplicht het ingehouden bedrag aan de Belastingdienst af te dragen. A-G Niessen meent dat slechts geheven loonbelasting met de aanslag in de inkomstenbelasting kan worden verrekend. Nu in casu geen sprake is van geheven loonbelasting, maar van achtergehouden bedragen, kan belanghebbende dat bedrag niet verrekenen met zijn aanslag inkomstenbelasting. De conclusie is op 11 januari 2019 gepubliceerd.
De volledige conclusie en de hofuitspraak zijn direct
te downloaden vande rechtspraakpagina IB niet-winst van deze website.
Bron: www.rechtspraak.nl
30 januari 2019
Op 17 maart 2018 heeft een belastingplichtige de Nationale Ombudsman benadert over de afwijzing van de saldoverklaring en over de afhandeling van de klacht hierover. Hij voelt zich door de Belastingdienst niet serieus genomen. Wat aan het contactleggen met de Nationale Ombudsman vooraf ging is het volgende. De man heeft in 1991, 1992 en 1994 premies betaald op een lijfrenteverzekering. Hij heeft gesteld dat hij toen per abuis geen belastingaftrek heeft geclaimd. Om die reden heeft de man de Belastingdienst gevraagd om afgifte van een saldoverklaring (inzake niet-afgetrokken premies). De inspecteur heeft het verzoek afgewezen omdat de man geen kopie kon overleggen van zijn definitieve aanslagen over die jaren. De man wilde weten of zo een kopie echt nodig is. Hij belde de Belastingtelefoon twee keer. Beide keren vertelde de medewerker van de Belastingtelefoon dat dit (in principe) niet nodig is. Met geluidsopnamen van deze gesprekken klaagde de man bij de Belastingdienst over het niet verstrekken van de saldoverklaring. De Belastingdienst achtte de klacht ongegrond. Daarop heeft de man de Nationale Ombudsman gevraagd om zich hierover uit te spreken. Om in aanmerking te komen voor een saldoverklaring moet de man zijn (aftrek)verzuim voldoende aannemelijk maken. Daarvoor is het nodig dat hij inzicht geeft in zijn heffingssituatie van de betreffende jaren. Alleen een kopie van de oude IB-aangiften is daarvoor niet genoeg. De Nationale Ombudsman vindt het onder deze omstandigheden redelijk dat de inspecteur ook een kopie van de definitieve aanslagen heeft gevraagd en bij gebrek daarvan geen saldoverklaring heeft afgegeven. De klacht hierover acht de Nationale Ombudsman dan ook ongegrond. Vervolgens oordeelt de Nationale Ombudsman als volgt. Uit de geluidsopnamen blijkt duidelijk dat de Belastingtelefoon de man twee keer verkeerd heeft geïnformeerd over de bewijslast, ondanks het feit dat het belscript van de Belastingtelefoon en de website van de Belastingdienst het juiste antwoord geven. In de eigen klachtafhandeling heeft de Belastingdienst deze tekortkoming niet erkend. Daarmee is de Belastingdienst tekortgeschoten in de telefonische informatieverstrekking en in de juiste afhandeling van de klacht. De klacht hierover is volgens de Nationale Ombudsman gegrond wegens schending van het vereiste van goede informatieverstrekking respectievelijk het vereiste van professionaliteit. Het rapport van de Nationale Ombudsman is op 10 januari 2019 gepubliceerd.
De volledige rapportage is direct
te downloaden van de rechtspraakpagina IB niet-winst van deze website.
Bron: www.rechtspraak.nl
29 januari 2019
Op 29 november 2018 heeft de A-G van de Hoge Raad conclusie (17/05027) genomen in een zaak waarbij aan de orde is of de tot 1 januari 2014 geldende loonstamrechtvrijstelling zoals destijds was opgenomen in artikel 11, lid 1, onderdeel g Wet LB 1964 van toepassing is op een in 2014 toegekende ontslagvergoeding. In zijn uitspraak van 14 september 2017 (BK 16/03482) oordeelde het Gerechtshof Den Bosch dat uit de betreffende wettekst volgt dat de loonstamrechtvrijstelling alleen in geval de schadevergoeding is genoten voor het vervallen van de stamrechtvrijstelling op 1 januari 2014, zelfstandig op de schadevergoeding van toepassing kan zijn. Het hof heeft geoordeeld dat de schadevergoeding niet rentedragend in de zin van artikel 13a Wet LB 1964 is als de rente pas tegelijk met de vordering komt vast te staan en ook pas dan vorderbaar en inbaar wordt. Naar het oordeel van het hof is ook overigens geen genietingsmoment in 2013 aan te wijzen. Dit betekent volgens het hof dat bedoelde loonstamrechtvrijstelling slechts van toepassing kan zijn op grond van de overgangsregeling van artikel 39f Wet LB 1964. Het hof heeft overwogen dat de belanghebbende in kwestie op 31 december 2013 nog geen aanspraak had op het bedrag van de schadevergoeding zodat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 39f, lid 1, Wet LB 1964 dat sprake moet zijn van een op 31 december 2013 bestaande en bepaalbare aanspraak. Het hof oordeelde vervolgens dat die overgangsregeling niet in strijd is met artikel 14 EVRM. Het hof heeft belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen. A-G Niessen meent in zijn conclusie dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de schadevergoeding niet rentedragend in de zin van artikel 13a Wet LB 1964 is geworden op het moment dat de wettelijke rente verschuldigd is. Met het hof is de A-G ook van oordeel dat de overgangsregeling van artikel 39f Wet LB 1964 niet van toepassing is op de door belanghebbende ontvangen schadevergoeding omdat de aanspraak op periodiek uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon op 31 december 2013 niet voldoende bepaald of bepaalbaar was. De conclusie van de A-G strekt ertoe dat het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond dient te worden verklaard. De conclusie is op 18 januari 2019 gepubliceerd.
De volledige conclusie en de hofuitspraak zijn direct
te downloaden van de rechtspraakpagina Loonbelasting van deze website.
Bron: www.rechtspraak.nl
27 januari 2019
Vandaag is de vakartikelenpagina van deze website bijgewerkt naar de laatste stand van zaken inzake vakartikelen. De afgelopen maand is de volgende vakbijdrage gepubliceerd
over actuele onderwerp op het terrein van levensverzekeringen:
- Handreiking voor interpretatie begrip RVU (Pensioen Alert, januari 2019, nr. 1).
Zie ook de vakartikelenpagina van deze website!
21 januari 2019
Nederland heeft met een groot aantal landen belastingverdragen gesloten ter voorkoming van dubbele heffing van directe belastingen (onder andere inkomstenbelasting en dividendbelasting). Ook heeft Nederland verdragen afgesloten waarin de uitwisseling van fiscale informatie wordt geregeld. In een overzicht dat op de website van de Rijksoverheid is opgenomen, zijn niet alleen belastingverdragen opgenomen, maar ook andere regelingen, zoals de Belastingregeling voor het Koninkrijk. Het verdragenoverzicht wordt elk kwartaal bijgewerkt.
Een verdagenoverzicht per 1 januari 2019 is
direct te downloaden via de Internationaalpagina van deze site.
Bron: https://www.rijksoverheid.nl/documenten
6
januari 2019
Vandaag
is de site bijgewerkt met - een selectie van - de officiële
teksten met betrekking tot het jaar 2019 van de volgende wetten
en aanpalende regelgeving:
- de Wet IB
2001
- de Invoeringswet
Wet IB 2001
- het Uitvoeringsbesluit
Wet IB 2001 &
- de Uitvoeringsregeling
Wet IB 2001
De teksten zijn
direct - in PDF-formaat - te raadplegen via de wettekstenpagina van deze site.
4 januari 2019
Vandaag is de vakartikelenpagina van deze website bijgewerkt naar de laatste stand van zaken inzake vakartikelen. De afgelopen maand zijn de volgende vakbijdragen gepubliceerd
over actuele onderwerp op het terrein van levensverzekeringen:
- Compartimentering bij conserverende aanslagen. Wat is het eigenlijk en hoe zou het moeten uitwerken bij lijfrenten? (Vermogende Particulieren Bulletin, december 2018, nr. 12);
- Ontslagstamrecht voor verwezenlijking vatbaar (Pensioen Alert, december 2018, nr. 10).
Zie ook de vakartikelenpagina van deze website!
4 januari 2019
Op 22 juni 2018 heeft de Hoge Raad geoordeeld (kenmerk 16/06236) dat het bij de beoordeling of een regeling een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) is, als bedoeld in artikel 32ba Wet LB 1964 (Wet LB), gaat om de objectieve voorwaarden en kenmerken van de regeling. In genoemd arrest schetst de Hoge Raad een kader aan de hand waarvan de RVU-toets voor elke soort vertrekregeling kan worden uitgevoerd. Dit kader ziet er als volgt uit:
-
Allereerst wordt getoetst aan de objectieve voorwaarden van een vertrekregeling;
-
Als op basis van de objectieve voorwaarden sprake kan zijn van een RVU, dan vindt op individueel niveau nog een toets plaats op basis van de objectieve kenmerken van de regeling.
In vervolg op het genoemde arrest van de Hoge Raad heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst op 28 december 2018 een handreiking voor de interpretatie van het begrip RVU gepubliceerd op www.belastingdienstpensioensite.nl. In de handreiking wordt eerst het arrest kort besproken, alsmede de gevolgen daarvan voor de praktijk. Vervolgens wordt het hierboven geschetste kader nader toegelicht.
De handreiking is direct te raadplegen en tevens te downloaden van de FAQ's en helpdeskvragenpagina van deze site.
Bron: http://www.belastingdienstpensioensite.nl
3 januari 2019
Op 11 december 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan (kenmerk 18/00368) in een zaak waarbij in geschil was of de maandelijks in januari tot en met augustus 2014 door een belastingplichtige ontvangen uitkeringen uit een ontslagstamrecht voor 80% (tijdelijke regeling ex artikel 39f, lid 3 Wet LB 1964, tekst 2014) of voor 100% in de loonheffing moeten worden betrokken. De inspecteur heeft die uitkeringen in volle omvang in de heffing van de IB/PVV voor 2014 betrokken. Het Hof is van oordeel dat uit de wetsgeschiedenis inzake artikel 39f blijkt dat de wetgever met de bepaling in het derde lid van dat artikel een fiscale stimulans heeft willen geven voor situaties waarin door volledige afkoop van het ontslagstamrecht uitkeringen worden ontvangen op een eerder tijdstip dan uit de stamrechtovereenkomst volgt. Daarvan is slechts sprake bij ontvangst van de (volledige) afkoopwaarde. Daarbij moet het in de Wet LB gebruikte ‘ineens’ worden uitgelegd als: in één keer, hetgeen een uitkering in termijnen uitsluit. De wetgever heeft toepassing van de faciliteit op de volgens de stamrechtovereenkomst periodiek uit te keren bedragen (reguliere termijnen) en gevallen van gedeeltelijke afkoop hierbij nadrukkelijk afgewezen omdat in die situaties van vervroegde uitkering van het stamrecht niet of nauwelijks zou kunnen worden gesproken. Vervolgens wijst het Hof erop dat de faciliteit is opgenomen in de Wet LB, uit welke wet voortvloeit dat van iedere in 2014 uit het stamrecht ontvangen uitkering op het tijdstip van uitbetaling moet worden beoordeeld of de 80%-regeling van toepassing is. Bij ontvangst van de in de maanden januari tot en met augustus uitgekeerde bedragen was van volledige afkoop nog geen sprake, zodat daarop die regeling niet kon worden toegepast. Volgens het Hof zijn de in de maanden januari tot en met augustus 2014 ontvangen stamrechtuitkeringen terecht volledig tot het loon gerekend en heeft de inspecteur die uitkeringen terecht in volle omvang in de heffing van de IB/PVV voor 2014 betrokken. De uitspraak is op 21 december 2018 gepubliceerd.
De volledige uitspraak is direct
te downloaden van de rechtspraakpagina Loonbelasting van deze website.
Bron: www.rechtspraak.nl
3 januari 2019
Op 28 december 2018 is het besluit met de titel 'Pensioenen; verzamelbesluit diverse onderwerpen' (2018-28514) inzake de loonheffingen en inkomstenbelasting in de Staatscourant geplaatst. Dit besluit is een actualisering van besluitnummer 2017-126948. In onderdeel 2.3. zijn de voorwaarden voor vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw tot 10 jaar na ontslag opgenomen. Onderdeel 2.3.1. gaat over de vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw na het beëindigen van de dienstbetrekking door een werknemer. Het nieuw toegevoegde onderdeel 2.3.2. heeft betrekking op de vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw door een IB-ondernemer of resultaatgenieter na het beëindigen van de arbeidsverhouding op grond waarvan werd deelgenomen aan een bedrijfstak- of beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, lid 2, onderdeel b Wet IB 2001.
Het geactualiseerde beleidsbesluit is direct te downloaden via de besluitenpagina Loonbelasting van deze site.
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/
2 januari 2019
Op 21 december 2018 is het besluit met de titel 'Vrijstellingen. Omzetting, fusie of taakafsplitsing' (2018-194402) inzake de schenk- en erfbelasting in de Staatscourant geplaatst. Dit besluit is een actualisering van besluitnummer BLKB2012/417M. Onderdeel 9 gaat over de lijfrentevrijstelling zoals bedoeld in artikel 32, lid 1, onderdeel 5e Successiewet 1956. Dit onderdeel is aangepast. Hierbij is verduidelijkt in welke gevallen de aanpassing of omzetting van een lijfrentecontract invloed heeft op de toepassing van de lijfrentevrijstelling.
Het geactualiseerde beleidsbesluit is direct te downloaden via de besluitenpagina Succesiewet 1956 van deze site.
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/
1 januari 2019
Op 21 december 2018 heeft de Belastingdienst op haar website de meest recente Nieuwsbrief loonheffingen gepubliceerd, uitgave 3. In deze nieuwsbrief vindt u informatie over de nieuwe regels voor het inhouden en betalen van de loonheffingen vanaf 1 januari 2019. Meer specifiek is in deze nieuwsbrief informatie te vinden over de volgende onderwerpen: de AOW-leeftijd per 1 januari 2019 en de afkoopkorting voor pensioen in eigen beheer in 2019.
Het integrale PDF-document is direct
te downloaden van de renseignerings- en inhouding LB-pagina van deze website.
Bron: www.belastingdienst.nl/loonheffingen |